dinsdag 27 juli 2021

HUISDIER

Je moet een huisdier nemen, krijg ik met regelmaat te horen, als ik zeg dat ik me niet altijd zo happy voel met mijn status van alleenstaande.  Vandaag kreeg ik dat weer te horen; ditmaal kwam het van Fred, een oude vriend van school, die ik lange tijd uit het oog was verloren. Hij bekommerde zich kennelijk  enigszins om mij.

‘Wat voor beest zou jij mij dan  aanraden, Fred?  Ik woon in een flat op vijf hoog in een twee-kamerwoning …. Ik trek er, ijs en weder dienende, dagelijks op uit …..wandelen, fietsen, naar het theater, de bios en ik wil er een paar keer per jaar wel enkele dagen op uit om, in een leuke omgeving,  ergens in Nederland met een stel mensen te gaan fietsen.’

‘Ja,’ zegt Fred,  met een glimlach, ‘het eerste dat er dan bij mij naar boven komt is: neem een hond, zeker met  dat wandelen van je, heb je aan zo’n beest goed gezelschap. Maar kijk ik naar je andere activiteiten, dan wordt een hond moeilijk. Moet je persé gaan fietsen op die kleine vakanties van je? Kan je daar ook niet gaan wandelen? Een hond doet niets liever!’

‘Neen’, zeg ik beslist, ’dat zijn meestal fietsvakanties  met groepen, Fred,  en een hond zou toch horendol worden van al die fietsers, waar tussen hij mij dan ook nog eens ergens moet zien te vinden …….. hij loopt continu de fietsers in de weg. Dat wordt een kwelling voor dat  beest en de fietsers.’

‘Wat ik bovendien nogal lastig vind,’ zeg  ik (met een beetje zuur kijkend gezicht): ‘dat ik dat beest drie of vier keer per dag uit zal moeten laten en als ik naar een verjaardag moet of naar de bios wil (en dat wil ik nogal eens) zal ik een oppas moeten regelen. Kortom een hond is te veel een handenbinder.  Eigenlijk moet je bij alles wat je wilt gaan doen, stilstaan bij wat dat voor gevolgen heeft voor mij, de hond en …… de buren. ‘

‘Vroeger,’ vervolgde  ik, ‘ toen mijn ex en ik nog jong waren en de kinderen klein,  hadden we een heel leuke hond, een bastaard Gordon Setter , Sita heette hij, een vrolijk beest waar het hele gezin van genoot.  Van de herinnering aan hem fleur ik gelijk wat op.  Zelfs de drie poezen, die we toen hadden, vonden hem wel tof, omdat hij hen rustig een deel van zijn eten liet oppeuzelen.  Toen moesten we óók vaak van alles regelen om bijvoorbeeld drie weken naar Frankrijk te kunnen en dat lukte eigenlijk altijd moeiteloos. Voor het overige  sleepten we Sita gewoon altijd overal mee naar toe en het uitlaten deden we, toen de kinderen wat groter werden, om de beurt, met zijn vieren …….. soms ‘vochten’ de jongens er om wie Sita mocht uitlaten. Veel plezier hebben we gehad aan die hond. Met zo’n gezin voelt een hond niet zo als een handenbindertje. Wanneer ik me echter zoals nu, op mijn oude dag, als hondenbezitter voorstel, dan zie ik huizenhoog op tegen al dat gesjouw en  geregel.’

‘Dan kan je misschien beter  een poes nemen,’ zegt Fred,  ‘dat is een solitair beest, die kan je makkelijk alléén thuis laten èn hoef je nooit uit te laten ……. die heeft immers zijn kattenbak.’

‘Oh neen, Fred,’ flap ik er gelijk uit, ‘ik wil die kattenbankstank niet in mijn huis hebben  en als ik alleen al denk aan die kattenharen overal in huis, krijg ik nu al de kriebels. ‘

‘Misschien is een goudvis dan wat voor jou,’ zegt Fred gekscherend, ‘daar heb  je een rustige, propere, niet zo bewerkelijke   huisgenoot aan.’

‘Wie weet,’ zeg ik serieus, ‘ik ga me er eens op oriënteren,  Fred.’ 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten