woensdag 25 juli 2012

Vriendschap? Een illusie? 5. Arthur, Cees en Thom


5. Cees, Arthur en Thom en ik

Cees en Arthur waren echte vrienden van mij, echte vrienden, ja! Tot het moment van de diavertoning. Ik heb het al zo vaak verteld en heb er al zo veel over gesproken, geschreven en nog steeds heb ik er last van. Het gaat waarschijnlijk nooit meer over. De traumatische diavertoning…..een verhaal met een zeer hoog zielepieten-gehalte:
Tijdens die bewuste diavertoning, zat iktoevallig in de krachtige lichtbundel van de diaprojector.  En nu heeft mijn schedel de verrassende vorm van een rugbyball en telkens als er even geen dia werd vertoond, kwam mijn hoofd vijf keer vergoot op dat diascherm......dat was natuurlijk lachen geblazen dus om dat super ei van mij. Ze kwamen zowat niet meer bij, Art en Ceessie, die schattige vriendjes van mij.  
‘Kijk, daar op het diascherm……………. daar gaat zijn hoofd weer, hoor’……lachen….wat hadden ze een lol …… en ineens had ik er genoeg van………………… ik werd woedend …….stond op van mijn bankje, rende de klas, de school uit, naar huis toe. (Ik sloeg ze dus niet op hun muil, wat die twee klootzakken in feite verdienden……dat durfde ik toen nog niet). Helemaal overstuur…… … huilen, huilen, huilen dus………………….het kon niet op….mijn beste vrienden zaten me godverdomme belachelijk te maken in de klas.

Thuis gekomen stortte ik luid snikkend mijn hart uit bij mijn moeder.  Ze was het roerend met me eens, aaide me over mijn ‘bolletje’ en maakte, om me troosten, een lekkere plak ontbijtkoek voor me klaar, met dik boter. Ze wist dat ik dat zalig vond.
Ik was nog geen tien minuten thuis toen er hard aan de bel werd getrokken. Art en Ceessie, daar stonden ze voor de deur. Ik moest van de meester weer naar school komen, zeiden ze en even later:
 ‘Sorry hoor, Zef’ en ze gaven me een Mars ‘om het weer goed te maken’.  Ze zeiden ook nog dat ze nooit meer zo lullig zouden doen. Nou, volgens mij had onze onderwijzer, Meester Mens, ze ingeprent wat ze tegen me moesten zeggen en had hij ze een kwartje meegegeven voor die Mars.
Inmiddels was ik wel weer tot bedaren gekomen; schrokte die Mars op en wist zeker dat die Art en Ceessie nooit meer mijn allerbeste vrienden zouden zijn. Ik ben daarna toch nog wel een béétje met ze omgegaan maar sinds die diavertoning was het gewoon anders.

Thom
Later ging ik nog om met Thom (met een ‘h’ erin). Hij was dertien; ik elf.
Van zijn kant was ‘het vriendschapsgevoel’ groter dan van mij, zo voelde ik dat dan.  Hij kwam me zo vaak thuis  ophalen om buiten te spelen. Ik heb vaak tegen hem geroepen dat ik geen zin had, zelfs als ik me eigenlijk thuis de tering  zat te vervelen. Waarom?? Ik weet het nog steeds niet precies ….Thom was  meisjesachtig……daarom misschien………..hij hield niet van voetbal, eigenlijk helemaal niet van sporten, nou ja……….vissen deed ie wel graag, als je dat tenminste een sport kan noemen. Hij wilde vaak alleen maar praten, zitten, tv kijken (bij hem thuis), snoep vreten, naar de bioscoop en vooral ook wilde hij graag bij de buurtmeissies zijn en dan ging die aan mij vertellen hoe lekker het is om ze te zoenen:
’Vooral tongen is lekker joh’ zei die tegen mij.  ‘Moet je ook eens proberen, man.’
'Wat is dat nou weer ........'tongen'?' vroeg ik.....jahaaa, nou,  o, dat wilde die wel eens bij mij voordoen, hoe dat ging...... dat tongen en ineens was zijn hoofd heel dicht bij mijn hoofd..................hij duwde zijn lippen tegen de mijne en glipte met zijn tong tussen mijn lippen door mijn mond in..... gatver........nou niet alleen maar gatver, het interesseerde me ook verder helemaal geen reet................ik stond op en ging naar huis.
'Dag Thom,' zei ik ...............sinds dat tongen heb ik hem nooit meer gezien.

(wordt vervolgd)

maandag 23 juli 2012

Vriendschap? een Illusie? 4: Brian, JanJaap en de vriendelijke negers.






Brian, JanJaap en de vriendelijke negers.
Ja, JanJaap van der Wal, die cabaretier bedoel ik, praat wel het meest verstaanbare neder-hazenlips maar die heeft bij mijn weten nooit gehonkbald. JanJaap praat veel duidelijker dan Brian, die hazenlipt met een Anglo-Amerikaanse tongval. Neem de proef maar eens op de som en probeer, bijvoorbeeld met een goede vriend of vriendin,  beide talen eens uit op zijn H-lips. Eén tip: bij het H-lips gaan alle woordjes door de neus, hè. Grappig, leerzaam en toch nog  leuk ook!
JanJaap spreekt niet alleen veel duidelijker hij is ook een veel grappiger mens. Zo jong en dan al zo wereldberoemd in Nederland. Hij is hooguit 34 jaar en dan al zeker net zo leuk als Theo Maassen, Hans Teeuwen, Freek de Jonge en Toon Hermans. Tsja  en dan is hij is ook nog eens geëngageerd met de Derde Wereld….nou…..hé…….ga daar maar eens aan staan. Een topper die jongen.

Brian daarentegen was een bijzonder vervelend mannetje. Alleen omdat hij  toevallig alle denkbare honkbalspullen in zijn bezit had, vond hij het de normaalste zaak van de wereld dat iedereen op honkbalgebied naar zijn pijpen danste. Kreeg hij zijn zin niet dan pakte hij al zijn spulletjes bij elkaar en ging huilend (jawel!) en stampvoetend naar huis. Tientallen malen heb ik dat ventje  zo naar huis zien stampen. Maar meestal deden we gewoon wat hij wou, omdat we dan met die goeie honkbalmaterialen van hem (van zijn vader eigenlijk) verder konden spelen. Brian's onvergetelijke woorden probeer het ook eens op zijn H-lips met Amerikaanse tongval:
'Als ik niet mag pitchen, doe ik niet meer mee........ga ik gewoon naar huis......... neem al mijn spullen mee!'
Sportief gezien is het toch nog redelijk goed met Brian gekomen. Hij speelde enige jaren in het eerste team van de honkbalclub Sparta en zelfs is hij een enkele maal uitgekomen voor het Nederlands honkbal negental.
Maatschappelijk gezien is het hem tot voor kort ook voor de wind gegaan.  Hij was jarenlang dè postbode in de Rotterdamse wijk  Spangen. Die popi-postbode kende iedereen en alle wijkbewoners kende hem maar (vreemd genoeg) niet als bekende Nederlandse honkballer.
Tot voor kort ging het hem voor de wind …..schreef ik, want het valt eenvoudig te raden waar onze Brian nú voornamelijk zit: thuis bij al zijn verzamelde honkbalsspulletjes en dat dankt hij dan weer aam de privatiseringswoede van de Nederlandse overheid, die geen enkele mededogen kende voor de al wat oudere postbode in vaste dienst. Allemaal kregen ze de zak. Maar daarover een ander keertje wellicht meer.

Antilliaanse negers.
Wij, kwajongens van de Van Lennepstraat in Spangen hadden er van de ene op de andere dag  zomaar een stel  reusachtige, vriendelijke speelkameraden bij.  Negers waren het. Uit de Nederlandse Antillen. Vrienden zou te veel gezegd zijn. Honkbalmaatjes past beter. Ze hadden met Brian de Haas gemeen dat ze zowel onverstaanbaar waren als dol op honkballen. Dat ze onverstaanbaar waren voor ons  kwam omdat ze papiamento spraken. Ze kwamen van de Nederlandse Antilliaanse. Van welke Antil weet ik niet meer. In het begin van de zestiger jaren (vorige eeuw, hè!) kwam een aantal heel goede Antilliaanse honkballers naar Nederland, waaronder zij. Ze zullen best wel (zwart) betaald hebben gekregen van hun club maar veel zal het ook weer niet geweest zijn want ze kwamen altijd met tram lijn 10 naar de training.  God, wat hebben wij een plezier beleefd met de tophonkballers: Hamilton Richardson, Simon Arindell en Hudson John. Op weg naar het trainingsveld van Sparta in Spangen, vlak bij mij om de hoek, gingen ze met ons op straat zomaar een partijtje putjeshonkbal spelen. (De rioolputten waren dan de honken). Echt te gek! Ze gaven ons echt het idee dat wij, die pestapies van de van Lennepstraat,  wereldhonkballers waren. Vergelijk het maar gerust met  Wesley Sneyder en Robin van Persie, die op weg naar hun training, elke dag even een uurtje gaan lopen tvoetballen met  wat straatschoffies van een jaar of tien, zoals wij. Onvergetelijk hoor!
Dat die  Antillianen enkele jaren later BN'ers zouden zijn, konden we toen nog niet bevroeden.

(wordt vervolgd)

zaterdag 21 juli 2012

Vriendschap? Een illusie? 3: Oom Joost, Cees en Brian





Karel
Karel zat bij mij in C2 van Aeolus. Hij was een grote, sterke vent. Een gore schopper en tevens een vervelende  opschepper, die nog niet eens deuk in een pakje boter kon schieten. Ik vertelde in zijn bijzijn dat ik pijn aan mijn grote teen kreeg van schieten met mijn nieuwe kicks (jargon voor voetbalschoenen). Het leer van die schoenen was zohoo  zahhacht. Nou, Karel had schoenen met harde neuzen daar kreeg je nooit pijn aan je tenen van, zei die tegen mij. Ik mocht zijn schoenen wel een keertje proberen. en het klopte wel wat hij zei maar ze waren een ietsje te groot voor mij  en ……………. heel erg oud en afgetrapt.
‘Ruilen?’ vroeg hij met een dwingende, dreigende, gretige blik in zijn ogen. Ik deed het ….. ja, echt ik deed het nog ook…… ik ruilde mijn moderne splinternieuwe Puma voetbalschoenen voor Karels  afgetrapte, iets te grote, ouwe sloffen van voor de oorlog.  Ik wist dat ik iets doms deed en toch deed ik het …... Karel lachte gemeen en pakte mijn mooie moderne zachtleren voetbalschoenen vlug in zijn antieke voetbaltas.

Oom Joost
Van mijn ome Joost, mijn leukste oom, kreeg ik ze voor mijn verjaardag, die zachte voetbalschoentjes. Ik dacht hij gek werd, zo razend reageerde op mijn voetbalschoenenruil. Welke dwaas ruilt er nou zulke fraaie  Puma’s voor van die ouderwetse merkloze kisten? vroeg om Joost zich, wild gebarend, af. Hij was echt boos, want hij sloeg in zijn woede zijn glas bier van tafel; het dunne bierglas lag  in scherven in de plas bier op het zeil …… jammer voor Oom Joost was  dat mijn moeder geen biertjes meer had. Er was altijd maar één bietje in huis: voor ome Joost.   
Voor het eerst en voor het laatst zag ik hem toen boos. Hij zei ook gelijk dat hij mij nooit meer een kado zou geven….en daar heeft hij zich aangehouden. Ik heb ome Joost trouwens ook niet veel meer gezien……nou ja, een keer nog, …..toen hij dood in zijn kist lag ……..toen zag ik hem voor het laatst…….

Aeolus
Het heeft  helemaal niks met vriendschap te maken  maar ik wil het hier toch even kwijt.  Ik moest er gewoon aan denken, toen ik zoëven over Arthur schreef, een harde wind liet en die wind weer associeerde met de naam van die voetbalclub ‘Aeolus’: Aeolus: de God van de Wind in de Griekse mythologie........ en in het Rotterdamse weet niemand dat er een Griekse God naar dat kleine voetbalclubje is genoemd. Typisch hè, waar een klein clubje groot in kan wezen. Maar ala, dit even terzijde.

Cees, Johnny en de vader van Johnny
Arthur is klasse voetballer. Cees is anders, want die  is, net als ik trouwens nergens echt héél goed in. Cees zijn buurjongen Brian de Haas, weer wel.  De Haas was niet zijn echte naam; hij werd de Haas genoemd om zijn hazelip. Brian was, evenals zijn vader, moeder , broer en zus, Amerikaans en heel goed in baseball (in goed Nederlands: honkbal). Zijn vader werkte bij de Shell en was honkbalcoach. 
De Haas was destijds, denk ik,  de enige jongen in heel Nederland, die op zevenjarige leeftijd al met een compleet honkbaltenu aan naar school ging. Ook had hij al die andere begerenswaardige honkbalattributen: een honkbalknuppel, hele dure honkbalhandschoenen (hij had werpers- , catchers- en fielders handschoenen(!)), een masker, spikes en echte keiharde honkballen…….. o wee als je zo’n bal op je kop kreeg, had je gelijk een hersenschudding of je lag even uitgeteld.…….

Die  buurjongen van Cees,  moest later wel gewoon een heel goede honkballer worden en daarom, dacht Cees hardop tegen mij, dat hij nu al ook al een goede honkballer was alleen maar om die zijn buurjongen was en omdat de vader van Brian ook nog eens de trainer was van de honkballers van Sparta. Kan je het nog volgen?….Sparta,  was indertijd (de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw), de honkbalkampioen van ons land. Johnny’s vader was rijk, groot en dik; zeker wel honderdvijftig kilo bij twee meter.
Van alle mensen met een hazenlip in Nederland was Brian denk ik de aller, allerbeste en bekendste honkballer. Hij had ook een gladde babbel, die jongen,. Ik heb het altijd jammer gevonden dat met zijn woorden ook altijd die irritant nasale 'hazelip-klank' meekomt.  Maar wat kan Johnny daar nou aan doen? Niks natuurlijk, he-le-maal niks. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, toch?


vrijdag 20 juli 2012

Vriendschap? Een illusie? 2: Koos & Greetje; Arthur & Cees


‘Vrienden? Die heb ik helemaal niet.’
Ik flap het er uit voordat ik er erg in heb. Wel voeg ik er nog vliegensvlug aan toe, dat ik ooit wel eens vrienden heb gehad natuurlijk maar dat ze allemaal uit beeld zijn. Uit het oog verloren, verhuisd, innig getrouwd, verontwaardigd  of dood. Geen vrienden meer ... en dat op mijn vierenzestigste al!
'En Koos en Greetje dan? of Ahmed, Hans, Peter en Els niet te vergeten? 
Koos stelt mij altijd aan al zijn kennissen voor als ‘mijn  vriend Zef’ …..en het gekke is dat ik me helemaal geen vriend van hem voel….   Okee, ik ga wel eens met hem naar een voetbalwedstrijd kijken ……. maar dan is hij nog niet direct een vriend van me, toch? of wel soms?
Vanaf 1980 is Koos met Greetje, een schoolvriendin van Carola, mijn vrouw. Die twee zaten bij elkaar in de klas op de kunstacademie.  De dames kennen elkaar al meer dan veertig jaar. Het is me wat! Gedurende 15 jaren was hun vriendschap flink bekoeld omdat Carola en ik, na het stuk lopen van Greetjes eerste huwelijk nog contact onderhielden met haar ex. Zij beschouwden dat als een vorm van verraad. Bekijk het. We maken zelf wel uit met wie we omgaan. Na de dood van die ex, waren we weer welkom bij hun. Tsja.
Neem nou Greetje, zij noemt me ook zo vaak ‘mijn vriendje’ waar anderen bij zijn……okee we gaan wel eens een enkele keertje naar de bios samen……..meer niet,  maar om haar nou gelijk een vriendin van me te noemen, dat gaat me toch veelste ver.

Misschien verwacht ik wel te veel van een vriend of vriendin en wel zó veel dat niemand ooit goed genoeg is om mijn vriend te worden? En ikzelf dan? Ben ikzelf dan ooit wel goed genoeg om iemands vriend te kunnen wezen? Dacht het niet…..
  
Op de lagere school had ik twee heel goeie vrienden. Arthur en Ceessie  met een ‘C’ dus. Ik heb veel plezier met ze gehad. Arthur was een getalenteerde voetballer; op het grasveld voor zijn deur deden we altijd 'metsies'; als Arthur bij jouw team zat won je gegarandeerd. Bij  Cees thuis deden we gezelschapsspelletjes (domino, eenendertigen, pesten), speelden met Lego of de mecanodoos en bij mij voor de deur honkelbalden we met die walgelijke John de Haas. Die ‘Haas’ krijgt later in dit verhaal nog een grote beurt.

Arthur was in alle sporten goed. Zelfs in turnen, wat Cees en ik een wijvensport vonden. Arthur trok zich daar niks van aan en deed altijd onder gym zijn stinkende best voor het allerhoogste cijfer.  Cees en ik niet, wij hielden ook niet van ringen en springen over bok en paard of oefeningen op de ladder. Nee Cees en ik waren meer van het ’apenkooien’ of blokkiesvoetbal.

Arthur heeft me opgegeven voor zijn voetbalclub. Aeolus.  Ik wilde altijd keepen. Daar ben ik op den duur redelijk goed in geworden. Een natuurtalent was ik beslist niet. Balletjes tegenhouden was mijn taak en daar kweet ik me alleszins redelijk van. Ik speelde niet in Arthurs team want hij balde met de allerbesten van zijn leeftijd. Jahaa,  Arthur heeft nog twee seizoenen betaald voetbal gepeeld ook! Bij Sparta. Ze hadden hem gevraagd. Als je door een profclub gevraagd wordt, dan ben je echt goed! Iedereen  bij Aeolus was trots op hem. Mij hebben ze nooit gevraagd. Helaas niet. Ik was ook niet zo’n superkeeper, hoor. Gewoon ‘goed’ was ik, meer niet. Toevallig speelden toen Jan van Beveren en Pim Doesburg ook alle twee bij Sparta, dat waren mijn leefijdsgenoten….kanjers. Ze keepten allebei nog in Oranje ook!

Eén keer mocht ik in het elftal van Arthur meedoen. De keeper van dat team, Piet Pelger, een lange slungel,  die, eerlijk is eerlijk,  ook behoorlijk een balletje kon stoppen, had zijn contributie eens niet betaald en werd daarom geschorst. Ik hoorde op vrijdagmiddag half vijf, dat ik zaterdagochtend om elf uur moest spelen in het hoogste C-team, C1 dus. Nou, ik was gelijk bloednerveus natuurlijk. Rond een uur of acht die vrijdagavond, ik lag net in mijn bed, wordt er hard aan onze bel getrokken. Staat Arthur voor de deur en nog een paar van die gasten van C1. Die slungelkeeper, heeft snel zijn contributie betaald, handje-contantje aan de penningmeester en nu mag hij ineens wel meedoen in die wedstrijd van zaterdag met C1, op voorwaarde dat ik het goed vind, omdat ik officieel uitgenodigd ben.
Moest ik  bij die voorzitter langsgaan en zeggen dat die slungel Piet wat mij  betreft in C1 mag gaan keepen zaterdag………………….èn dat ìk dus niet zo nodig hoef.
Wat een lul was ik toen toch eigenlijk al. Ik deed dat gewoon nog ook!! Aan de ene kant was ik dolblij dat ik op het hoogste niveau mocht spelen, anderzijds was ik ook weer te schijterig om  deze jongens ‘neen’ te verkopen........ik wilde ze zo als het ware te vriend houden (sic). Mijn angst won het destijds altijd van mijn trots. Nu ook nog vaak….eerlijk gezegd..

                                                   (wordt vervolgd)

woensdag 18 juli 2012

Vriendschap? Een illusie? 1. Pascal, Carola.


Naar Frankrijk. Naar Avignon ging ik een paar jaar terug. Voor het festival. Het jaarlijkse drie weken durende  theaterfestival. Pascal en ik vertrokken daarheen als vrienden. Het woord ‘vriend’ durf ik nu haast niet meer op te schrijven. Voor mij is het zo’n zwaar beladen woord. Hij was sinds dertig jaar de eerste die ik voorzichtig weer eens vriend durfde te noemen. Al die jaren had ik er geen.
Ja, okay, ik had al die jaren natuurlijk wel mijn echtgenote, Carola, die ik tevens gedurende lange tijd een soort vriendin mocht noemen maar vandaag de dag is het aspect vriendschap voor even of voor goed uit onze verstandhouding geschrapt. Ik  schrijf het maar op zoals het voelt. De afstand tussen ons wordt steeds iets groter.                                   
                                  
Samen leven als geliefden
was van korte duur….

jaloezie,
ontrouw
en
berouw

gevolgd door

langdurige stilte, kilte.

Desondanks
komen kinderen.
Voor hen en met hen
gaan we
nog vele jaren

vrolijk

samen door
wonen samen…..slapen samen
en als dat te veel

benauwt,

samen wonen, apart slapen

gezellig

als broer en zus bewaren we
voor ons zelf, onze zonen
en de hele wereld

de lieve vrede.

En dan nu,
na tweeënveertig
nu eens lichte dan weer zware jaren,
een triest einde

zondag 8 juli 2012

In hun uppie


                                                                              
Het scheelde niks of de theatervoorstelling ‘Joop’, had zonder hoofdrolspeler gezeten.  Zomaar ineens is Zef ziek! Geen onschuldig griepje……maar een psychische stoornis. Manisch depressief (MDS) ofwel bipolair (BPS).
’Maaniesj deepresjiehief?? Wasdannou wir??’  zou ‘Joop’  het hoofdpersonage van dat toneelstuk vragen.’

Gaandeweg de repetities voor ‘Joop’, wordt Zef steeds ongeremder. Zijn psychiater noemt dat ‘hypomaan’.  Zef wordt alsmaar lolliger; althans, dat vindt hijzelf. Maar ook wordt hij dan pijnlijk eerlijk naar zichzelf en anderen.  Grenzen worden overschreden: buiten zinnen weigert Zef  een scène te oefenen met een andere speler: ‘die kan er geen ene reet van!' Zichzelf sparen doet hij evenmin. Als ‘Joop’ zijn tekst kwijt is reageert hij woedend. Grof vloekend, springt hij hoog op en landt met grote kracht op zijn hielen. Déze keer heeft hij wèl schoenen aan.

In 2001 maakt Zef eveneens zo’n periode door; ook eindigend met zo’n sprong. Midden in een periode van grote drukte, veel lol, drank, rock and roll en heel weinig slapen,  wordt zijn boosheid getriggerd door een lollig bedoelde opmerking van een cursist ‘modeltekenen voor beginners’. Zef staat daar model…in zijn nakie:’….wat een grappig klein pikkie heeft die goser, zeg ……!’ hoort hij giechelend fluisteren.  Woedend springt hij hoger dan ooit. Landt snoeihard op zijn hielen. Met als gevolg twee gebroken hielen en drie maanden rolstoel!
Zo komt aan een al weken durende hypomane periode een natuurlijk eind. Met goede slaappillen en lithium, moet hij na een halfjaar rust weer de oude zijn…….Wàs het maar zo!

Zefs de opgewekte, levendige en creatieve kant wordt sindsdien afgetopt, alsmede zijn agressieve en neerslachtige zijde. Lithium topt af  tot op 80% van het normale belevingsniveau. Zef kan daar niet mee leven. Dorre lithium-saaiheid is geen aantrekkelijk perspectief. Zijn huidige psychiater is helder. Lithium is levenslang! Een andere psych acht begeleid afbouwen van lithium mogelijk na de zestig.
Begin april 2012 zal Zef zelf dat lithium wel even afbouwen. Geniepig, liegend, bedriegend en … in z’n uppie. In de tiende week, precies één week voor de prémiere van ‘Joop’,  vertrouwt hij Katinka, één van de andere spelers in ‘Joop’, als eerste zijn geheimpje toe. Haar reactie is even furieus als krachtig:  
‘Jouw ‘afkick-ego-trip ’is onafwendbaar een ‘bad-trip’, jongen. Niet alleen voor jóú. Maar ook voor vele anderen. Stop ermee! Vertel het je psych, je vrouw, kinderen, broers, zussen en alle andere belanghebbenden.’ ….en onwillekeurig…..  kàn Zef niet anders dan haar raad gewoon opvolgen.

De reacties op Zefs ontboezeming varieerden van ‘dat vind ik toch niet zo erg leuk om te horen’ tot ‘vuile egoïstische teringhuichelaar’.  Zijn psych reageert met zyprexa, 5 milligram, een lichte dosis van het  dempingsmedicijn. Voelt aangenamer dan lithium. Het slaat aan.  
Zef speelt ‘Joop’ gewoon ... een ietsiepietsie hyperend misschien, dat wel…..maar véél kwaad kan dat niet……..misschien geeft dat juist net iets extra’s…..
…..en kort voordat Zef op de première om precies drie minuten over acht, het podium betreedt zegt hij vermanend tegen Joop:
 ‘Verkloot het niet, hè jongen, maak niet kapot wat ik in al die weken heb opgebouwd!’.

vrijdag 18 mei 2012

Niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt.


In november 2011 kreeg buurman Joop de zak. Ik maak zo af en toe een praatje met hem bij de bushalte. Augustus sprak ik hem voor het laatst. Toen vertelde hij me, dat het niet zo goed ging op zijn werk. Vanaf april 2011 kreeg het drukkerijtje waar Joop zijn geld verdient nog maar weinig orders. Toch was dat geen reden voor Joop om zich zorgen over te maken. Dat deed hij nooit en waarom nou wel? Altijd optimistisch, altijd lachen, altijd vriendelijk. Volgens Joop komt alles altijd wel weer goed.

Joop is licht gehandicapt. Tegenwoordig noemen we dat: ´hij heeft een vlekje.´
Loopt beetje moeilijk: als hij loopt, schuren zijn bovenbenen en klutsen zijn knieën tegen elkaar. Sjokkend beweegt hij zich voort, hij lijkt wel een telganger en wanneer hij wat zegt zou je denken: ‘die heeft te veel gezopen’.
Hij is om de donder niet dom. Wel secundair en ook behoorlijk naïef . Tekort aan zuurstof zou hij hebben gehad toen zijn moeder van hem beviel. Althans  dat zeggen 'ze' over hem.…..en dat zou best nog wel eens waar kunnen zijn ook.
Joop zit in de WAO en er zal dus een geschikte werkplek voor hem gevonden moeten worden: dat is dus die drukkerij geworden Hij werkt er al meer dan tien jaar. Manusje van alles is hij daar. Alle niet geautomatiseerde processen en alle niet zo ingewikkelde storingen krijgt hij daar op zijn bordje. Met z’n tienen werken ze daar. Allemaal WAO´ers, uitgezonderd de  meewerkend voorman, directeur-eigenaar is van die zaak.

27 oktober 2011 kreeg het voltallige personeel van de directeur te horen, dat de drukkerij failliet was. 28 oktober kon iedereen al thuisblijven. De jongere collega´s van Joop, vonden al snel weer ander werk. Niet zo onlogisch want de in lichte mate verstandelijk of geestelijk gehandicapte wao-er is doorgaans een goede en goedkope arbeidkracht is. Bovendien keert de uitkeringsinstantie, het  UWV,  ook nog eens een lucratieve premie uit, aan de werkgever, die een werkloze WAO´er, beneden de 40, voor een jaar in dienst neemt. Deze premie komt neer op de helft van het bruto loon gedurende het eerste jaar van het dienstverband! Joop echter was en bleef ´de lul´: hij is 58, dus hij zal van ze lang zal ze leven nooit meer aan de slag komen. Dat weet hij zelf ook wel, want ook al heeft hij dat vlekje, achterlijk is hij beslist niet. Flegmatiek eerder. Druk kan hij zich er niet om maken, dat hij wordt uitgesloten van zo´n premie, alleen maar omdat hij ouder is dan 40 jaar.

Tegen beter weten in houdt het UWV  Joop  scherp, middels de sollicitatieplicht. Elke week vier sollicitatiebrieven schrijven; verplicht! Voor veel baantjes is Joop niet of niet meer geschikt. Hij solliciteert naar functies als  autowasser, reinigingsmedewerker, schoonmaker, hoveniersassistent, behanger, lijstenmaker en  tramrailreiniger. De meeste bedrijven vinden Joop echter te oud en zonder die UWV-premie kan hij het helemaal wel vergeten.

In de  maand november is het gedwongen niets doen wel overkomelijk voor Joop. Zijn vrouw, Halina, laat hem allerlei klusjes opknappen, die al jarenlang liggen te wachten. Ze doen samen de boodschappen en om beurten koken ze wat lekkers voor elkaar. Toen Joop nog werkte, zorgde Halina er altijd voor dat het avondeten voor hem klaar stond als hij thuis kwam.  Niet meer dan normaal wanneer je zelf niet buitenshuis werkt, vindt ze. Ze doet het huishouden en voor iemand als zij is dat een giga-klus. Ze heeft uitgerekte longen. Wat inhoudt, dat ze van een wandelingetje van hun balkon vòòr naar hun  balkon àchter, enige tijd buiten adem is. Hulp wil ze niet. Hoewel….. wil ze niet….als de eigen bijdrage voor de thuishulp wat lager zou zijn……misschien zouden Jopie en zij  het dan in overweging nemen. Bruintje kan dat echt niet meer trekken nu hun zorgkosten hoger zijn opgelopen dan  alle woonlasten bij elkaar.  Maar wat voor Halina ook meespeelt om geen thuishulp te nemen is het besef dat het beter is om zelf actief te blijven, ondanks benauwdheid, traagheid en pijn. De gedachte geheel afhankelijk te worden van anderen is haar een gruwel.

In de feestmaand december verveelt Joop zich geen moment. Net als in bijna elk ander gezinnetje is het in die decembermaand een drukte van belang. Halina kon zich niet voorstellen dat ze het de voorgaande jaren in december zonder Joop had afgekund. Voorheen werkte Joop immers en was hij slechts een luttel aantal uurtjes beschikbaar voor haar als huishoudelijke hulp.

Na het hollen in december kwam was er de stilstand in januari en de lol om thuis te zitten ging er voor Joop al snel af. Daarom ging hij eens praten bij ‘De Zonsverduistering’, een verpleeg- en verzorgingshuis bij hem in de buurt en daar bleken ze al enige tijd op zoek te zijn naar een vriendelijk, geduldig, behulpzaam persoon, die ook nog eens een beetje handig was. Ze haalden hem daar maar wat graag binnen en Joop ging enthousiast als vrijwilliger aan de slag in een job, die met het voortschrijden van de tijd steeds gevarieerder werd. Zo moest hij nu eens een dementerende dame naar de kapper brengen, alwaar ze werd voorzien van het inmiddels  gepatendeerde blauwgrijze oude-dametjes-permanent. Dan weer wordt hij ingezet om schilderijen of gordijnen op te hangen. Zelfs is hij  gevraagd om op de woensdagavonden mee te doen aan het diner-dansant: aan heren is momenteel immers in elk verpleeg- en verzorgingshuis een nijpend gebrek.

Vanaf half januari 2011 is Joop is een populaire vrijwilliger in ‘De Zonsverduistering’.   Zowel werkers als bewoners lopen met hem weg. Hijzelf is ook bijzonder in zijn nopjes. Net als bij de drukkerij is hij dagelijks van acht tot vijf in touw. Vijf dagen in de week. Tot half april gaat dat allemaal goed.  

Dan ontvangt Joop, ofwel de heer J. Dekerse , want zo heet Joop nu eenmaal officieel,  een brief van het UWV:

1.Het UWV ontvangt sedert 15 januari 2011 uw verplichte sollicitatiebrieven niet meer.

2.Uw vaste telefoon wordt steevast opgenomen door mevróúw Dekerse,  die slechts weet te melden, dan u de hond uitlaat. Altijd net als het UWV u wil spreken.

3.Van een anonieme informant verneemt het UWV,  dat u sedert half januari 2011 vrijwilligerswerk verricht in ‘De Zonsverduistering’.

4.Het UWV verwijt u ten eerste, dat u geen permissie heeft  om dit werk te doen en ten tweede dat u, tot op heden, nog nooit op een urenverantwoordingsformulieren melding heeft gemaakt van dit vrijwilligerswerk.

5.Ook al is dat werk zinvol, is er veel behoefte aan en staat er voor u geen beloning tegenover, feitelijk, zo betoogt het UWV, bent u daardoor niet beschikbaar geweest voor de arbeidsmarkt in de periode half januari tot half april 2011.

6.Daarom daagt het UWV u voor het gerecht en eist van u de restitutie van drie duizend euro, zijnde drie maanden aan hem betaalde WW-uitkering.

Uiteindelijk bleek het UWV toch nog enige clementie te hebben betracht met Joop, zo bleek bij de rechtszitting: door niet het werkelijke totaal van drie maanden maar slechts twee maanden uitkering terug te eisen. Dit gezien Joops persoonlijke omstandigheden.

Afgelopen woensdagmiddag 16 mei kwam de zaak voor.  Die middag kwam ik Joop tegen bij het hondenpoepveldje. De zitting was nog maar net achter de rug. Toen hoorde ik eigenlijk voor het eerst dit hele verhaal.
De adrenaline gierde al snel door mijn lijf: wat een bureaucratische klootzakken,  mierenneukers. Wat een tenenkrommende onrechtvaardigheid en dat alles omdat Joop,  een eenvoudige, bijzonder sociale man, onvrijwillig werkloos, zich geheel op eigen initiatief nuttig maakt voor de samenleving en hoeft er helemaal niks voor te hebben. Die kut-informant en die UWV-klootzak zou ik, met het grootst mogelijke plezier, tergend  langzaam willen wurgen.

En Joop? Hoe reageert Joop hierop?   Ogenschijnlijk relaxed vertelt hij zijn verhaal. Lachend, schaapachtig lijkt het haast wel. Apathisch.
´Misschien heb ik wel wat fout gedaan. Precies snap ik het allemaal ook niet, hoor.  Ja, het is wel heel jammer, dat wel, want ik vond het werk erg leuk in ‘De Zonsverduistering.’ zei hij schouderophalend. 
´Maar stel je nou eens voor dat je de zaak verliest, man,´ zei ik, ´ je kan toch niet zomaar in één klap tweeduizend euro missen.´
´Neen, dat kan ik zeker niet, was het maar waar, dan was ik een rijk man. Ach, ik maak me niet druk, hoor, want in dit land kan je bij zo veel instanties aankloppen, als je niks meer te besteden hebt. Je wordt altijd wel weer gered,´ aldus Joop, ´want de overheid wil het liefst voorkómen dat je uit stelen gaat.’

Op 9 juni a.s. doet de rechtbank uitspraak.  Ik beloof hem dat ik dan met hem mee zal gaan. ‘Ga eens langs bij de  ‘De Zonsverduistering’ en doe daar je verhaal. Er zullen best wel ex-collegae zijn die er de 9e juni ook bij willen zijn en stampij willen komen maken als de uitspraak slecht voor je uitvalt.
Jij moet in dat geval zeker hoger beroep aantekenen,’ zei ik hem.

‘Bruuuuuutus!. Hier!’ zijn hond rende braaf naar hem toe. Joop deed Brutus aan de lijn; knikte hij me glimlachend toe, knipoogde zelfs naar me en zei:   
‘Ach, ja. Wie dàn leeft, wie dàn zorgt.’

Brutus heeft schoon genoeg van zijn uitje. De bouvier heeft haast, het beest ruikt zijn gevulde voederbak al thuis. Joop moet nu echt naar een hogere versnelling overschakelen om zijn hongerige viervoeter te kunnen bijbenen.

woensdag 9 mei 2012

Proppie


Een vrouw met een niet alledaags, propperig lijf en een Elisabeth Taylor-achtig gezichtje zit opeens op de spinningfiets naast me. Ze komt dus ook mee fietsen. Voor het eerst, dat moet haast wel, want ík heb haar hier nooit eerder gezien; bovendien gaat ze zitten raggen op een fiets, waarvan het stuur veel te laag staat en het zadel voor haar korte beentjes veel te hoog. Bovendien kan ze nog maar net bij het stuur met die korte armpjes van haar doordat het zadel te ver naar achteren is geschoven. Jean, de charmante spintrainer ziet gelijk dat het zo niet goed kan gaan en helpt haar met het instellen van de fiets op haar bijzondere afmetingen. Angst voor lichamelijk contact heeft die Jean niet. Kan hij natuurlijk ook niet gebruiken ook in dit werk.  Jean pakt haar routineus bij haar middel; strekt haar linkerbeen wat,  zet haar linkervoet op het pedaal en stelt dan het zadel in, op  hoogte van de bovenkant van haar linkerheupbeen. Dit alles doet hij swingend op de hard dreunende  technomuziek, die uit de krachtige boxen van de spinningruimte knalt. Met wat zachte druk van zijn hand op haar rug beweegt Jean haar bovenlichaam iets naar voren, hij strekt haar linkerarm een weinig en stelt de stand van het stuur in. En maar swingen en maar lachen en maar zingen (onhoorbaar overigens). 
Ongetwijfeld geïnspireerd door Jean, begint ‘proppie’ naast me  onverwacht-soepele dansbewegingen te maken op haar spinfiets. Onze blikken kruisen elkaar als ik geamuseerd lach om dit ‘geïmproviseerd sportballet’. 
Ik merk, dat ik niet meer zo fanatiek als normaal met mijn spinning-warming-up bezig ben. Ook ik zit nu zelfs een beetje te swingen op mijn fiets.

Ze is echt omgekeerd evenredig aan de meeste andere spinsters hier. Die hebben  vrijwel allemaal aerodynamische kleding en  dito lijven; strakke sportkleding over slanke afgetrainde lijven.
Met haar slobbertrui (dat soort truien ligt bij Bristol in de aanbieding voor  4,95 euro), haar veel te kort afgeknipte  pyjamabroek  (met Brabants bontje motief) en haar blauwe low budget gympen is ze duidelijk een dissonant in het mini-sportglamourwereldje hier, dat Sportschool Fit & Fun heet. Toch zie ik, eerlijk is eerlijk,  op dit moment geen spinster, die net zo opgewekt en fris  als zij op de pedalen staat.

Iedereen in de zaal laat zich opzwepen door trainer Jean:
‘We gaan nu steil de berg op,’ zegt hij, ’draai weerstand bij. Je moet nu pijn in je bovenbenen voelen. Kom op! Nog wat steiler. Hop! Hop! Hop! Nog even en we zijn op de top! Twee minuten en dan gaat het bergafwaarts.’ 
Net als de andere spinners, laat ik me helemaal gek maken door Jean. Mijn hele lijf mijn kleren ……  zeiknat en op het marmoleum heeft zich, rond mijn fiets, een flinke plas zweet gevormd. Buiten adem en met een knalrode kop arriveer ik op de top van die fictieve berg.

Ik werp even een vluchtige blik naast me en zie dat ‘proppie’ nog net zo monter en energiek op haar fietsje zit te stralen als aan het begin van de training. Haar grote bruine ogen kijken mij lachend (of is het spottend?) aan. Het lijkt wel alsof ze op een zonnige lentedag, over een vlak, geasfalteerd fietspad fietst in een rustige landelijke omgeving en een heel klein beetje de wind mee heeft.  Zie ik haar nu naar me zwaaien? Of verbeeld ik me dat?

Na de training komt ze bij me staan aan de bar. Ondanks haar geringe trainingsinzet heeft ze een gezonde blos op haar wangen. We drinken thee en praten wat. In Zuid woont ze, al zeven jaar. Mina is haar naam; ze is  48. Ik zeg er niks van maar ik had haar zeker tien jaar jonger ingeschat. 
‘Hard trainen is wel goed voor je lijf,’ zegt ze,’ maar je moet niet alles doen wat die trainer zegt. Doe ik ook niet. Ik ben niet gek. Ik luister naar mijn lichaam. Doe wat ik kan. Na de training moet ik ook nog een beetje kunnen bewegen.’
Ik raak gefascineerd door haar mooie bruine heldere kijkers; een fascinatie, die al snel weer wegebt bij het aanschouwen van de nu zo duidelijk zichtbare zwarte haarstoppeltjes op haar bovenlip. 
Ze is opmerkelijk openhartig. Mina gaat de komende drie weken op familiebezoek. Naar Iran, Teheran om precies te zijn. Ze gaat niet op visite bij haar acht zussen, want die wonen dezer dagen verdeeld over heel West-Europa. In Teheran woont nog een klein aantal familieleden van haar: haar vader van 81, die volgens Mina tegenwoordig alleen nog maar met seks bezig is en twee (oude, chagrijnige) tantes. Maar eigenlijk gaat ze alleen maar naar Iran voor haar oogappel,  jongste broer Heydar. Zeven jaar jonger dan zij. Heydar, zijn naam staat voor: leeuw. Mina is als een tweede moeder voor hem. Hij woont nu in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten.
Het zal voor haar niet echt een prettige vakantie worden daar, denk ik. Desalniettemin wenst ik haar dat toch van harte toe. Zal ze nog eens komen spinnen?


  

zondag 29 april 2012

Mijn bek viel open (2)


Mijn bek staat nu al ruim een week open van verbazing. Vanaf het moment dat ik hoorde dat het kabinet Rutte gevallen was. Ik dacht dat het er nooit meer van zou komen en dat dit stelletje politieke hooligans tot in het oneindige door zouden kunnen gaan met het stukje bij beetje afbreken van onze sociale en materiële verworvenheden, die door onze ouders en onszelf sinds de Tweede Wereldoorlog  vaak na harde strijd bevochten zijn.  
Het was trouwens niet de eerste keer dat een gebeurtenis me zo overviel. Zowel in mijn naaste omgeving als (soms iets en soms veel) verder weg zijn er soms dingen gebeurd,  die me in eerste instantie met stomheid sloegen. Dat zal iedereen wel hebben. Zo had ik en vele lezers dat zeker ook, ook met de moord op Pim Fortuyn.
Pim daagde uit, sarde, speelde zijn politieke spel op de  grens van wat oirbaar was, werd onnoemelijk populair bij het volk en gehaat bij de allochtonen. Ik zelf, socialist en tegen vrijwel al Pims’ ideeën, had toch een zwak voor hem. De flair waarmee hij zowel (politieke) tegenstanders als brutale  journalisten(‘ga toch koken, mens’ tegemoet trad vond ik dapper, strijdbaar en grappig, hilarisch zelfs soms. Vooral dat laatste ontbrak er veel te veel aan in de politiek.

Als Ik een stukkie, zoals dit,  zit te schrijven, krijg ik wel een last van een lichte vorm van writers’ block . Ik ga dan ter afleiding even NOS-teletekst kijken op het web en meestal komt de inspiratie daarna wel weer.
Met knalrooie letters, normaal zijn ze wit, stond toen op teletekst te lezen dat Pim Fortuyn was vermoord op het Hilversumse Mediapark. Mijn bek viel open. Een toonaangevend politicus in Nederland vermoord. Dat was voor zover ik me kon herinneren nog nooit gebeurd.    

Vanuit mijn werkkamer riep in naar Carola, mijn geliefde echtgenote, wat ik zo juist op teletekst las. Zonder aarzeling reageerde ze:
 ‘Mooi zo! Opgeruimd staat netjes!’ Ze was er helemaal niet rouwig om dat Pim er niet meer was. Carola zag dictatoriale trekjes in Fortuyn. Met lede ogen bekeek ze zijn succes al enige tijd en ze vreesde de maatschappelijke gevolgen voor zijn kruistocht tegen Islam en moslims in ons land, als Pim aan het bewind zou komen.
Ik was het politiek wel heel erg met hem oneens maar dat wil niet zeggen dat ik stond te juichen om zijn dood. Missen zou ik hem; ik weet het zeker! Hij maakte de politiek  levendig, leuk en spannend. In alle opzichten aantrekkelijker dan die saaihannes van een  Wilders. Tuurlijk, zal ik die ook missen: als kiespijn. Maar daarom hoeft hij nog niet dood, hoor.

Net als vele anderen heb ik erg genoten van een lijsttrekkersdebat in 2002 waarin nieuweling lijsttrekker Pim Fortuyn met de toenmalige ervaren PvdA leider Ad Melkert op komische wijze de vloer aanveegde. De heer Melkert heeft zich na 2002 nooit meer op het Nederlandse politieke toneel mogen of durven vertonen.
Van het bericht van de moord op Pim viel mijn bek wagenwijd open en alweer gebeurde dat van het bericht, dat de moordenaar ene Volkert van der G. was, een geitenwollensokkenmiljeuactivist. Geen Mo el B. of Ali C. dus of wat voor getergde  moslimterrorist dan ook. Daar was ik wel weer blij om! Want was Pim vermoord door een allochtoon, dan waren de rapen helemaal gaar geweest!

        


dinsdag 24 april 2012

Belofte maakt schuld


Belofte maakt schuld. Bekend gezegde, nietwaar? ‘Wat je belooft moet je doen,’ wil dat zeggen. Wilders, bekend haatzaaier, nietwaar,  won veel Tweede Kamerzetels met even zo veel valse   verkiezingsbeloften. Vooral ouderen en minder bedeelden, Henk en Ingrid bijvoorbeeld,  zijn daar ingetuind.
      
Om toch maar positief beginnen: Wilders beloofde tegen de verandering van het ontslagrecht te stemmen en hij deed dat ook. Voor de rest zijn Henk en Ingrid behoorlijk in de steek gelaten door de PVV. Zij zouden Wilders' woorden nooit meer blindelings moeten geloven.

De PVV zou een breekpunt maken van de AOW-leeftijd: ‘65 blijft 65’. Maar kabinetgedoger Wilders brak die belofte en nog  wel binnen 24 uur nadat dat het door hem gedoogde kabinet aantrad.

‘Stop de uitverkoop van het openbaar vervoer in de grote steden’, riep Wilders. Na zijn grote verkiezingszege heb ik hem er nooit meer over gehoord. Tuurlijk, zijn Tweede Kamerzetels waren al binnen. De voorbereiding is in volle gang: verslechteringen in het openbaar vervoer  worden overal langzamerhand ingevoerd. Bussen rijden met een lagere frequentie in steeds minder dorpen en kleine steden. Mede te wijten aan gedoger Wilders.

Gebroken werd de belofte inzake de bouw van de megastallen, waar  15.000 varkens tegelijk in mogen ‘leven’. Het zou me niet verbazen als hij nu akkoord is met 16.000 varkens in die zelfde stal.

Extra agenten, ze moesten en zouden komen van Wilders. Ze kwamen er nóóit. Want op het cruciale moment laat die achterlijke PVV het er bij zitten.

De vercommercialisering van de zorg. Wordt gewoon doorgevoerd. De PVV, met name Fleur Agema, het jankerige schoothondje van Geert Wilders, sprak er in verkiezingstijd schande van.  Wie hòòrt de PVV daar nú nog over? Door het profijtbeginsel toe te passen wordt de zorg alleen maar slechter en duurder. Op den duur is er slechts zorg voor de rijken.

Hardwerkende mensen in de sociale werkplaatsen (wsw’ers), mensen  met een vlekje (vaak geestelijk en of lichamelijk gehandicapten), moeten nu ook van Wilders maar achter de geraniums gaan zitten. De PVV was vòòr de verkiezingen mordicus tegen. Nu niet meer. Wsw’ers moeten plaats maken voor bijstandstrekkers die verplicht worden te werken voor hun uitkering. Wel erg makkelijk om de kwetsbare arbeidsgehandicapten en bijstandstrekkers zo tegen elkaar uit te spelen.
Zou trouwens die bijstandstrekker nou nergens anders zinvol en met enig toekomstperspectief aan het werk gezet kunnen worden? Misschien is er wel een bijstandstrekker die  voor Wilders wil gaan werken.  Trouwens, als ik steuntrekker zou wezen, zou ik dat laatste echt niet doen, zolang die kale, agressieve brievenbus-zijker nog voor de PVV in de Tweede Kamer zit. Maar dit even terzijde.

Tolwegen, waar 130 kilometer per uur gereden mag worden, dat is natuurlijk typisch alleen voor de rijken. Wie anders kan nu nog de hoge tol, de hoogste benzineprijs sinds mensenheugenis en dure raceauto’s betalen? Wilders misschien, want die strijkt maandelijks een ver bovenmodaal fractievoorzittersalaris op .  Wilders verloochent zijn afkomst natuurlijk niet en stemt in met het plan van de VVD minister. Vòòr de verkiezingen was de PVV er tegen. Bedankt, Wilders namens de omwonenden van de max-130-snelwegen.

En nu, net na de val van het rechtse kabinet Rutte, horen we Wilders, ineens niks meer zeggen over de overlast van Polen en Oost-Europeanen hier. Ook vernemen we even niks meer over de volgens hem achterlijke Islam. Wilders huilt wel grote krokodillentranen als hij zegt dat hij het kabinet niet meer gedoogt om arme 65-plussers te sparen. De ouderen zouden er zo ontzettend veel op  achteruit gaan in het pakket  crisisbestrijdingsmaatregelen. Zo ontpopt Wilders zich nu weer als de valse blindengeleidehond van de Nederlandse ouderen! Wilders:
‘Als oma lacht helpt ze mij wel aan de macht,’ want daarom is het hem alleen te doen. Dat knettergekke geblondeerde heerschap  hoopt ongetwijfeld, nu al kwijlend, op een klinkende PVV – verkiezingsoverwinning……….. te behalen door het paaien van 65-plussers. Het zal toch niet weer gaan gebeuren, hè?

Mooi dat de PVV buitenspel staat. Die club kan even geen schade meer aanrichten. Houwen zo, stemmers! De linkse partijen moeten maar eens aan de macht.  Die beloven nu al maandenlang om de schade van de crisis te verhalen op de werkelijke veroorzakers. Te beginnen bij banken. Belofte maakt schuld.

maandag 23 april 2012

Mijn bek viel open (1)



Mijn bek is in het verleden nogal eens open gevallen van schokkende gebeurtenissen, die de ene keer een wat grotere reikwijdte hadden dan de andere keer. Vandaag  bijvoorbeeld valt mijn bek open als ik hoor dat het gedoogkabinet Rutte is gevallen. Tussen twaalf en één uur zaterdagmiddag 21 april 2012. Ik heb het verdorie niet eens hòren vallen en het moet een dreun van jewelste zijn geweest. Onverteerbaar is het voor mij dat ik het bericht niet uit de eerste hand heb.

Die hele zaterdagmiddag heb ik het me toch druk! Ik repeteer me  drie slagen in de rondte met de andere spelers van de toneelvereniging, want diezelfde avond om acht uur, is de première van ons stuk ‘Sabine’. D’r komen maar liefst  vijftig mensen naar ons kijken en die krijgen wat moois te zien. Laat dat maar aan ons over.
Ik repeteer een scène, waarin ik mijn woede verbaal afreageer op mijn frigide toneeleega Sabine, omdat ze alweer niet lekker met me wil vrijen. Als een dolleman sta ik te razen en te tieren, terwijl op datzelfde moment zo’n beetje, dat klote-kabinet valt. In plaats van gek van woede zou ik dol van blijdschap moeten zijn. Mijn grootste april-wens is vervuld. Opgerot die Wilders, Rutte en Verhagen!

Maar ik weet op dat moment nog helemaal van niks. We nemen het stuk nog eens van begin tot eind met elkaar door en gaan dan genieten van een uitzinnig lekkere maaltijd. We verkleden ons. De regisseur doet tot slot van de voorbereiding nog een inspirerende warming up met ons.

Die première wordt een juweeltje! Het publiek waardeert ons met een gul applaus en grappige geluiden:
‘Joehoeoeoeoe’ en
‘Héééééééé’.  Ook hoor ik iemand met de vlakke hand op de wand slaan en zijn er enkelen die op de vingers fluiten.
Het kabinet was toen al bijna acht uur gevallen en ik weet nog steeds van niks! Verdomme. En wij maar buigen naar het publiek voor ons, omkeren, buigen naar het publiek dat zoëven nog achter ons zat. Even wijzen naar de uitstekend debuterende licht en geluidstechnicus en naar onze trotse regisseur. Dan vlug omkleden en naar de foyer om te genieten van de loftuitingen van het nagebleven publiek over ons magnifieke spel. Ik zou er bijna van naast mijn schoenen gaan lopen.

In de foyer raak ik even aan de praat met mijn heuse buuv’ Truus. Ze geeft haar impressie van het stuk ‘Sabine’:
‘Het had allemaal echt gebeurd kenne wezen. Vind je niet? Het lijkt haast wel of ik die Sabine ook persoonlijk kent’ zegt ze en tussen neus en lippen door begint ze ineens over wat anders, waardoor ik even flink de kluts kwijt raak:
‘Waar nou dat kabinet precies over gevallen is, dat begrijpt ik nou nog niet, al sla je me dood? Snap jij het?’
‘Het kabinet gevallen?' vraag ik. 
'Sta je me soms een beetje in de zeik te nemen, Truus?’ 
‘Ja…eh nee…ik zweer het, het is echt gevallen!!’
De adrena……neen, endorfine giert door mijn lijf! Mijn handen gaan er een beetje van trillen en ik voel de eerste symptomen van hyperventileren, dat ik godzijdank weet te onderdrukken door te blazen in het plastic zakje van de mini-krentenbollen, dat ik geheel toevallig nog in mijn broekzak heb zitten. Die ene krentenbol, die er nog inzat flikker ik in het aquarium achter me. 
Ik ben toch zo blij met de aftocht van Wilders en zijn achterlijke paranoia PVV-partij;  eindelijk opgerot uit het centrum van de macht. (PVV staat voor: Paranoia, Vunzigheid en Vuiligheid).

Achteraf maar goed dat ik dit politieke nieuws pas laat op de avond hoor. Zou ik er eerder over geïnformeerd zijn dan was ik beslist te opgewonden geweest om nog een relaxte huisvader op de planken te kunnen zetten.

zondag 15 april 2012

Gelaagd

Het is alweer een jaar geleden, dat ik wat over mijn toneelvereniging Echte Liefde schreef. Het ging over het leren van mijn teksten. Dat deed ik al wandelend of fietsend langs het recreatieve deel van de Rotte of in het Kralingse Bos. De tekst stond op mijn mp3. Soms was ik zo in trance bezig, dat ik er geen erg in had hoe onwijs hard ik die teksten de wereld in schreeuwde. Onbedoeld heb ik zo mede-recreanten en omwonenden soms de stuipen op het lijf gejaagd. Met ongekende kracht denderden de woorden van mijn toenmalige personage over de Rotte:
‘Neen!!! Niet alléén Joden!’. De kracht van die woorden deden de rimpels in de Rotte aanzwellen tot een krachtige vloedgolf. In een tuintje op de Rottekade liet een oude man, verschrikt een vol dienblad uit zijn handen flikkeren.

Nu ben ik bezig met de tekst voor een nieuw stuk: Rimpels in de Rotte. Ik oefen een scene tussen Hans (ik dus) en Sabine, zijn vrouw. Weer studeer ik op de fiets, dat werkt nu eenmaal het best bij mij. Begin maart was ik net zo fietsend-oefenend, bezig in de buurt van een bouwproject bij Maassluis, toen ik bijna wild van woede de tekst:
‘Ben je d’r nou eindelijk klaar mee?’ uitschreeuwde. Ik kreeg niet eens de kans om door te oefenen op mijn fietsje, want een bouwvakker bulderde:
‘Neen, nog stééds niet! Steek zelf  je klauwen eens uit, man!’

Vandaag oefende ik dat ben-je-d’r-nou-eindelijk-mee-klaar-zinnetje, dat ik in Vlaardingen zo woest uitschreeuwde, nog eens. Nu niet op de fiets maar met mijn tegenspeler en de regisseur. Nu weet ik, voel ik, dat het veel beter is deze tekst met liefde uit te spreken dan met die woede. Het klinkt nu lief, zo lief zelfs, dat Sabine zich gestreeld voelt door zijn woorden.

Nog één kleine week slapen, dan gaat het vijfdelige feuilleton Rimpels in de Rotte in première met deel één genaamd:  Sabine. Twee keer wordt dat eerste deel gespeeld: op zaterdagavond 21 april om 20.00 uur en op zondagmiddag 22 april om 14.00 uur. Daarna gaat Echte Liefde verder met deel twee: Farida, dat op 12 en 13 mei gespeeld wordt; ook op zaterdagavond en zondagmiddag.

Vanaf begin 2012 wordt aan dit nieuwe stuk gewerkt. Het speelt in Rotterdam-Noord in de periode 2002 – 2012. De titel was al snel: Rimpels in de Rotte. Zo’n dertig bewoners uit Noord vertelden aan Echte Liefde hun verhalen. Verhalen, die als uitgangspunt dienen voor de scènes, die uiteindelijk in het feuilleton vertoond zullen worden. De verhalen van bewoners vormen het uitgangspunt. De verhalenvertellers zullen dus niet al hun woorden letterlijk kunnen terugvinden in het feuilleton. De schrijvers van het toneelstuk, hebben zich de creatieve vrijheid veroorloofd om hùn eigen draai aan de gebeurtenissen te geven, waardoor situaties voor de vertellers alleen bij benadering herkenbaar zullen zijn.

Voorafgaand aan het instuderen van Rimpels doet de groep een cursus commedia dell’arte. Een belangrijk leerpunt van de cursus is dat in het leven van alledag, mensen regelmatig van masker gewisseld wordt:
-           Nu eens dragen ze het masker van degene die ze denken te zijn.
-           Dan weer het masker van degene die ze werkelijk zijn
-           Dan weer het masker dat ze gemeenschappelijk met een of meer anderen hebben.

In Rimpels zal het geleerde in praktijk worden gebracht. Het kan in het feuilleton dus zomaar gebeuren dat een personage, dat vrolijkheid vertoont, diep van binnen verdrietig is en andersom natuurlijk.  Gelaagd spel wordt gevraagd van de acteur.
De kijker naar Rimpels moet er dan ook attent op zijn dat onder een masker van chagrijn, bijvoorbeeld liefde schuil kan gaan. In dit feuilleton is kortom niet alles altijd wat het lijkt te zijn. Dat krijg je met gelaagd spel!

dinsdag 10 april 2012

Tribune (2)

Voor de allerlaatste keer hebben we de Tribune, het maandblad van de SP, voor de regio Rotterdam verzendklaar gemaakt in het voormalige SP- Hoofdkantoor aan de Vijverhofstraat in Rotterdam. De SP heeft namelijk een nieuw hoofdkantoor betrokken in Amersfoort. Waar we de volgende maand dit werkje moeten gaan doen is nog niet bekend. Met ‘we’ bedoel ik een klein stel voornamelijk ouwe maar vooral zeer trouwe SP- vrijwilligers. Met mijn vierenzestig jaar ben ik veruit de jongste van dit stel en bovendien ben ik ook nog het kortst lid: anderhalf jaar pas. Het is een groep die bestaat uit een stuk of tien mensen. In dit stukje noem ik dit groepje, enigszins oneerbiedig misschien,  het T-kransje, waarin de ‘T’ en dit voor alle duidelijkheid, staat voor Tribune. Vijf leden van dit 'T' - kransje  doen dit werk al meer dan dertig jaar. Ik hobbel nu pas een jaartje mee.

Waarom zit ik hier nou eigenlijk over te denken en te schrijven????? Omdat ik denk dat het maar eens afgelopen moet zijn met deze maandelijks manier van verzendklaar van de Tribune. Binnen de SP heb ik hier overigens nog met niemand over gesproken, hoor. Dat zal binnenkort ongetwijfeld wel gaan gebeuren. 
Anno 2012 werkt een stel meer dan gemiddeld intelligente mannen en vrouwen acht á tien uur per maand aan die Tribune. De eerste deeltaak is het in de Tribune stoppen van de Rooie Rotterdammer, het blaadje met uitsluitend Rotterdams nieuws. Vervolgens, moet er een wikkel om de Tribune heen en die wikkel wordt met een stukje plakband stevig om het tijdschrift vastgezet.

Tsja, wikkels, ik kan me niet herinneren, hoezeer ik ook peins, dat ik de laatste pakwek dertig, veertig jaar ooit nog post ontving  met een wikkel er omheen. Ik kom uit een Rooms-Katholiek nest, sorry hoor, daar kan ik ook niets aan doen, een nest heb je nu eenmaal niet voor het uitkiezen als jonggeborene. In dat Rooms Katholieke nest kregen we, ruim vijftig jaar geleden dus,  het officiële orgaan van het Bisdom Rotterdam per post toegestuurd: de ´Sursum Corda´. Zo´n bruine wikkel zat er om dat krantje. Handgeschreven op die wikkel:  naam, adres, woonplaats van ons en dan zat er ook nog eens een postzegel op geplakt.
Adressen schrijven en postzegels plakken is er godzijdank bij de SP ook niet meer bij. Etiketten plakken wel; etiketten met adressen. Zelfklevende etiketten zijn het, dat dan weer wel, alhoewel ik op zich geen hekel heb aan likken. Zeker niet als er een lekker luchtje aan de lijm zit.

Maar kom, ik dwaal af, als dan die Rooie Rotterdammer in die Tribune zit, de wikkel er vast omheen is gewikkeld en met dat plakbandje stevig is vastgezet, dan……. moet er nog twee touwtjes om. Daartoe heeft de partij al heel lang geleden een even handige als griezelige  bindmachine aangeschaft, die net zo gemakkelijk stapeltjes van vijfentwintig Tribunes bindt, als in een onbewaakt ogenblik een of meerdere vingers van je hand afsnijdt. Met dat touwtje eromheen gebonden gaat de Tribune in stapeltjes van vijfentwintig de postzakken in voor verspreiding in de Rotterdamse Regio. En klaar is het T-kransje nu; voor de maand april althans.

Alles bij mekaar is dus de hoogste prioriteit van ons werk, dat de Tribune op tijd bij de leden in de bus ligt. Behalve dat, is er nog een belangrijke nevendoel namelijk, dat de T-krans lekker en gezellig aan het werk is voor de SP. Dat is op de maandag- en vrijdagochtenden ook precies wat er gebeurt: dit T-kransje, ervaart de bezigheid duidelijk als uitermate aangenaam. Op het enkele groepslid na dan, voor wie hard dòòrwerken nu eenmaal meer voldoening geeft dan babbelen over koetjes en/of kalfjes.
Dit clubje viert ook steevast elke verjaardag met gebak en door het hele jaar heen wordt met de  lief-en-leed-muts rondgegaan om een aardigheidje te kunnen kopen voor een jarige of een zieke, want zieken zijn er ook geregeld en zij worden zeker niet vergeten.

Is deze manier van verzendklaar maken van die Tribune in de Regio Rotterdam nu effectief, kostenbesparend en biedt het ook perspectief? Het  T-kranswerk bespaart de SP zeker enige portokosten. De vraag is alleen of deze geringe besparing wel opweegt tegen de kosten die weldra gemaakt zullen moeten worden voor een te huren/kopen ruimte en het gebruiksklaar maken daarvan.

De gemiddelde leeftijd van ons  T-kransje is zeer hoog is: circa 70 jaar. Het is een kwetsbaar groepje. De kans op tijdelijke of definitieve uitval van een of meerdere leden is niet denkbeeldig en elke uitval trekt weer een grote wissel op deze relatief kleine groep. Het mag zeker niet gaan gebeuren dat straks binnen de SP een luttel aantal zeventig plussers zit te stressen om de Tribune op tijd in de Rotterdamse brievenbussen te krijgen. De gedachte dat deze T-krans aangevuld of overgenomen zal gaan worden door jeugd, is een illusie. Dat gaat ècht nooit gebeuren. Misschien  een enkel keertje maar structureel: nooit!

Goed. De besparingen zijn waarschijnlijk minimaal en de continuïteit van het werk kan op de lange termijn niet gegarandeerd worden. Awel, is het moment van verandering van werkplek niet het juiste moment voor bezinning op een wat professionelere aanpak van de Tribune – verzending.

Binnen de Socialistische Partij (de grootste partij van Nederland inmiddels) zullen toch zeker wel de financiële middelen gevonden kunnen worden om dit werk wat professioneler aan te kunnen pakken. De verhuizing van het partijbureau is m.i. een uitgelezen moment voor een heroriëntatie hierop. 
Nu krijg ik zelf, naast de Tribune, nog enkele tijdschriften thuisbezorgd. Helemaal ‘up to date’ lijken me de wekelijks verschijnende VPRO-gids en het maandelijkse katern van de Consumentenbond. Op de achterkant van die bladen is wat ruimte uitgespaard om naam, adres, woonplaats en lidmaatschapsnummer van de abonnee af te drukken. Er komt bij die bladen geen wikkel, plakbandje, postzegel, touwtje of plasticje aan te pas.
Ik zou er als SP’er trots op zijn als de Tribune zo verzonden werd en dat moet toch makkelijk kunnen: bij zo’n grote en rijke politieke partij als de SP. De nu nog gehanteerde zeventiger jaren werkwijze mag eindelijk wel eens overboord gegooid worden, dunkt me.

De postbode kan dan voor de VPRO-gids, de Consumentengids en straks misschien ook voor de Tribune, tijdens zijn werk, een momentje voor zichzelf inlassen en die bladen doorbladeren. Voor de postbode is een blad als de Tribune, zeker in deze woelige tijden, een bijzonder en inspirerend, welhaast onmisbaar blaadje.

Indien die professionalisering doorzet, zal er voor, door of met het T-kransje eens per maand iets georganiseerd worden. Plannen zijn er al en gaan in de richting van bioscoopbezoek, excursies, bingo, een-en-dertigen, ezeltje prik, jokeren, blindemannetje. Plannen te over dus; alleen een geschikte locatie ontbreekt. Een vertegenwoordiger van het T-kransje is al wel in gesprek met Jan Marijnissen, We willen hem graag vast leggen voor het draaien van enkele bingo’s per jaar in het Rotterdamse.

donderdag 5 april 2012

Gedumpt

Op ons fraaie binnenterrein in het Oude Noorden staan uitdagende klim- en klauterobjecten voor kleuters, zoals de levensgrote giraffe, de gifgroene reuzensprinkhaan en een eigenlijk iets te enge krokodil. Voor de vele voetbalgekke jochies is er de mini-cruyff-court.  Appel- peren- en abrikozenboompjes staan uitdagend in de nog wat kille zon te pronken met hun bloesem. De bloembollen zijn vrijwel allemaal mooi uitgekomen: narcissen, blauwe druifjes, krokussen, hyacinten, tulpen. Leuk, vooral voor de kinderen, die vlak voor de winter de bloembollen gepoot hebben. Ze hebben er goed op gelet dat er niet in de buurt van de bollen werd gevoetbald en kunnen trots zijn op het resultaat.

Al van af de Kerst staat er op het binnenterrein een Albert Heyn-winkelwagen in een perk rozenstruiken. Moeilijk mannetje Vujul, de kleinzoon van Rosa, heeft de kar, althans volgens Koos Vogel, een rotzet gegeven de rozenstruiken in! 
Een beschimmelde spaanplaat van ruim één vierkante meter is rechtop in de AH-kar gezet. Er ligt ook een paar grote groene kaplaarzen in, een paar geitenwollen sokken, een eind prikkeldraad, een verdorde vingerplant en een verroest strijkijzer. De rozenstruiken rondom de kar groeien stug door en zullen weldra het winkelwagentje hebben ingekapseld. Als moeilijk mannetje Vujul wordt aangesproken op zijn actie met AH-kar ontkent hij, zoals gewoonlijk. Hij doet nooit geen kwaad! Natuurlijk wordt hij zoals altijd gedekt door omaatje Rosa, in wier ogen haar kleine Vulultje een braaf kereltje is.

De ketting ligt er af, veel spaken ontbreken, de banden staan leeg, een trapper is zoek, het stuur is dol en de koplamp hangt op half zeven. Het was twee maanden terug nog een mooie fiets maar toen kwamen de fietslessen voor kleine Memmetje. Eén week lang probeert pappa Ahmed het. 
Een week lang; elke dag met pappa Ahmed oefenen met fietsen. Langer dan een kwartier fietsles zit er niet in. Dan is Memmetje het zat.  Hij valt van zijn fiets. Woest scheldend schopt hij tegen zijn  fiets. Jankend en stampvoetend rent hij naar huis, alwaar hij met deuren gaat lopen gooien. De eerste dagen probeert paps nog om Memmetje weer terug op de fiets te zetten. Dat  heeft geen enkele zin. Het kind raakt buiten zinnen. Wild slaat het ventje om zich heen. Ook pappa Ahmed krijgt klapjes en accepteert het gelaten. Na de zevende les hebben vader en zoon het fietsje onbeheerd laten liggen in de buurt van het bankje bij de giraffe. In twee weken tijd is de fiets afgeragd door wat oudere jeugd. De laatste weken ligt het fietsje maar een beetje weg te roesten.

Tsja, dan staat daar, op de vroege ochtend, opeens op een van de gazonnen van ons binnenterrein een ogenschijnlijk in goede staat verkerende bedbank met een leuke donker rode bekleding, die heel fraai afsteekt tegen het groen van dat grasperk. ’s Ochtends vroeg zie ik hem staan. Moet dus in het geniep hier zijn neergezet gisteravond of vannacht. Komt waarschijnlijk bij Lenny vandaan, want die heeft net haar vent de deur uit gezwiept en ze gooide zijn bedbank achter hem aan. Ze had natuurlijk Roteb-Grof-Vuil moeten bellen. Die voert de bank kostenloos af.  Geen goede beurt van Lenny trouwens, net zo min als van die andere vuildumpers op het binnenterrein.

Ik bel nog even naar de chef van wijkschoonmaakploeg, de mannen en vrouwen in de blauw-oranje pakkies. Ik word bijna uitgelachen na mijn vraag of ze de troep even willen komen weghalen. Nee, daar zijn ze niet voor. Wel wil de chef voor de volgende dag een vuilophaalwagen regelen als we die troep zelf langs de stoep zetten, op een parkeerplaats of zo. Dat gaan we doen!

Ik kijk eerst even naar het voetballen op de tv (Barcelona- Milan) en daarna, zo rond een uur of elf ’s avonds zetten wij, Corina, Ella, haar zoon Tim en ik dus, die troep langs de straat. Het valt nog niet mee om het AH-winkelwagentje los te wrikken uit de rozenstruiken. Tim en ik zitten onder de schrammen. Niet alleen op mijn handen en armen. Maar ook in mijn gezicht en op mijn kuiten zitten krassen. Tim is maar gelijk naar huis gegaan om het bloeden te stelpen en de wondjes te ontsmetten. Hij moet er altijd snel bij zijn; hij heeft weinig weerstand en heeft snel ontstoken wondjes.

De rotzooi staat nog maar goed en wel op een vrije parkeerplaats of enkele ‘gieren’ komen al aangecirkeld. Twee kleine vrachtbusjes komen langzaam aangereden en de chauffeurs houden halt, duidelijk  om te kijken of er iets van hun gading is.  Het zijn Wilders-mensen en dan bedoel ik niet die gore brievenbus-zeikers van de PVV zelf. Neen, ik bedoel van die mensen, die we van Wilders moeten aangeven, als we last van ze hebben. Oost-Europeanen, dat soort mensen zijn het. Met een begerige blik in de ogen kijken ze naar al dat ijzer. Lachend, een beetje verlegen, kijken ze van de spullen naar ons. Het is ons wel duidelijk, dat ze die fiets en die AH-wagen mee willen nemen. Okay, zeggen wij, neem maar lekker mee! Maar dan moet je ook dat hout, die laarzen, de sokken, de grote vingerplant en dat prikkeldraad  (dat is toch ook ijzer?!) voor ons afvoeren. Die bedbank kan wat ons betreft hier langs de weg blijven staan tot morgenochtend. Geen probleem voor die jongens. Dat doen ze! Zij blij, wij blij. Ons binnenterrein is nu weer schoon en aan Wilders niks te melden.
Tim is weer terug. Ondanks dat het al bijna middernacht is, drinken we bij mij thuis nog even een borreltje op met zijn viertjes. Het moet wel leuk blijven, toch? 

zondag 1 april 2012

Pap in de benen

Al een paar jaar maak ik mensen, die vanuit het buitenland in Rotterdam komen wonen enigszins wegwijs in hun nieuwe woonplaats. Zowel de nieuwe als de oude Rotterdammers melden zich bij de organisatie Welkom in Rotterdam (WIR). WIR organiseert kennismakingsbijeenkomsten met als doel een match te krijgen tussen een oude en nieuwe Rotterdammer.  Als ze een match hebben, maakt het duo binnen drie maanden  minimaal drie afspraken in Rotterdam en omstreken. De voertaal is dan altijd Nederlands. WIR geeft voor die drie bijeenkomsten iedere deelnemer 12,50 euro onkostenvergoeding. De match is na drie uitjes over en beiden  kunnen zich dan weer opgeven voor een nieuwe kennismakingsbijeenkomst.

Met de Spanjaard Julio met een driedubbele achternaam heb ik mijn eerste match. Waarom we matchten? Hij leek me een leuke sportieve vent en net als ik is hij fan van voetbalclub Barcelona en van film regisseur Pedro Almodovar
 Hij was naar de matchbijeenkomst gekomen met zijn vriendin, die net zo goed zijn moeder had kunnen zijn. Een aantrekkelijke, welgevormde vrouw, die Eva,  daar niet van, maar zeker vijftien jaartjes ouder dan de vijfentwintig jarige Julio. We spreken af om als eerste activiteit een middagje samen te gaan fietsen. Het zou korte broekenweer worden die vrijdag. Langs de IJssel fietsen richting Gouda is het plan. Ik ben een fervente fietser; hij, minder maar is toch akkoord.  We spreken af bij de Brienenoordbrug. Drie kwartier na afspraak is Julio er nog steeds niet. Eva beantwoordt mijn telefoontje:
‘Hij is al ruim een uur geleden hier weggefietst.’
Op een krakende,  hinderlijk doortrappende opoefiets, zonder versnelling maar mèt terugtraprem, arriveert Julio, een uur te laat, bij de Brienenoordbrug. Totaal bezweet. Zeiknat is zijn spijkerbroek; zeiknat zijn zwarte t-shirt.  Daar staan we dan aan de start: een uitzonderlijk koppel. Ik, nog helemaal okselfris, met mijn nieuwe Gitane mountain bike, maandje oud pas, ontelbaar versnellingen en Julio, die het door die ouwe rotbrik, in feite nu al helemaal gehad heeft met fietsen.    
Meteen doorknallen richting Gouda, besluiten we desalniettemin. Er is al tijd genoeg verloren gegaan! Julio komt nauwelijks vooruit op die kutfiets, dus stel ik na een kwartiertje maar voor om even van fiets te wisselen. Dat voorstel was niet aan dovemansoren gezegd.  Na een korte instructie aan Julio over mijn fietsje,  racet hij richting Gouda. Die instructie had hij echt niet nodig gehad. Met de vingers in zijn neus komt hij in Gouda aan.
Ik, daarentegen, kom met het snot  voor mijn ogen bij de brug bij Gouda aan. Als ik met mijn eigen fietsje in de boter rijd ben ik er, zeker weten, in drie kwartier.  Nu,  met die kloterige opoefiets van Julio, heb ik na een kwartier al pap in de benen en doe ik over zo’n lullig ritje drie en een half uur.

Dan vindt Julio het nodig om mij een beetje te gaan lopen dollen, daar bij die brug over de Gouwe bij Gouda.  Meneer weigert me mijn fietssleutel terug te geven. Daar komt een beetje lacherig stoeien van en er ontstaat een onschuldig woordenwisselingetje zo van:
‘Non, desea en su moto a Rotterdam.’ Wat zoveel zal betekenen als dat hij op mijn fiets naar Rotterdam terug wil. Ik zeg dan:
‘Hé joh, kom op nou man, doe niet zo lullig man, geef dat sleuteltje nou terug, Julio.’ Een heel ultralicht zetje geef ik hem dan, waardoor hij, ongelukkig,  achterover in het gras van het talud langs de Gouwe tuimelt. Ter nauwer nood weet hij te voorkomen dat hij het riviertje in rolt. Gelukkig vat hij het allemaal heel sportief op. Lachend geeft hij mij mijn sleuteltje terug.
‘Sólo era broma.’ zegt hij in goed Rotterdams. (‘Was maar een geintje.’)

‘Julio, ik weet niet wat jij doet,’ zei ik, ’maar ik kan geen deuk meer in een pakkie boter rijden. Ik pak de trein terug naar Rotterdam.’  Van dat pakkie boter snapt hij natuurlijk niks maar dat ‘met de trein terug’’ snapt hij uitstekend en daar is hij het van harte mee eens.
Met een sierlijke boog gooit Julio zijn afgeragde opoefiets de Gouwe in.
‘Adios koetefietsa.'  
Julio belt zijn vrouw en zegt haar dat hij met de trein onderweg is naar Rotterdam CS. Ik heb van te voren al de benodigde kaartjes gekocht (voor mij en de fiets). Zo ben ik dus op de eerste de beste afspraak al door die twaalf en een halve euro onkostenvergoeding heen. Julio geeft er de voorkeur aan om in de trein een kaartje te kopen. Hij zwijnt, want er komt geen controle.
Op het perron staat Eva. Ze heet ons welkom in Rotterdam.      

dinsdag 27 maart 2012

Geluk is

Mij vervulde het zeker van blijdschap als ik haar totale ontspanning zag,  haar hoorde lachen en zacht kreunen. Ik dacht een weinig bij te dragen aan haar geluk. Misschien werkt dat wel zo. Wie weet, een beetje. Wat zou er meer nodig zijn? Samen een beetje lachen, leuke dingen doen, spelletjes, vooral ook creatieve dingen, lekker een beetje vrijen of gewoon met z’n tweetjes chillen voor de tv. Samen, knus, thuis. De rotzooi van de wereld was buitengesloten. Ons geluk was binnen.

Een belangrijke afspraak tussen mij en mijn vrouw Carola was, dat wij beiden fifty-fifty het  huishouden zouden doen en gingen werken voor de poen. Voor ieder van ons betekende dat  minstens twee en een halve dag werken en drie en een halve huishouddag. Zo rond 1980 kwam daar het verzorgen en opvoeden van twee zonen bij; dat viel natuurlijk onder de huishouddag.
Als kind, heb ik mijn vader, die zeeman was,  nauwelijks gekend. Zeker in mijn allerjongste jaren heb ik hem gemist. Voor mij was het een waar feest dat ik mijn zonen wèl een vader kon bieden, dacht ik. Ik gaf ze de fles, verschoonde hun luiers, deed ze in bad en bracht ze naar bed, duwde ze met lekker weer, in de wandelwagen naar het Kralingse Bos, bracht ze naar en haalde ze weer van school, organiseerde verjaardagspartijtjes, las voor, ravotte, ging mee naar de voetbalclub en gitaarles, sportte, danste en kookte met ze en ga zo maar door.
En toch was ik niet altijd zo blij, als ik verwacht had. Het leek wel alsof ik elke dag opnieuw een betere vader wilde zijn, dan mijn eigen pa…..een soort wedstrijd maakte ik er van.  Een wedstrijd die ik om de een of andere, mij onduidelijke reden maar niet leek te kunnen winnen.
Met groot élan liet ik de jongens met van alles en nog wat kennis maken; duizend en een dingen deed ik met ze. Eerlijk gezegd werden zowel ik, als ‘the boys’ daar af en toe tureluurs en chagrijnig van.  Terwijl het mij er alleen maar omging om de jongens een beetje geluk en wijsheid mee te geven.
Ik ging  (en ga nog steeds) graag naar theater. Daar hebben zij ook vast wel lol in, dacht ik in mijn enthousiasme. Dus ik sleepte ze vrijwel elke zondag mee naar leuk jeugdtheater. Op den duur smeerden de jongens hem al op zondag, als ik nog in mijn bed lag. Ik had geen flauw idee waar ze uithingen.  Zat ik daar als volwassen man alleen, voor de prijs van drie,  bij de grandioze poppenspeler Jozef Vandenberg of bij Frank Groothoff, die weer een of andere opera voor de jeugd had verknipt. Tot op de dag van vandaag hebben mijn zonen de pest aan theater en daar ben ik niet echt blij mee.
Ik was een tè fanatieke vader, die in zijn enthousiasme soms te veel doordraafde en daardoor het tegendeel oogstte van wat hij beoogde.  Ik had het goddelijke idee dat ik mijn zonen werkelijk gelukkig kon maken. De tijdelijke blijdschap, die ik soms in hun ogen meende te zien, zag ik aan voor een soort duurzaam geluk en ik had het waanidee dat ik daar ook gelukkig van zou worden. Blijheid werkt zo, geluk niet; maar blijheid is altijd weer zo snel verdwenen.

Net als onze jongens wilde ik ook mijn meissie Carool ook graag plezieren, in alle opzichten, je kan het zo gek niet bedenken. Regelmatig waarde blijdschap rondom ons; geluk zochten we misschien wat te ver. Onlangs ontnam zij mij wreed een illusie: zij kon zich niet herinneren dat ik òòit geprobeerd had haar te behagen. 
‘Dat neem ik je niet kwalijk, knul, ik zorg wel voor mijn eigen geluk.’ voegde Carola er monter aan toe. ‘Geluk is!  Met iets duurzaams en alomvattends als geluk is de rol van de ander vrijwel nihil. Doe als ik: koester je eigen geluk, jongen. Je hoeft er niet eens naar te zoeken want: geluk is. Komt allemaal goed, zeker weten. ’