vrijdag 15 april 2022

ZUIGEN

Op de late vrijdagochtend staat stofzuigen op het programma. Een prettige activiteit tegenwoordig. Ik doe het op muziek met de blue tooth koptelefoon op. Meestal  beluister ik dan Them of the Animals.  Mijn poes wordt panisch van de stofzuiger. Hij verstopt zich zo ver mogelijk onder mijn bed.  Komt de stofzuiger daar in de buurt dan trippelt Thijs (want zo heet de kater) stilletjes en heel snel naar zijn andere veilige haven, achter het televisiemeubel … daar is al gezogen. Veel stof is niet of nauwelijks zichtbaar; het komt de woning binnengewaaid door ramen en kieren ... binnengelopen aan schoenen, meegelift op jassen en tassen van bewoners of bezoekers. Ook slijtage van meubels, vloerbedekking en gordijnen veroorzaken een continue stroom van minieme hoeveelheden stof.

Veel zichtbaarder en daardoor veel irritanter is een andere categorie opzuigsel: de haren, die mijn kater niet meer nodig heeft en van zich af schudt. Er is geen plek denkbaar of hij heeft er wel eens een dot haar laten fladderen. Thijs is er een van de langharige soort. Cypers, rood-witte vacht. Op mijn zeer donkerblauwe vloerkleed valt elk vlokje haar op.

Verder vult de stofzuiger zich voornamelijk met kruimels shag, die tijdens het draaien van sjekkies op de vloer vallen … en met de as die van peukies afgevallen is. Ook doet de stofzuiger zich te goed aan: geknoeide etensresten zoals brood- en koekkruimels … stukjes aardappel en groente …  gemorste lekkernijen als rozijntjes, die zitten vaak vastgekleefd aan de vloerbedekking omdat er op gestaan is … en met achteloos weggegooide verpakkingen van lekkernijen, als bijvoorbeeld die dunne zilverpapiertjes van paaseitjes.

Dan moet er gedweild worden. Gemorste koffie en ingetrapte koekkruimels … stukjes rauwe ui, paprika of kip, tijdens het snijden weggeschoten van de snijplank op het aanrecht … op de grond gevallen en vervolgens vermorzeld tussen schoenzool en laminaat. Door het hele huis heen zijn hiervan weer de plakkerige  gevolgen te vinden. Als ik een week niet dweil kleef ik aan de vloer vast.

In de buurt van de kattenbak moet sinds kort iets grondiger gesopt worden. Thijs is kieskeurig. Als zijn bak iets te vuil is naar zijn zin, zeikt hij er gewoon naast. Ik heb dit pas kortgeleden ontdekt. Het vieze, weeïge lijkluchtje kan ik aanvankelijk niet thuisbrengen. Vòòr de kattenbak, zie ik dan een bijna opgedroogd plasje liggen. Ik kniel voor de kattenbak, druk mijn neus bijna in dat plasje en…ja hoor, dit is de geur die al wekenlang voor een ongerieflijke luchtje zorgt in huis. Opgedroogde kattenpis dus…óók een vloerkleedje stinkt ernaar. En een over een kastje heen  hangend kleedje is door Thijs besproeid. Er zit niets anders op: weg er mee (met die kleedjes dan, met  Thijs nog even maar niet). Onder Thijs zijn kattenbak (en ervòòr) gaat vanaf nu een dik pak kranten. Ik controleer daar elke dag en dweil extra als ie er naast gezeken heeft.

Met Thijs heb ik het er ook nog over gehad om vrijwillige euthanasie op hem toe te passen maar daar zijn we nog niet helemaal uitgekomen.

donderdag 14 april 2022

JONGE MEID

Zelden zo’n energieke vrouw gekend als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze. Haar eerste en enige huwelijk loopt binnen twee jaar op de klippen. Er zijn dan al twee kinderen. De derde, Theo, het nakomertje, is nu 15 … en na die 15 jaren weet nog niemand in de buurt wie zijn vader is. Tanja staat graag, met Jan en Alleman, over van alles en nog wat te babbelen.  Maar over het hoe,  waar en waarom van Theo, rept ze met geen woord. Met niemand niet. Maakt mij niet uit. Ik ga het toch niet doorvertellen. Voor iedereen is het zo klaar als een klontje, dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japans, Vietnamees of Koreaans. Theo heeft namelijk ook van die schattige oogjes en de bouw van een Sumo worstelaar. 

Een van mijn medeburen vertelt me, dat er rond geboorte van Theo een Chinees restaurant in de buurt  is, waar Tanja zo af en toe wat bijklust. De eigenaar is een knappe, charmante man. Er wordt bij die Chinees  veel meer afgehaald dan normaal. Maar dat komt niet alleen omdat die eigenaar zo’n leuke vent is. Zijn éten is óók hemels. Met name de gado-gado. Verrukkelijk zelfs. Maar of Tanja, die Chinees en Theo iets met elkaar te maken hebben, vertelt dat verhaal niet ....en is dat dan erg? Welnee!

Tanja’s oudste kinderen zijn al weer jaren de deur uit.  Het zijn dertigers. Getrouwd. Hebben allebei een kind. Tanja is de oppas-oma; haalt haar kleinkinderen uit school en moet ze bezighouden tot paps en mams ze op komen halen.  Soms eten de kleinkinderen ook bij oma Tanja mee.

Een keukenprinses is ze niet en zal ze ook nooit worden. Ze kookt op laag blo-niveau: ‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt, een bakje yoghurt met roosvicee toe. Daar ben ik goed in, ook in variaties daarop maar dat kan iedere boerentrien toch?!  Van mijn 19e af doe ik het al zo. Ziek ben ik zelden of nooit. Energie heb ik meestal genoeg.'

Voor haar hoeven dingen nooit zo precies op tijd te gaan. Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf  moet altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds wat eten. Zielig eigenlijk wel  maar zo is het nu eenmaal. Tanja eet alleen wanneer ze honger heeft. Haar kleinkinderen weten inmiddels wel, dat ze, als ze trek hebben, wat uit de kast kunnen pakken.

‘Wacht maar niet op mij hoor, jongens!’ roept Tanja dan, ‘er liggen nog tuccies en een paar bounty’s in de voorraadkast. Of neem  wat van de fruitschaal.’ Lachend voegt ze er aan toe, dat ze zich die laatste opmerking net zo goed kan besparen. 'De jeugd heeft tegenwoordig een ooftfobie’, geloof ik. Die zoete snoeptroep, die gaat er in als koek.  Tanja snoept zelf ook wel eens; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Als ze eens een dipje heeft trakteert ze zichzelf op een magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje boter met een dikke laag chocola en een houtje d’r  in.  Ze zal er geen grammetje van aan komen. Daar is ze veel te energiek voor, Tanja,, een jonge meid van bijna zestig.

woensdag 13 april 2022

BLOED PRIKKEN

De vrouw is nog redelijk slank. Ze heeft roodbruin lang haar. Haar bleke gezicht is bedekt met sproeten en een bril. Ze draagt een spijkerjasje en een zwart-wit gestreepte, strak zittende broek. Haar man schat ik op 180 kilo. Hun veel te dikke dochtertje van vier heeft een rond gezichtje met fors uitpuilende wangen en daartussen een varkensneusje, dat alle aandacht trekt. Ik zit in de wachtruimte van de bloedprikkamer van het ziekenhuis. De vader kan nog net twee stoelen voor zichzelf bemachtigen. Het meisje schuift achter het kinderbureautje, pakt kleurpotloden, kleurboek en gaat aan de slag. Moeder trekt zich met een maandverbandtasje enigszins schichtig terug op het damestoilet.

De oversizede vader straalt een enorme rust uit. Zijn dochtertje kleurt en neuriet alsof het thuis is, vader strijkt haar, liefdevol glimlachend over haar halflange blonde haar. De man maakt een krachtige, verzorgde indruk; is goed gekleed. Zijn XXXL pantalon en dito geruit overhemd verbloemen op aangename wijze zijn overgewicht.

Moeder komt terug, pakt een stoel en gaat achter haar dochter zitten. Vader en moeder wisselen een blik van verstandhouding. Ook voor zijn vrouw heeft hij die zachtaardige, liefdevolle glimlach.

Een van de andere wachtenden zegt tegen de dikke vader: ‘Er zijn er nog een heleboel voor je, hoor!’  Blijkbaar kan hij niet zo goed tegen wachten of stilte, want elke minuut mekkert hij dat het wel erg langzaam gaat allemaal. Hij probeert voortdurend oogcontact te maken met zijn medewachtenden. Maar die zitten echt niet verlegen om een lulpraatje met hem.

Er komt een zwaar opgemaakte dame de wachtkamer in. Het zou zomaar kunnen dat ze net bij de kapper vandaan komt, met haar nog kakelverse, grijze permanentje. Ze trekt een nummer. ‘Die heeft nummer 17’, zegt het meisje in de rolstoel, giechelend tegen haar begeleidster. ‘Die zal nog even moeten wachten, hi, hi.’ De dame met nummer 17 ziet meteen wat voor vlees ze in de kuip heeft en accepteert de lollig bedoelde opmerking grootmoedig. Ze neemt plaats tegenover haar:

‘Ja, ik heb nummer 17 en jij, welk nummer heb jij?’

 ‘Ikke … oh, ik heb nummer 5 en ik ben lekker zo aan de beurt!’

‘Zullen we nummertje ruilen?’

‘Ja, dahag, u denkt toch zeker niet dat ik gek ben?’

’Maar natuurlijk denk ik dat niet, meisje’ en meewarig lachend vist de dame een Privé uit de oudbakken leesportefeuille, op het lectuurtafeltje naast haar.

Ik ben aan de beurt: nummer 2. Mijn bloed spuit de buisjes in. Ik moet gecontroleerd worden op het lithiumgehalte in mijn bloed. Uit het onderzoek moet blijken of mijn schildklier het nog wel goed doet. Als het niet goed is bellen ze me morgen.

‘Geen bloedverdunners, meneer?” vraagt de prikzuster.’

‘Nee, die heb ik al een tijdje niet meer.’ Ze hoeft dan niet zo veel verband om het prikgaatje te leggen. Een klein gaasje met een plakkertje voldoet om het bloed te stelpen.

Ik ben hier klaar. In de wachtkamer zit het kleine meisje nog steeds lief te kleuren. Of ze er ook bij neuriet kan ik hier niet horen.

dinsdag 12 april 2022

UIT BED GEROLD

 

Het is me nog nooit eerder overkomen. Maar eens moet natuurlijk de eerste keer zijn: vannacht ben ik uit mijn bed gerold. Naar mijn gevoel was het midden in de nacht. Het was in ieder geval nog donker. In mijn verbouwereerdheid ben ik vergeten op de klok te kijken.

Met een doffe dreun kom ik met mijn hoofd op het zeil terecht.  Op datzelfde moment kreeg ik mijn ogen nog niet open. Even later zie ik dat ik met mijn hoofd tussen de poten van de stoel naast mijn bed lig. Mijn schoenen, die daar altijd staan, kan ik nu veel te goed ruiken.  Aanstalten om op te staan, maak ik nog niet. Normaal als ik val sta ik altijd zo snel mogelijk weer op, nu niet. Kennelijk is er een automatisch pilootje uitgeschakeld. Het daagt me nu, dat ik er aan de rechterkant van mijn bed ben uitgerold. Raar, omdat ik altijd zo ver mogelijk aan de linkerkant slaap.  Op filmpjes van slapende mensen heb ik heb wel eens gezien dat ze driftig liggen te woelen. Alleen kan ik niet geloven, dat ik zelf ook zo druk bezig ben in mijn slaap. Het bewijs is nu wel geleverd.

Ik lig nog steeds op de grond. Vreemd genoeg voel ik geen pijn; ook geen bult. Zal morgen dan wel komen. Blijkbaar ben ik in alle opzichten een secundaire reageerder.  Want toen ik een paar weken terug, bij de gym, met mijn nek op een stoeltje viel, voelde ik pas twee dagen later de pijn. Maar dit even terzijde, want ik lig nu nog wezenloos onder die stoel. Een stukje droom denk ik me te herinneren: ik word achterna gezeten, niet door een mens maar door iets groots, bruins, snels, engs en grommends. Bijna heeft het mij te pakken  … maar dan spring ik over een sloot …  en vervolgens knal ik hard met mijn hoofd op de vloer.

Na vijf misschien tien minuten pas krijg ik de aandrang om op te staan.  Ik krijg nauwelijks beweging in mijn lijf. Mijn rug en benen hebben er duidelijk geen zin in: ‘blijf maar lekker liggen daar’  lijken ze uit te schreeuwen.  Maar dat vind ik wat overdreven. Met moeite til ik mijn bovenlijf op en stoot gelijk mijn kop tegen de onderkant van de zitting van de stoel.  Weer even liggen, de stoel wat wegschuiven en dan  nog eens proberen. Zo lukt het. Ik slaap nog half en schuif mezelf, bijna snurkend, mijn bed in en trek het dekbed over me heen.  Dan voel ik ineens de elektrische deken. Die had ik, koukleum die ik ben,  toen ik ging slapen aangezet. Op de hoogste stand nog wel. Was dus bijzonder warm; zeg maar gerust heet. Nu ik er vanochtend nog eens over nadenk, zou het me niks verbazen, als ik vannacht in mijn slaap wegrolde  van mijn veel te warme elektrische deken en op de grond terecht kwam.

Achteraf ben ik maar wat blij dat er niet iets groots, bruins, snels, engs en grommends  achter me aan zat.

 

        

maandag 11 april 2022

VERWARD PERSOON

Waar is Theo nou helemaal mee bezig? Hij is een rustige, zeg maar ietwat verlegen man. Doorgaans loopt ie in het zwart of  in donkere tinten. Maar nu loopt hij met een rood petje,  geel sjaaltje, lila trui, paars gilletje,  oranje broek en rooie schoenen.  Hij gaat er mee de straat op. Ook heeft ie nog een reusachtige hoofdtelefoon op zijn kale kop … luid zingt ie met zijn muziek mee:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

Hij duwt in zijn ogenpijnigende outfit de winkelwagen door de supermarkt. De andere klanten bekijken hem met argusogen.  Hij gooit zijn wagen vol paasspul.  Ja, hij gooit echt. Alleen maar paasspul: eieren, kip, chocolade-eitjes in zakjes en in mandjes, paastafelkleden en  -servetten,  paashazen, groot en klein.  Het eiwit en eigeel loopt in klodders en in langgerekte draden door het metalen raster van de winkelwagen. ‘Hoppa’, roept hij vrolijk, na elk artikel dat hij in zijn wagentje mietert en zingend  gaat hij voort.  Hij is een Stones- en Dylanfan  maar Theo zingt helemaal niks van hen:

Rode wijn, rode wijn. Kom laat ons vrolijk zijn.

‘Godverdomme, alles vergeten te scannen.’   Nu moet hij naar de kassa. Theo doet een beetje stoer tegen de kassière …  dat hij dit jaar eens flink gaat uitpakken met de Pasen. Alsof haar dat al niet gelijk duidelijk is! Hij heeft een paar buren en zijn kinderen en kleinkinderen uitgenodigd.  Dat klopt niet helemaal, want Theo is nu zes jaar gescheiden en tot nu toe zijn de kinderen en kleinkinderen met de feestdagen uitsluitend bij zijn ex geweest.  De kassière mag van Theo ook komen, als ze wil, hij woont op het Graskruid 29, zegt hij er bij. Zij moet een beetje lachen. Heel misschien heeft hij wèl een paar búren uitgenodigd. Maar zo’n innige band heeft hij nu ook weer  niet met zijn buren. Oké, hij gaat wel eens bij hen op de koffie en zij bij hem; meer ook niet. Voor bijna tweehonderd euro ligt er in zijn wagen. ‘Sorry, mijn geld en pinpas liggen nog thuis. Ik kom zo wel terug.’ Hij laat de stampvolle, druipende winkelwagen bij de kassière achter.  Headbangend, gaat hij er vandoor:

Rode wijn, rode wijn, kom laat ons vrolijk zijn.

Een iets te minuscule Lidl-beveiliger spreekt hem aan maar Theo loopt hem pardoes omver. Hij gaat direct naar zijn buren Tanja en Riek, die hij uitgenodigd heeft voor zijn ‘High Easter Tea’: ‘Het gaat helaas niet door, lieve buurtjes van me. Ze willen me bij de Lidl mijn winkelwagen niet meegeven. Er zat toch zó veel lekkers in. Jammer hoor.’  

Zijn buurtjes zijn verbijsterd. Ze weten niet waar hij het over heeft. Wat ze wel weten  is dat Theo zo af en  toe een enigszins verward persoontje is.       

 

zondag 10 april 2022

BOEKENWEEKGESCHENK

 Het is  boekenweek van negen tot en met zestien april. Dit jaar heb ik niet echt een boekenwens. Hoewel … dat is niet helemaal waar, want ik wil heel graag het bóékenweekgeschenk hebben. Maar helaas, dat is niet te koop en ik krijg het ook niet voor niks. Dat geschenk krijg ik alleen maar als ik  een ander boek koop. Ik heb geen flauw idee welk boek ik nu zou moeten kopen.

In de krant van zaterdag, wordt het boek ‘Aleksandra’ van Lisa Weeda aangeraden. Nooit van Lisa  gehoord. Dat dreigt het beste boek van het jaar 2022 te worden. ‘Het is een hartverscheurende familiegeschiedenis in Oekraïne: met veel vertelplezier en alle stijlmiddelen die ze beheerst vertelt Lisa Weeda een uitzonderlijke familiegeschiedenis.’ Dat spreekt me nu niet zo aan.

Terwijl ik dit schrijf komt de naam van een andere Nederlandse schrijver bij me op: Hanna Bervoets. Ik heb haar wel eens op tv gezien, in het boekenprogramma ‘Brommer op zee’. ‘Het verlangen’  heet  het boek dat zij schreef.

Ik heb me de laatste maanden niet zo kunnen oriënteren op de boekenmarkt, omdat ik twee superdikke pillen (vijfhonderd bladzijden per pil)  te leen heb gekregen van een vriend. Het zijn niet bepaald boeken, waar even doorheen te fladderen is. Wetenschappelijk, historisch …  en bijzonder interessant.  De schrijver is Harari. Hij was van de zomer bij Zomergasten op tv. Twee maanden heb ik die boeken nu in huis en het eerste: ‘Homo Deus’ (Supermens) heb ik nog niet eens uit ... bijna … nog vijftig bladzijden.  Harari inventariseert allereerst  wat nu het bijzondere is van de mens, wat  verklaart het feit, dat de mens alle andere dieren overvleugeld heeft. Verderop in het boek schetst hij pogingen van de mens om de supermens te ontwikkelen of zelfs  robots te creëren, die de baas worden over de mens.  Ik zou volgende week aan dat tweede Harari boek kunnen beginnen.  Maar ik twijfel er aan of ik nu alwèèr zo’n moeilijk boek moet gaan zitten lezen. Ik heb eigenlijk  meer zin in fantasie.  

Dat boek van Hanna Bervoets, waar ik het net over had,  lijkt me wel wat tussen die twee wetenschappelijke pillen door. Haar boek heet  alleen niet ‘Het Verlangen’ maar ‘Een modern verlangen’. Het draait om menselijke relaties: tussen geliefden, vrienden, maar ook tussen mens en dier, ouder en kind, mens en ding. De personages in de veertien verhalen, die dit boek telt, moeten zich soms in moeilijke bochten wringen om door onbegrip en afstand, heen te ploeteren. Dat boek ga ik kopen. Het  kost twintig Euro.

Daar krijg ik dus het boekenweekgeschenk van  Ilja Leonard Pfeiffer bij. Het boekje heeft als titel: ‘Monterosso mon amour’ en heeft als thema ‘Eerste liefde’. Misschien leuker om dat boekje eerst te lezen.

zaterdag 9 april 2022

KRASSE KNARRENLOOP

 


Zondag is de Rotterdamse marathon. In het centrum is het al een paar dagen te merken. Veel clubjes sportief ogende anderstaligen. Tamelijk jonge, opgewekte vrouwen en mannen.. Ik hoor van alles: Frans, Duits, Engels, Spaans. Toch ook wel veel Afrikaans. Ze lopen in sportpakken, met sporttassen, - drankjes, -petjes. De hotels hier zullen wel stampvol zitten.

Ik heb zelf altijd mee willen doen aan de marathon maar het is er nooit van gekomen. Het is 1983.  Ik bereid me voor bij PAC, de beste atletiekclub van Rotterdam. We trainen intensief in het Kralingse Bos. Veel intervaltraining. Bijna de helft van de marathonafstand, haal ik. Twintig kilometer. Dan begeeft mijn knie het.  ‘Begeeft’ is een beetje overdreven …  bij elke stap die ik verder nog  zet voel ik een stekende pijn in die knie, mijn rechterknie, … dat klinkt een beetje kleinzerig … maar kilometers lopen met zich eindeloos repeterende pijnlijke steekjes … ik geef het je te doen. Ik moet dan helaas mijn  voorbereidingen stoppen. Ga naar een fysiotherapeut en: het is nu bijna veertig jaar later, nog steeds heb ik last van dat stekende pijntje of pijnlijke steekje.. 

Maar nú trek ik me er helemaal niks meer van aan! Ik ga gewoon meedoen, niet op zondag maar op zaterdag. Want dan is de ‘ouwe knarren wandeleditie’ van de marathon. Twintig weken lang heb ik, elke zaterdag, vòòr die negende april, de nodige trainingsmeters gemaakt. Weer of geen weer.

Mèt heuse rugnummers. Hoewel het zijn eigenlijk geen rugnummers maar meer borstnummers, want ze moeten vòòrop de jassen worden bevestigd. Met veiligheidsspelden. Dat valt om de donder nog niet mee. Ik prik me een paar keer lelijk in mijn buik (tot bloedens toe!).

Een echte medaille is er als beloning voor degenen, die het hele traject, met een lengte van maar liefst zestienhonderd meter, binnen het uur weten af te leggen. Van Hotel Inntel, aan de voet van de Erasmusbrug, naar het Rotterdamse Stadhuis. Vol trots, mag ik wel zeggen, heb ik, ondanks heftige pijnen,  die fel begeerde medaille gewonnen.

Het is de tweede grote sportprijs in mijn leven, die ik in de wacht sleep. Mijn eerste prijs pak ik, tweeënveertig  jaar geleden. Ik loop dan de Nijmeegse vierdaagse uit, vijfendertig kilometer per dag. Dàn is er overigens bij mij nog geen sprake van wat voor pijntje dan ook. En … ik moet er wel eerlijk bij zeggen: zonder de steun van mijn op een na oudste zus had ik het in Nijmegen niet gered(maar dit terzijde).

Nog even terug naar de ‘ouwe knarren loop’: we zijn met  honderden lopers en wat zo super motiverend is: we worden toegejuicht door enkele duizenden langs het parcours, langs de Schiedamsedijk en langs de Coolsingel  … dat is zo hartverwarmend. Ik waan me een echte marathon coryfee. Dit heb ik even nodig om de geestelijke en lichamelijke pijn, daterend uit de jaren tachtig van de vorige eeuw, los te kunnen laten.

Zondag, weer of geen weer,  staan de krasse knarren langs de Boszoom om de ware marathonhelden toe te juichen.