dinsdag 7 april 2015

Crediteuren

Onderweg naar de afdeling is DirkJan te kwaad om iets tegen haar te zeggen.  Waarom gedroeg Lidewij zich als een klein kind tegen  Jakips, de chef? Nu heeft ze het volledig verbruid.  Ze werkt nu bijna een jaar lang, 24 uur per week, als uitzendkracht bij Vetom BV, een bedrijf dat smeermiddelen produceert voor de pluimvee industrie. Lidewij heeft al die tijd op de afdeling crediteuren gewerkt, zeer tot tevredenheid van haar collegae en  afdelingshoofd Dirkjan. De twintig jarige  Lidewij houdt van aanpakken. Ze toont initiatief. Zo belt ze bedrijven op die de rekening nog niet betaald hebben. Ze is dan even vergeten dat ze op crediteuren zit en niet op debiteuren. Aan crediteuren moet je immers betalen en van debiteuren vang je geld. Maar goed, binnen twee maanden heeft Lidewij wel in de gaten hoe dat precies in elkaar steekt.
Vetom BV zelf is gevestigd in Lidewij’s geboorteplaats Barneveld. Voor haar is het aantrekkelijke van de baan de telefonische kontakten met medewerkers van andere bedrijven. Die zitten voornamelijk in Venray, Ede en in Barneveld zelf, maar naar Barneveld telefoneert ze niet graag omdat ze daar bijna iedereen al kent. Die komen haar, bij wijze van spreken, al mijlenver haar neus uit. Lidewij’s stille wens is eens op de debiteuren afdeling in Venray te mogen werken. Dat komt vooral omdat Maarten daar werkt, op de debiteuren dan , hè. Maarten, dat vindt Lidewij toch zo’n aardige man, tenminste zo aan de telefoon. Hij luistert echt naar je. Als je Maarten iets vertelt dan kan hij heel geïnteresseerd doorvragen. Dat vind ze toch zo prettig. Als Lidewij in de problemen zit, belt hij gerust helemaal vanuit Venraij om, met zijn warme telefoonstem, te vragen hoe het gaat …. zo zachtaardig als hij is. Zo’n man zal ze haar leven niet vergeten.
Maar goed, Lidewij heeft een afspraak bij de chef, de heer Jakips, en DirkJan, hoofd crediteuren, mag ook bij het gesprek aanwezig zijn. Het gaat om het verlengen van haar contract. Dirkjan vertelt hoe tevreden hij is over Lidewij, hoe snel ze dingen oppikt, hoe collegiaal ze is en hoeveel geld ze al voor het bedrijf verdiend heeft. Dan komt Lidewij aan het woord. Ze is niet zo handig, ze zegt tegen Jakips dingen, waar ze beter haar mond over kan houden.  Heel vlug werken kan ze. Daardoor houdt ze tijd over. Tijd voor een extra lange pauze. Tijd voor fijne gesprekken met Maarten, die ze overigens alleen maar nog van de telefoon kent, helaas.
‘Maarten is achtenvijftig jaar, Lidewij en al vier maal opa,’bromt Jakips
‘Nou,’ zegt ze, ‘ ik heb toch niet gezegd dat ik met hem naar bed wil.’ Maar stiekem vindt ze het heel erg jammer, dat Maarten al zo oud is. (De tranen schieten haar in de ogen.) Zij had hem geschat op zevenentwintig, dat scheelt nogal wat.
Jakips zei dat hij goed had geluister:  Lidewij mag blijven bij Vetom BV. Haar werk heeft ze al die tijd goed gedaan. Ze heeft nu een tijdelijk contract van vierentwintig uur per week. Met ingang van de volgende maand krijgt ze een vaste aanstelling voor twintig uur per week. Die vierentwintig uur is, zoals u zojuist zelf al aangaf, veel te veel voor het crediteurenwerk.

Lidewij stond op, pakt de tulpen uit de vaas, knakt ze en gooit ze naar  Jakips zijn kop en zegt zeer gepiqueerd: ’steek dat jaarcontract maar in je reet Jakips.’     

maandag 6 april 2015

SEX

Het zal nu zo’n gauw veertien jaar geleden zijn dat ik voor het laatst geneukt heb. Ik was toen 50 jaar. Als ik het goed heb, deed ik het de allerlaatste keer niet met mijn vrouw maar met een Russisch hoertje, in een seksclub in Dordrecht. In 2001 hebben mijn vrouw en ik nog een laatste poging gewaagd om seksuele gemeenschap te hebben, zoals dat zo netjes heet. Ik was toen net hersteld van een paar gebroken hielen. Ik lag op bed en mijn vrouw zat naast me. We vrijden zowaar een beetje maar m’n vrouw merkte al snel dat ze geen zin had om te neuken en zei: ’We kappen er mee.’ Ik reageerde niet maar ons toch al diep treurige seksleven eindigde op dat moment definitief.
In de dertig voorafgaande jaren, zeg maar de periode 1970 – 2000, was er heel sporadisch seksuele activiteit. In de eerste tien jaar van ons huwelijk gebeurde er nog wel wat bijzonders. Onze zonen zijn in ieder geval in die periode verwekt.  
Aan het eind van de zeventiger jaren kwam er al een beetje de klad in. Mijn vrouw had vaak geen zin om te vrijen. Ze had het idee dat het aan de pil lag. Ik dacht toen:’Hé, dan laat ik me steriliseren. Dan hoeft zij die pil niet meer te slikken en wordt vrijen voor ons allebei weer een feestje.’
Een half jaar na de geboorte van mijn jongste zoon liet ik me steriliseren en het effect op onze seks was overweldigend …..maar niet heus. De frequentie werd zo mogelijk nog lager dan vòòr de sterilisatie.
Als ik vandaag  aan mijn vrouw vraag waarom zij zo weinig zin had in seks, haalt ze haar schouders op en zegt, dat ze er gewoon niks aan vond.
Hoe werd het dan minder in die tachtiger jaren? Mijn vrouw speelde een soort verstoppertje met mij. Wanneer ik laat naar bed ging, ging zij vroeg naar bed. En  als ik vroeg ging, ging zij laat. Zo kan je elkaar prima ontlopen, hoor. We gingen natuurlijk ook wel eens tegelijk naar bed. We vrijden dan soms kort, een beetje zoenen en een beetje genieten van elkaars lijf maar dat was meestal van korte duur. Dan draaide ze zich abrupt om. Ze was moe en moest gaan slapen. In het begin zei ze nog wel  eens waarom ze zich omdraaide. Later draaide ze zich om zonder commentaar.
Duizenden euro’s hebben we uitgegeven aan therapie maar we hebben er nooit  wat van kunnen maken. Dit heeft in feite geduurd van 1980 tot 2000.
Dat mijn vrouw weinig plezier kon beleven aan sex, heeft natuurlijk ook met mij te maken. Het is niet zo dat ik een klein pikkie heb, voortijdig mijn zaad loos, misselijk makend uit mijn mond of onder mijn oksels stink.  Het zat hem in de  andere vrouwen, die ik beminde, hetgeen haar deed verdorren. Zij strafte mij levenslang voor mijn ontrouw.
 Ik had natuurlijk weg kunnen gaan. Dat heb ik niet gedaan omdat ik van haar houd. En eerder ook omwille van de kinderen. De kinderen waren onze gezamenlijke  verantwoordelijkheid. Om toch enigszins aan mijn gerief te komen heb ik regelmatig mijn toevlucht genomen tot de masturbatie, aanvankelijk onder de douche en zeker na 2000 achter pc. Er zijn dan immers volop smaken op talloze pornowebsites. Naar de hoeren ben ik na dat Russisch hoertje in 2001 niet meer geweest. Dat zou ik ook niet kunnen betalen.
In 2001 besloten mijn vrouw en ik apart te gaan slapen; elk in een eenpersoonsbedje op een aparte kamer. Dat doen we tot op de dag van vandaag. Helaas is van enige warmte naar elkaar geen sprake meer.

‘Die tijd is geweest’, zoals mijn vrouw tegenwoordig altijd pleegt te zeggen.

zondag 5 april 2015

LIJK

Lang geleden heb ik besloten om me te laten cremeren. Mijn schoonvader, een groot crematie – fan, verleidde me ertoe lid te worden van de AVVL. De Algemene Vereniging Voor Lijkverbranding; niet zo’n appetijtelijke naam maar hij dekt de lading wel. Mijn vrouw is toen ook gelijk lid geworden en wij zijn zo brutaal geweest onze twee zonen, al bij hun geboorte alvast aan te melden voor het laten verbranden van hun lijken te zijner tijd.
Van origine is mijn eigen familie niet zo van de crematie. Misschien heeft het er mee te maken dat mijn familie katholiek is en de katholieken laten zich liever te rusten leggen op Rooms-Katholieke begraafplaatsen. Ook mijn vader die niks met het katholicisme te maken wilde hebben, koos voor een plekje onder katholieke grond.
De argumenten van mijn schoonvader voor crematie waren
-          Ruimtebesparing: een verbrand lijk neemt geen plaats in de grond in
-          Een crematie kost gemiddeld minder geld dan een begrafenis.
-          Vrijwel alle crematoria hebben goede voorzieningen, zoals aula’s en condoleanceruimtes.
-          Een crematie is niet onderhevig aan weersomstandigheden.
-          Je hebt langer de tijd om te bedenken wat je met de overblijfselen wil doen.
-          Je kan de as bewaren in een bijzondere urn of uitstrooien of beide.
-          Je kan de as  bewaren waar je maar wil.
-          Je kan je dierbare herinneren wanneer je dat wenst.

Alsof mijn schoonvader aandelen bij die crematieclub had, zo prees hij dat aan.. Hij was trouwens de eerste van mijn schoonfamilie, die het ging uitproberen. Dat was in 1977en toen was het systeem al goed uitgedokterd. Ik dacht toen nog dat ze mijn schoonvader gingen cremeren, terwijl wij nog in de aula zaten. Mooi niet dus.
In feite ging het er in het begin net zo aan toe als bij de Christelijken: toespraakje, toespraakje en nog een toespraakje. Dan gaan de Christelijken  de kist met inhoud begraven. Bij de crematie gebeurt er na de toespraakjes iets spannends: ze laten de kist zakken. Ik had toen nog niet zo in de gaten dat die kist van mijn schoonvader op een liftje stond. Ze lieten hem dus zakken in de oven, dacht ik, waarin hij gelijk verbrand zou worden. Dat bleek totaal anders te gaan. Die oven stond een heel stuk verderop in crematorium vlakbij de schoorsteen en het lijk werd ook pas veel later verbrand, als iedereen al lang weg was. Eerlijk gezegd had ik er op gerekend geschroeid mensenvlees te ruiken; niet dat ik nou zo lekker vind maar gewoon het moet toch een speciaal luchtje zijn, zeker als het van je schoonvader is. Ik heb het nog nooit geroken in ieder geval. Vriendjes van mij zeiden dat ze de geur van geschroeid mensenvlees eens geroken hadden tijdens een grote brand bij ons in de van Lennepstraat in Spangen. Een moeder en drie kinderen zijn toen levend verbrand. Mijn vriendjes vonden het wel een lekkere barbecue-achtig luchtje, zeiden ze. Jammergenoeg was ik er toen niet. Ik logeerde bij mijn tante in Schiedam.

Mijn ouders liggen al een pittige tijd begraven op de Katholieke Begraafplaats in Crooswijk. Af en toe bezoek ik hun graf eens, heel zelden eerlijk gezegd. Misschien ligt het aan mijn reukorgaan maar ik kan nou niet zeggen wat voor geur daar op dat kerkhof hangt. Terwijl op zich rottende lijken behoorlijk kunnen meuren en het sijpelt daar natuurlijk allemaal de grond in. Het zou me niks verbazen als er van mijn ouders inmiddels niks meer over is. Ja, botjes alleen nog maar volgens mij ruik  je daar niks van

zaterdag 4 april 2015

TWEE DAMES

In de trein van Bergen op Zoom naar Rotterdam op zaterdag 4 april zitten twee hoog bejaarde dametjes bij te komen van een aangenaam dagje uit.

Truus:            Ik was nog nooit in Vlissingen geweest ….heerlijk …..wel een beetje koud, maar toch …... Die boulevard ….ik denk dat dat de mooiste boulevard is die ooit heb gezien. Jij vond er niet zo veel aan ,hè, Mies?
Mies:             Jawèl, ik geeft je helemaal gelijk maar ik hebt toch het meest genoten van gewoon in de trein zitten van Schiedam naar Vlissingen. Een lekkere rustige trein met weinig gezeik om je heen.
Truus:            Die boulevard vond ik toch wel ……..
Mies:             Het werd verdomme wel tijd ook om eens ergens anders heen te gaan: we benne zeker al duizend keer in Delft geweest en twintig keer in Leiden. Vlissingen mag dan leuk zijn voor de afwisseling maar ik hoeft er echt niet meer zo nodig naar toe. Jij Truus?
Truus:            Ik was toch wel helemaal weg van die boulevard daar. Weet je waar ik zo van genoten heb, Mies? Niet vandaag hoor ….. eerder dit jaar. Van Hoek van Holland. Ik hou zo van de zee. Dat zouden we best nog een keertje kunnen doen. De metro komt er nou.
Mies:             Nou ik hoeft niet direct  met mijn poten in het water te staan, Truus, maar die Tweede Maasvlakte, daar bent ik toch zo nieuwsgierig naar. Ik las laatst dat je daar vanuit Hoek van Holland met een bootje ken komme. Ga je dan mee, Truus?
Truus:            Als ik tegen die tijd weer wat gespaard heb, ga ik wel mee, hoor. Lijkt me best leuk. Maar ik moet voorlopig  nog maandelijks 35 euro per maand bijbetalen voor de crematie van Leen, tot aan zijn dood. We waren 3000 euro onderverzekerd.
Mies:             Hoe lang betalie nu dan?
Truus:            Twintig maanden.
Mies:             Nou zeg, das nieso slim van jou Truus. Dan had je toch veel beter die drieduizend euro in één keer neer kennen leggen, dan wassie een stukkie  goeiekoper  uit geweest.
Truus:            Ja, Mies, maar dan moet je dat geld ook maar net hebben.

Er wordt omgeroepen dat er overgestapt kan worden op de trein naar Woerden

Mies:             Ooo, Woerden daar benne we toch ook al eens geweest, Truus?
Truus:            Even denken ….. ja daar was toch dat leuke poppenmuseum, ja, enig.

Truus:            hé, zie je dat, Mies, dat meisje gaat de wc in.
Mies                          ….. ze zal wel motten pissen, denkie niet, dat mot jij toch ook wel es, Truus?
Truus             Ja, gek is dat hè, meestal zie ik mannen naar binnen gaan in zo’n trein toilet ….. nou ja, het zal wel aan mij liggen.
Mies:             Ga je met de Pasen nog wat  leuks doen?
Truus:            Mijn dochter gaat voor me koken.
Mies:             Zo, jij boft.
Truus:            Ze maakt vandaag babi pangang met rijst. Straks als we weer in Schiedam zijn kan ik een pannetje babi pangang bij haar op komen halen. Zelf heeft ze morgen een huis vol visite.
                        Geen probleem. Ik warm de babi pangang morgen op en geniet van een lekker paasmaaltje. ……ja?
Mies:             Ja! Babi pangkan, zalig.
Ik  hebt toevallig nog een joekel van witlof over van gisteren. Die grote witlof eet ik lekker de eerste Paasdag, een aardappeltje erbij en ik hebt nog een speklappie. Doet ik er ook gewoon bij. De tweede Paasdag eet ik een bammetje met pindakaas, iets gewoons in ieder geval.
Truus:            Hé kijk nou, daar gaan drie jongens de wc in. Dat meisje zat er toch in?
Mies:             Welnee, die meid is allang en breed klaar, joh …. Zeker een half uur terug     hebt ik haar uit dat stinkhok zien kommen.

Hier, op station Rotterdam Blaak, verlaat ik de trein. De dametjes vervolgen

hun reis naar Schiedam.

vrijdag 3 april 2015

DIE TIJD IS GEWEEST

EEN
Kent u de uitdrukking ‘Die tijd is geweest’? We, mijn vrouw en ik, gingen in de sixties en seventies vrijwel elk weekend swingen. De ene disco in de andere disco uit enz. Ik vroeg m’n vrouw halverwege de negentiger jaren, wij waren toen veertigers:
‘Ga je mee naar de disco, schat?’
‘Nee jongen, die tijd is geweest,’ antwoordde zij.

TWEE
Samen met mijn vrouw heb ik heel wat popfestivals afgelopen, Pinkpop, Lowlands en het festival waar het allemaal mee begon, het festival bij ons in Rotterdam: Kralingen Pop, waar Pink Floyd optrad, dr. John the Nighttripper, Jefferson Airplane, Santana, Canned Heat, The Byrds en Country Joe en de Hollandse topper CCC inc.
Toen bekend werd dat vorig jaar de Rolling Stones de topact zou worden van PinkPop kreeg mijn vrouw de kriebels, want ze is een grote Stonesfan (vooral van Keith Richards):
‘Ga je mee, naar Pinkpop, naar de Stones?’ vroeg ze me.
‘Nee, meissie, al die drukte, dat lawaai, dat trek ik echt niet meer, die tijd is geweest.

DRIE
Het is lekker weer, zonnig, 29 graden, zacht briesje. Wij zijn in de veertig, en gaan straks met een stel vrienden naar het strand in  Hoek van Holland. Krentenbollen,  broodjes, appels, bananen en een paar blikjes frisdrank gaan de koelbox in.
Badminton rackets, shuttles en een voetbal gaan mee. Ook zonnebrandcrème natuurlijk. In diezelfde tas stoppen we de badlakens. Ach, in die  tas kan ook mijn zwembroek wel en haar bikini.
‘Schat,’ zeg ik tegen mijn vrouw,’als jij je bikini alvast in deze tas doet dan kan die de auto in.
‘Hè?,’zegt mijn vrouw,’mijn  bikini? ‘Ben je wel goed snik? Kan je je enigszins voorstellen hoe ik er uit zie met mijn 90 kilo in een bikini. Nee, jongen, mij zal je niet meer in een bikini zien, die tijd is geweest.

VIER
Kort geleden wilden we naar de bioscoop. Ik wilde naar de film Still Alice en mijn vrouw wist het nog niet precies. Haar indruk van Still Alice was dat het een nogal sombere film was. Zij had liever wat luchtigers maar dat was er die avond niet. Geen Still Alice dus. Ik zei tegen haar: ’Het is misschien je smaak niet, maar je zou bijvoorbeeld, alleen om mij een plezier te doen met mij mee kunnen gaan naar die film.’
’Om alleen jou een plezier te doen? O mijn God. Oh nee, die tijd is geweest!’

VIJF
Ik ben al vanaf mijn veertigste grijs. Toen ik tegen de vijftig was, had ik zo mijn ijdele buien en verfde ik mijn haar zwart. Ook mijn snor en mijn sik kregen een beurt. Ik modelleerde mijn sikje naar dat van Frank Zappa. Mijn  vrouw vond dat wel mooi destijds.
‘Ik zou het best leuk vinden als je je haar weer eens zwart zou verven, dat stond je zo goed,’ zei ze.
‘Meen je dat nou? Je weet toch wel dat ik geen 40 meer ben; ik ben de 64 al gepasseerd. Mijn haar zwart verven? O nee, het idee alleen al. Nee, die tijd is geweest.

ZES
We zijn op een party. Daar zie ik dat wijf, dat me op geniepige wijze, volkomen onterecht ontsloeg bij de Stichting XYZ. Wat haat ik dat kreng.  Zij mijdt mijn blik en voert een geanimeerd gesprekje met mijn vrouw.
Mijn vrouw weet wat een kwalijke rol dat kutwijf gespeeld heeft bij mijn ontslag. Ik neem het mijn vrouw kwalijk, dat ze desondanks vrolijk staat te babbelen met die trut, die ons gezin aan de rand van de afgrond bracht.

Mijn vrouw reageert koel en zegt: ‘Ik ben al jarenlang niet meer solidair met jou. Die tijd is geweest.’   

donderdag 2 april 2015

DUO'S (2)

Gisteren zag ik nog wat duo’s op m’n wandeling  langs de Bergse Plas. Kort na meneer en mevrouw Eend, landde, op het grasveldje langs het wandelpad, een tweetal  zwarte kauwen (met een beetje grijs in de hals en op de kop). Bij het dalen stelden ze zich al aan mij voor: ’kauw, kauw,’riepen ze. Ze kwamen niet allebei tegelijk aan de grond: één voor één en kort achter elkaar. Kauwen opereren altijd in koppels en blijven elkaar trouw tot de dood hen scheidt. Altijd vliegen en huppelen ze achter elkaar aan.  Ik zou trouwens niet eens weten wie het mannetje is en wie het vrouwtje. Zou bij kauwen misschien, net als bij sommige mensenvolken, het mannetje altijd voorop gaan? De kauw, die als laatste van de twee, naast mij neerstreek, had een stuk appel in zijn bek en ging daar gelijk met zijn snavel hapjes uitboren. De andere kauw ging meteen tussen de grassprieten op zoek naar insecten. Voortdurend hielden ze elkaar in de gaten.
Waarschijnlijk omdat er geen insekten te vinden waren, jumpte die kauw naar zijn partner en hielp hem of haar met het verorberen van het stukje appel. Ik kwam nu blijkbaar wat te dichtbij naar hun zin, want ze waarschuwden elkaar ‘kauw, kauw,’ wegwezen gauw . Tegelijk vlogen ze op en staken de Plas over.
Wandelend over de Emmalaan, een rijke-pikkenstraat, die langs de Plas loopt, hoorde ik aan het begin van die straat babygehuil. Het geluid werd steeds luider, maar zo luid dat dat onmogelijk van een baby kon zijn. Een reuzenbaby zou misschien zo’n geluid maken. Even verderop herkende ik het geluid pas als schapengeblaat. Er was alleen in de hele omgeving geen schaap te bekennen. Het geblaat leek uit een woning te komen; een keurige woning. In de tuin van die woning  stond een vrouw te snoeien. Toch even vragen.
‘Mevrouw, klopt het dat ik hier schapen hoor blaten?’
‘Ja, dat klopt,‘aan de overkant, achter die hoge heg van de jachthaven staan twee schapen. Die hoort u. U kunt ze alleen niet zien.’
‘Stom zeg, maar ik dacht dat het geblaat uit uw huis kwam.’
‘Nee hoor, ik  heb beslist geen schapen als huisdier. Dat geblaat dat je hoort klinkt zo hard door de sterke weerkaatsing hier.’
Van de Emmalaan loop ik weer terug naar de Plas. Daar zat moeder meerkoet bovenop een  groot slordig nest van rietstengels en andere waterplanten haar  eitjes uit te broeden.  In dat nest was ook afval verwerkt; blikjes, stukjes plastic en dergelijke. Vader meerkoet had de taak het nest solide te houden. Moeder hield hem nauwgezet in de gaten. Vader Meerkoet ging zich opeens druk maken….. wat had hij gezien? Hij maakte snelheid in het water en racete een meter of tien over het water. Hij had zijn zinnen gezet op een drijvend plastic flesje …. Spa Rood dacht ik. Dat kon hij goed gebruiken voor het nest. Moeder Meerkoet sprong van haar nest af om samen met vader het flesje in hun nest te wurmen. Het flesje paste goed. Precies wat ze nodig hadden.
Tot slot nog enkele dierenduo’s met wel heel bijzondere gaven. Ik heb ze, dacht ik, niet gezien op mijn wandeling langs de Bergse Plas. Tijdens die wandeling ben ik wel even op een bankje gaan zitten. Ik ben toen ingedut en toen moeten die bijzondere duo’s langs gekomen zijn.
Twee beren die broodjes smeren
Twee apen die wortelen schrapen
Twee bijen die autorijden
Twee slangen die de was ophangen
Twee koeien die heggen snoeien  en
Twee vliegen die een kindje wiegen

woensdag 1 april 2015

Duo's

Het is woensdagmiddag, de vaste vrije middag voor het basisonderwijs.  Vanuit de basisschool even verderop lopen mij twee onderwijzers tegemoet. Druk gebarend; het duo is vast aan het werk. Ze lopen nu langs de Bergse Plas, de meester en de juf. Vijftigers zijn het, allebei. Klein van stuk. Hij heeft een bebrild grijs koppie, is tanig en heeft een diep doorgroefd gelaat, dat deels verborgen gaat onder de bontkraag van zijn leren jas. Het is ook  zo guur dit voorjaar.  Zijn strakke spijkerbroek verraadt zijn spillepootjes. De juf is kleiner en tamelijk mollig, haar gezicht is bleek en lijkt wat opgeblazen.  Ze heeft lang git zwart haar, dat geverfd moet zijn. Ze draagt een zwarte regenjas tot net boven de knie. Die jas is echt te koud  met dit weer.  Onder haar regenjas  verschijnen uitermate stevige stappers, omhuld door een donkerblauwe maillot. 
Het duo is druk met elkaar in gesprek. Een gesprek dat hen enerzijds bindt en anderzijds fysiek op afstand van elkaar houdt. Ze zijn collega’s op die basisschool. Deze middag  is een studiemiddag. De cursusleider heeft een inleiding gehouden en gezegd: ‘Zoek een maatje, ga wandelen en bespreek de stelling: veranderen van boven- of van onderaf. Dan wil ik jullie over een halfuurtje weer terug zien.’
Ze tonen een welgemeende belangstelling voor elkaar en lijken elkaars woorden te drinken. Geen moment ontwijken ze elkaars blik. Lichtelijk beangstigend, gezien de oneffenheid van het pad.  Je kon er op wachten: hij struikelt over een iets omhoog gedrukte stoeptegel. Plat op zijn bek.
‘Godverdomme!’ Hij werkt vast niet op de school met de Bijbel. Bij het breken van zijn val  heeft hij zijn handpalmen tot bloedens toe geschaafd. Ook zijn knieën zijn gewond. Zij schrikt en helpt hem overeind. In haar tasje zoekt ze naar de tissues waar hij het bloed mee kan stelpen.  Zijn strakke spijkerbroekje is op kniehoogte kapot gescheurd. Die kan straks zo de vuilnisbak in. Hij stelt zich niet aan, veegt  het vuil van zijn kleding en gaat gewoon verder.
Hij is haar dankbaar voor de hulp en ze lachen om het ongelukje en  nemen weer de gepaste afstand aan tot elkaar. (Er is duidelijk nog geen klik tussen beiden.)
Het duo loopt nu langs me heen  en de juf zegt:
 ’Ik vind veranderingen helemaal oké,’ Peter, ‘als het maar gegenereerde veranderingen zijn.’
‘Ja, daar ben ik het van harte mee eens Marleen,’zegt hij,  terwijl hij met een van pijn vertrokken gezicht over zijn gulp wrijft, alsof hij daar bij zijn val ook gewond is geraakt.  
Ik weet bij God niet wat ‘gegenereerde veranderingen’ zijn. En het vervelende is dat het duo gewoon doorgelopen is en zich inmiddels een paar honderd meter achter me bevindt. Ik kan het dus niet meer vragen. Ik heb in het woordenboek gezocht en ik denk dat het (gewenste) veranderingen zijn in het onderwijssysteem van de school.

Verder wandelend langs de Bergse Plas, kom ik nog een ander duo tegen: een paar luid kwetterende eenden, peddelend op de plas. Ze hebben mot met mekaar. Het eendje kwekt, dat ze haar nestje begin maart al klaar had  liggen voor d’r  eitjes. Acht wil ze er hebben dit jaar. Die eitjes moeten nu eindelijk maar eens gelegd worden. De woerd schudt zijn kop en kwekt, dat het nu nog veel te koud is. ‘Nog even geduld hebben, meisje, tot mei,’ kwekt hij, ‘want in mei leggen alle vogeltjes een ei. En wij ….. acht!’

Het eendje houdt wijselijk haar snavel toe. Om haar snavel ligt een glimlach, want zij weet dat hij toch spoedig zal  zwichten voor haar verleidingen.