Wat vooraf ging.
Oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar
‘rotkat’. We spelen bij opa en oma thuis het door opa zelf bedachte ‘kabouterspel’. Jammer was toen wel dat opa
niet met zijn worstvingers en
ongeschoren kin van me kon afblijven.
Maria woont als jong meisje in Den Bosch. Een dronkenlap
verkracht en bezwangerd Maria; ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke
Den Bosch. Zwangere meisjes worden in
nonnenkloosters ondergebracht. Tot drie maanden na de bevalling mogen ze daar
blijven. Daarna gaan ze, tegen kost en inwoning, werken bij welgestelde families.
Voor Maria is het nog niet zo ver. Ze
heeft nog drie maanden te gaan.
Maria schaamt zich beslist niet voor haar zwangerschap. Ze
kijkt verlangend naar haar kindje uit. Breit zelf volop kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van
hoofdzuster Wijnaldia verdient ze wat
geld om wol te kunnen kopen. Maria ontvlucht de leugenachtige Wijnaldia, die
haar misbruikte.
Deel 4. Een duivel.
Maria loopt op alledag. Haar verblijf in Huize Magdalena is
er de laatste weken niet leuker op geworden. Zuster Wijnaldia heeft de
afwijzing door Maria niet kunnen aanvaarden; vanaf die dag is
Maria door haar genegeerd.
Toen Maria kort geleden, nadat ze haar werk gedaan had, weer
in haar kamer terugkwam barstte ze meteen in woede uit. Midden in haar kamertje lagen namelijk de zo
liefdevol door haar gebreide babykleertjes opgestapeld … ze waren alleen niet meer als zodanig
herkenbaar, want alle breisels waren ruw uitgetrokken. Woedend schopte Maria de
stapel door haar kamer en ze schreeuwde zo hard, dat iedereen het in het hele
tehuis kon horen, wie haar dit had aangedaan.
‘Wijnaldia, is een duivel!’ bleef ze schreeuwen en ze bleef
zo hard op de vloer springen als ze maar kon.
Na enige tijd klopte de kleine, lieve zuster Epraïm aan haar
deur. Het lawaai dat Maria maakte duurde haar wat te lang. Ephraïm kon wel iets
van de boosheid van Maria begrijpen, ze had iets van de geschiedenis gehoord
maar ze wist zeker dat het voor Maria in haar positie ronduit slecht zou zijn
om zo lang, zo hard te springen; dan zou het wel eens mis kunnen gaan; zeker in
dit stadium van de zwangerschap. Zuster Ephraïm zei, dat het niet de eerste
keer is dat iets dergelijks zich binnen de muren van dit tehuis zich heeft
afgespeeld. Zuster Ephraïm troostte Maria en zei tegen haar dat ze zich er ter
wille van haar op komst zijnde kindje beter niet al te druk om kon maken. Er is
toch niemand hier, die iets gezien heeft en als er wel iemand is die wat gezien
heeft, dan durft ie toch niks te zeggen. Ephraïm wist wel iets van wat er zich
tussen Wijnaldia en Maria had afgespeeld en bekende eerlijk dat zij, ook al had
zij de hoofdzuster Maria’s kamer in en uit zien gaan, dat zij dan nog Wijnaldia
niet openlijk zou durven beschuldigen.
Ik wordt zonder pardon dit tehuis uitgezet en waar moet ik dan naar toe?
Buiten dit tehuis heb ik niemand. Nee, Maria verwacht in dit huis geen
rechtvaardigheid.
Samen met Maria gaat Ephraïm in de grote verzameling van het
tehuis de nodige babykleertjes bij elkaar zoeken, want alles weer opnieuw gaan
breien lukt natuurlijk nooit.
Het is inmiddels de negende maand plus een week. Tien dagen
geleden is Maria bevallen van een stevige jongen van acht pond. Karel heeft ze
hem genoemd. Hij was vijf dagen te laat maar dat was volgens zuster Ephraïm
geen probleem. Ze was echt heel lief en
zorgzaam zuster Ephraïm, zowel voor Kareltje als voor Maria. Kareltje zag er leuk uit; ze hadden gelukkig
nog heel leuke kleren kunnen vinden in de tehuisvoorraad.
Maria wilde nu wel zo snel mogelijk weg uit Huize Magdalena.
Ze was zelfs bang dat die duivelse Wijnaldia haar Kareltje nog iets zou
aandoen. Ephraïm dacht dat het beter zou zijn voor Maria met verhuizen te
wachten tot twee maanden na de geboorte
van Kareltje. Tot die tijd wilde Ephraïm
alvast voor haar uitkijken naar werk en woonruimte.