dinsdag 27 maart 2012

Geluk is

Mij vervulde het zeker van blijdschap als ik haar totale ontspanning zag,  haar hoorde lachen en zacht kreunen. Ik dacht een weinig bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, vooral ook creatieve dingen, lekker een beetje vrijen of gewoon met z’n tweetjes chillen voor de tv. Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld was buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw Carola was, dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en gingen werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddag.
Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden, dacht ik. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.
En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa…..een soort wedstrijd maakte ik er van.  Een wedstrijd die ik om de een of andere, mij onduidelijke reden maar niet leek te kunnen winnen.
Met groot élan liet ik de jongens met van alles en nog wat kennis maken; duizend en een dingen deed ik met ze. Eerlijk gezegd werden zowel ik, als ‘the boys’ daar af en toe tureluurs en chagrijnig van.  Terwijl het mij er alleen maar omging om de jongens een beetje geluk en wijsheid mee te geven.
Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben zij ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden de jongens hem al op zondag, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar als volwassen man alleen, voor de prijs van drie,  bij de grandioze poppenspeler Jozef Vandenberg of bij Frank Groothoff, die weer een of andere opera voor de jeugd had verknipt. Tot op de dag van vandaag hebben mijn zonen de pest aan theater en daar ben ik niet echt blij mee.
Ik was een tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet; maar blijheid is altijd weer zo snel verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn meissie Carool ook graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waarde blijdschap rondom ons; geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam zij mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. 
‘Dat neem ik je niet kwalijk, knul, ik zorg wel voor mijn eigen geluk.’ voegde Carola er monter aan toe. ‘Geluk is!  Met iets duurzaams en alomvattends als geluk is de rol van de ander vrijwel nihil. Doe als ik: koester je eigen geluk, jongen. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is. Komt allemaal goed, zeker weten. ’ 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten