Je moet een huisdier nemen, krijg ik met regelmaat te horen,
als ik zeg dat ik me niet altijd zo happy voel met mijn status van
alleenstaande. Vandaag kreeg ik dat weer
te horen; ditmaal kwam het van Fred, een oude vriend van school, die ik lange
tijd uit het oog was verloren. Hij bekommerde zich kennelijk enigszins om mij.
‘Wat voor beest zou jij mij dan aanraden, Fred? Ik woon in een flat op vijf hoog in een
twee-kamerwoning …. Ik trek er, ijs en weder dienende, dagelijks op uit
…..wandelen, fietsen, naar het theater, de bios en ik wil er een paar keer per
jaar wel enkele dagen op uit om, in een leuke omgeving, ergens in Nederland met een stel mensen te
gaan fietsen.’
‘Ja,’ zegt Fred, met
een glimlach, ‘het eerste dat er dan bij mij naar boven komt is: neem een hond,
zeker met dat wandelen van je, heb je aan
zo’n beest goed gezelschap. Maar kijk ik naar je andere activiteiten, dan wordt
een hond moeilijk. Moet je persé gaan fietsen op die kleine vakanties van je?
Kan je daar ook niet gaan wandelen? Een hond doet niets liever!’
‘Neen’, zeg ik beslist, ’dat zijn meestal fietsvakanties met groepen, Fred, en een hond zou toch horendol worden van al
die fietsers, waar tussen hij mij dan ook nog eens ergens moet zien te vinden ……..
hij loopt continu de fietsers in de weg. Dat wordt een kwelling voor dat beest en de fietsers.’
‘Wat ik bovendien nogal lastig vind,’ zeg ik (met een beetje zuur kijkend gezicht): ‘dat
ik dat beest drie of vier keer per dag uit zal moeten laten en als ik naar een
verjaardag moet of naar de bios wil (en dat wil ik nogal eens) zal ik een oppas
moeten regelen. Kortom een hond is te veel een handenbinder. Eigenlijk moet je bij alles wat je wilt gaan
doen, stilstaan bij wat dat voor gevolgen heeft voor mij, de hond en …… de
buren. ‘
‘Vroeger,’ vervolgde
ik, ‘ toen mijn ex en ik nog jong waren en de kinderen klein, hadden we een heel leuke hond, een bastaard
Gordon Setter , Sita heette hij, een vrolijk beest waar het hele gezin van
genoot. Van de herinnering aan hem fleur
ik gelijk wat op. Zelfs de drie poezen,
die we toen hadden, vonden hem wel tof, omdat hij hen rustig een deel van zijn
eten liet oppeuzelen. Toen moesten we óók
vaak van alles regelen om bijvoorbeeld drie weken naar Frankrijk te kunnen en
dat lukte eigenlijk altijd moeiteloos. Voor het overige sleepten we Sita gewoon altijd overal mee naar
toe en het uitlaten deden we, toen de kinderen wat groter werden, om de beurt,
met zijn vieren …….. soms ‘vochten’ de jongens er om wie Sita mocht uitlaten.
Veel plezier hebben we gehad aan die hond. Met zo’n gezin voelt een hond niet
zo als een handenbindertje. Wanneer ik me echter zoals nu, op mijn oude dag,
als hondenbezitter voorstel, dan zie ik huizenhoog op tegen al dat gesjouw en geregel.’
‘Dan kan je misschien beter
een poes nemen,’ zegt Fred, ‘dat
is een solitair beest, die kan je makkelijk alléén thuis laten èn hoef je nooit
uit te laten ……. die heeft immers zijn kattenbak.’
‘Oh neen, Fred,’ flap ik er gelijk uit, ‘ik wil die
kattenbankstank niet in mijn huis hebben
en als ik alleen al denk aan die kattenharen overal in huis, krijg ik nu
al de kriebels. ‘
‘Misschien is een goudvis dan wat voor jou,’ zegt Fred gekscherend,
‘daar heb je een rustige, propere, niet
zo bewerkelijke huisgenoot aan.’
‘Wie weet,’ zeg ik serieus, ‘ik ga me er eens op oriënteren, Fred.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten