‘Vrienden? Die heb ik
helemaal niet.’
Ik flap het er uit
voordat ik er erg in heb. Wel voeg ik er nog vliegensvlug aan toe, dat ik ooit wel
eens vrienden heb gehad natuurlijk maar dat ze allemaal uit beeld zijn. Uit het
oog verloren, verhuisd, innig getrouwd, verontwaardigd of dood. Geen vrienden meer ... en dat op mijn
vierenzestigste al!
'En Koos en Greetje dan?
of Ahmed, Hans, Peter en Els niet te vergeten?
Koos stelt mij altijd aan
al zijn kennissen voor als ‘mijn vriend
Zef’ …..en het gekke is dat ik me helemaal geen vriend van hem voel…. Okee,
ik ga wel eens met hem naar een voetbalwedstrijd kijken ……. maar dan is hij nog
niet direct een vriend van me, toch? of wel soms?
Vanaf 1980 is Koos met Greetje,
een schoolvriendin van Carola, mijn vrouw. Die twee zaten bij elkaar in de klas
op de kunstacademie. De dames kennen
elkaar al meer dan veertig jaar. Het is me wat! Gedurende 15 jaren was hun vriendschap flink bekoeld omdat Carola en ik, na het stuk lopen van Greetjes
eerste huwelijk nog contact onderhielden met haar ex. Zij beschouwden dat als
een vorm van verraad. Bekijk het. We maken zelf wel uit met wie we omgaan. Na de dood van die ex, waren we weer welkom bij hun. Tsja.
Neem nou Greetje, zij noemt me ook zo vaak ‘mijn vriendje’ waar
anderen bij zijn……okee we gaan wel eens een enkele keertje naar de bios
samen……..meer niet, maar om haar nou
gelijk een vriendin van me te noemen, dat gaat me toch veelste ver.
Misschien verwacht ik wel
te veel van een vriend of vriendin en wel zó veel dat niemand ooit goed genoeg is om
mijn vriend te worden? En ikzelf dan? Ben ikzelf dan ooit wel goed genoeg om
iemands vriend te kunnen wezen? Dacht het niet…..
Op de lagere school had
ik twee heel goeie vrienden. Arthur en Ceessie met een ‘C’ dus. Ik heb veel plezier met ze
gehad. Arthur was een getalenteerde voetballer; op het grasveld voor zijn deur deden we altijd 'metsies'; als Arthur bij jouw team zat won je gegarandeerd. Bij Cees thuis deden we gezelschapsspelletjes (domino, eenendertigen, pesten), speelden met Lego of de mecanodoos en bij mij voor de deur honkelbalden we met die walgelijke John de Haas. Die ‘Haas’ krijgt later in dit verhaal nog een grote beurt.
Arthur was in alle sporten goed. Zelfs in turnen, wat Cees en ik een wijvensport vonden. Arthur trok zich daar
niks van aan en deed altijd onder gym zijn stinkende best voor het allerhoogste
cijfer. Cees en ik niet, wij hielden ook
niet van ringen en springen over bok en paard of oefeningen op de ladder. Nee
Cees en ik waren meer van het ’apenkooien’ of blokkiesvoetbal.
Arthur heeft me opgegeven
voor zijn voetbalclub. Aeolus. Ik wilde
altijd keepen. Daar ben ik op den duur redelijk goed in geworden. Een natuurtalent was ik beslist niet. Balletjes tegenhouden was mijn taak en daar kweet ik me alleszins redelijk van. Ik speelde
niet in Arthurs team want hij balde met de allerbesten van zijn leeftijd. Jahaa, Arthur heeft nog twee seizoenen betaald voetbal
gepeeld ook! Bij Sparta. Ze hadden hem gevraagd. Als je door een profclub gevraagd
wordt, dan ben je echt goed! Iedereen bij
Aeolus was trots op hem. Mij hebben ze nooit gevraagd. Helaas niet. Ik was ook
niet zo’n superkeeper, hoor. Gewoon ‘goed’ was ik, meer niet. Toevallig
speelden toen Jan van Beveren en Pim Doesburg ook alle twee bij Sparta, dat waren
mijn leefijdsgenoten….kanjers. Ze keepten allebei nog in Oranje ook!
Eén keer mocht ik in het
elftal van Arthur meedoen. De keeper van dat team, Piet Pelger, een lange
slungel, die, eerlijk is eerlijk, ook behoorlijk een balletje kon stoppen, had
zijn contributie eens niet betaald en werd daarom geschorst. Ik hoorde op
vrijdagmiddag half vijf, dat ik zaterdagochtend om elf uur moest spelen in het
hoogste C-team, C1 dus. Nou, ik was gelijk bloednerveus natuurlijk. Rond een
uur of acht die vrijdagavond, ik lag net in mijn bed, wordt er hard aan onze bel
getrokken. Staat Arthur voor de deur en nog een paar van die gasten van C1. Die slungelkeeper,
heeft snel zijn contributie betaald, handje-contantje aan de penningmeester en nu mag
hij ineens wel meedoen in die wedstrijd van zaterdag met C1, op voorwaarde dat ik het
goed vind, omdat ik officieel uitgenodigd ben.
Moest ik bij die voorzitter langsgaan en zeggen dat die slungel Piet wat mij betreft in C1 mag gaan keepen zaterdag………………….èn dat ìk dus niet zo nodig hoef.
Moest ik bij die voorzitter langsgaan en zeggen dat die slungel Piet wat mij betreft in C1 mag gaan keepen zaterdag………………….èn dat ìk dus niet zo nodig hoef.
Wat een lul was ik toen
toch eigenlijk al. Ik deed dat gewoon nog ook!! Aan de ene kant was ik dolblij dat
ik op het hoogste niveau mocht spelen, anderzijds was ik ook weer te schijterig
om deze jongens ‘neen’ te verkopen........ik wilde ze zo als het ware te vriend houden (sic). Mijn
angst won het destijds altijd van mijn trots. Nu ook nog vaak….eerlijk gezegd..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten