zaterdag 7 februari 2015

DOUCHE

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in  de war raakt hij er ook niet van.
‘Af Router, af,’roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. De man zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem een bakkie koffie gegeven om een beetje op te warmen. Want het blijft maar ijskoud! Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen is te bekennen. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.
Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’
‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’
‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’
‘Had u misschien iets afgesproken?’ vroeg ik.
‘Ja, om 10 uur vanochtend’ zei Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezien, maar ze moest  even een boodschap doen. Ze dacht binnen het uur weer terug te zijn. Ik kon hier wel even wachten. Als mijn man komt, zei uw vrouw nog, zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’
‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’
‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dan weer een ijskoude en dan is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’ Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.
‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zegt Hans.
‘Nee, ik  ….. o, nu denk ik er ineens pas aan dat uw vrouw mij ook vroeg u te zeggen dat er ook voor ù nog een bakkie koffie in de keuken staat ….. en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zei Jaspers, ‘maar u zei dat ik aan de slag kon gaan in de douche …. Dat is niet meer nodig ….’
‘Dat is niet meer nodig?’ zegt Hans de Raaf, die wel vlug in de keuken de rose koek pakt maar geen koffie neemt.
‘Nee, dat hoeft niet meer, voorlopig niet in ieder geval, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.
‘Okee,  u zit hier gewoon nog even uw koffie op te drinken en dan ….
‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  dat, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet zelf te controleren. Ik wil dat wel voor u doen. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn antiallergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche.

vrijdag 6 februari 2015

PAPA

Wat een kou vandaag! Gelukkig hoef ik niet langdurig buitenshuis te vertoeven. Op vrijdag passen mijn vrouw en ik altijd op onze  kleinzoon Ben. Dus we moeten in ieder geval van Rotterdam naar Dordrecht reizen; dan zitten we voornamelijk in de trein.  Een halve kilometer fietsen van huis naar Blaak en een halve kilometertje lopen van station Dordt naar het huis van mijn kleinzoon. Wat een venijnig koude wind! Het is echt weer voor een bivakmuts, om ook de wangen warm te houden. 
Het is nog donker als we van huis gaan en het is ook nog donker als we bij de kleine Ben arriveren. Tegen acht uur doet mijn zoon de deur voor me opendoet; Ben is dan al lang klaarwakker en …… hij is lekker aan het werk:  hij is bezig met zijn verzameling houten blokken kriskras door de woonkamer te gooien. Als hij merkt dat opa en oma  binnenkomen, stopt hij zijn gooi- en smijtwerk en kruipt razendsnel naar ons toe …  gaat dan op zijn knietjes voor ons zitten en tilt zijn beide armpjes omhoog, trekt een lachend gezichtje, dat zegt: ‘Optillen opa!’
Vervolgens begint hij  wat woordjes te brabbelen, vooral onverstaanbare; maar het woord dat er momenteel bovenuitspringt is: ‘Papa!!’ Als ik hem optil kijkt Ben direct naar de wandkast naast ons en daarin  staat een foto van ‘Papa’ .  Dan wijst hij naar die foto en zegt ….. jawel: ‘Papa’. Die zoon van mij is populair.  Vandaag heb ik paar keer gemerkt dat Ben aan het rommelen is met zijn blokken, hij speelt met een autootje of hij brabbelt wat boven een opengeslagen boekje …. en dan ….opeens onderbreekt hij zijn geconcentreerde bezigheid, draait zich om, wijst naar die foto en roept dan hard: ‘Papa!’.
Hij kent al wat meer woorden: kikkers en eenden noemt hij ‘kakkak’; alle poezen zijn  ‘aai’; een koe wordt bij hem: ‘boeoeoe’ en een hond  is ahh-ahh, en daarbij slaat hij hard met zijn hiel op de grond. Ik had verwacht dat hij het woord ‘lekker’ al zou kennen maar niet dus. Wel heeft hij een duidelijk gebaar om aan te geven dat hij iets lekker vindt: hij strekt zijn armpje opzij en beweegt dat dan heen en weer.

Hij eet graag boterhammetjes. Drie stuks zo rond twaalf uur ’s middags. Twee met appelstroop en een met smeerkaas. Natuurlijk in kleine stukjes gesneden. Alleen al het klaarmaken wordt voor mij een behoorlijke kleefboel: drie tamelijk slappe, witte boterhammen in kleine stukjes snijden ….. Maar goed mijn vingers zijn zo afgelikt en gewassen en ik vind het nog lekker ook. Ben weigert overigens elk stukje brood,  dat hij niet zelf mag pakken en in zijn mond mag stoppen. Ook nu dus kleeftroep: handjes, gezichtje en mouwen onder een combinatie van smeerkaas en appelstroop. Vurrukkulluk. Ben mag dan wel zelf zijn goed belegde stukje brood pakken, het tempo waarin dat gaat bepaal ik of oma. Want Ben heeft de neiging om twaalf stukjes brood achter elkaar naar binnen te proppen en ze vervolgens, daar kan je dan op wachten, weer uit te kotsen.


Ondanks de bittere kou hebben we deze middag toch nog een wandelingetje van zo’n half uur door Dordt gemaakt. Van zo’n hele dag binnen zitten wordt je ook zo duf ….. en uit de wind en in het zonnetje, was toch wel effe lekker. Vond Ben ook. Hij wilde zelfs geen handschoenen aan. 

donderdag 5 februari 2015

HOTEL

Vanmorgen vroeg mijn vrouw zich af, hoe vaak ze het me nog moest vragen, voordat ik eindelijk de koelkast eens ging ontdooien en wat ging doen aan de de haperende afvoer van de wastafel in de badkamer.
‘Geen idee,’ was mijn reactie en eerlijk is eerlijk, ik heb werkelijk geen idee wanneer ik daar aan toe kom. Ik kon me trouwens ook niet  herinneren dat ze het mij ooit gevraagd had. En dat hoefde ook helemaal niet want op zich zijn dat twee taken van mij. Ik zei tegen haar: ’dat ik die dingen dit jaar heus wel eens een keer zal doen.’
Ze vond het toen nodig om mij op luide en verontwaardigde toon, duidelijk te maken dat het hier (daarmee bedoelde ze ons huis)  geen ‘hotel’ was. Alsof mij dat nog niet duidelijk was. Ik zeem in dit huis de ramen en maak het houtwerk  gelijk schoon. Ik kook drie keer per week, doe alle dagen de vaatwas (mijn vrouw droogt af), koop op zaterdagochtend de grotere hoeveelheden wat zwaardere boodschappen, ga in Vlaardingen een goed en goedkoper soort kattenvoer halen, ik koop voor zes weken kattenbaksteentjes; maandelijks verschoon en ververs ik de kattenbak, wekelijks breng ik de volle vuilniszakken en onze privépapierbak naar het afvalverzamelpunt in de straat; een keer per maand leeg ik onze persoonlijke glasbak in die van de gemeente, een paar straten verderop. Verder doe ik verschillende wassen: donkere, witte, gekleurde en de wolwas; en dan natuurlijk ook het ophangen afhalen en opruimen van die wasjes; dit laatste doe ik samen met mijn vrouw, dat zal zo’n beetje neer komen op fifty/fifty. Dat zijn toch allemaal dingen waar ik absoluut niet aan zou beginnen als ik in een hotel zou zitten. Ik zou haast zeggen ‘zo gek ben ik nou ook weer niet.’
Overigens, vroeg ik haar nu op mijn beurt, ‘een paart maandjes terug,  ben ik  twee à drie weken bezig geweest met  witten van het huis. Ook zoiets waar je niet opkomt als je denkt in een hotel te wonen: dan laat je meestal iemand komen.
Ik was niet besteld en toch lekker bezig als herfstschilder. Betalen hoef je hem niet want zowel jij als ik weten: het is hier geen hotel. Vreemd echter vind ik wel, dat ik nooit een waarderende opmerking van je heb gehoord over dat schilderwerk.
‘Aha’, zei je toen, ‘een pluimpje! Dààr was het je dus om te doen. Het ging jou niet om de schilderklus. Het ging er jou om een pluimpje van mij te krijgen.’
‘Nou ja,’ zei ik, ’ik bedoel te zeggen dat ik het nogal vreemd vond,  dat jij niet wou zien  dat ons huis gewit werd. En …. of je daar nou iets goeds of iets kwaads over gezegd zou hebben, dat zou me echt geen moer kunnen schelen. Het leek mij haast wel of je wilde negeren wat ik aan het doen was.’

Moe en dorstig van al dit slap gezeik, ga ik een glas Spa Rood in schenken.
‘Schenk voor mij ook gelijk een Spaatje Rood in?’vraagt mijn vrouw.

‘Ja, daaaaag, het is hier geen hotel!’

woensdag 4 februari 2015

KWETSEN

Mijn vrouw zei dat ze een avondje was wezen stappen. Ik lag in die periode net met een zware longontsteking in het ziekenhuis.
Ik vroeg: ’Wezen stappen?Met wie?’
‘Wat ‘met wie’ vroeg mijn vrouw?
‘Gewoon, met wie ben je wezen stappen? vroeg ik.
‘Dat ga ik jou niet vertellen hoor …,’zei mijn vrouw. Nee, ik vind het onnodig kwetsend zowel voor hem als voor jou. Ik denk dat het voor jou niet echt okee zou zijn als ik je over al mijn kleine verliefdheden zou gaan vertellen.’
‘Al je kleine verliefdheden? …….. zijn het er zo veel dan?’ vroeg ik.
‘Ik weet niet precies hoeveel, hoor, maar het gaat altijd wel weer snel over.  En het gebeurt alleen maar in mij hoofd hè. Die ander weet nergens van. Ze zijn meestal van op mijn werk. Soms heb ik wel eens twee verschillende op een dag. Het gebeurt ook dat ik een maand lang één kleine verliefdheid heb. Heb jij dan nooit zoiets?’ zei zij.
‘Ehhh, om je de waarheid te zeggen …. Ja …… ik heb bijvoorbeeld zo’n kleine verliefdheid met …’
‘Nee stop!’, zei zij, ‘dat wil ik niet horen. Wat jij met een ander hebt of wil hebben of denkt te hebben, dat hoef ik niet te weten, hoef ik niet te horen.’zei zij.
‘Van zo’n kleine verliefdheid heb jij meestal geen last hoor, schatje,’ zei zij ‘ nee, want ik doe meestal toch niks met zo’n kleine verliefdheid.’
‘Meestal doe je niks met zo’n kleine verliefdheid?’ zei hij ’meestal…’
‘Nou ja ik bedoel niet helemaal niks natuurlijk: ik haal wel eens een kop koffie voor hem, of geef hem een boterham van mij als hij trek heeft, ik lach vriendelijk naar hem als ik hem in de metro tegenkom. Met sommigen doe ik inderdaad helemaal niks: dan kijk ik stuurs voor me uit als hij naast me zit. Wat ik wil zeggen is dat jij heus niet bang hoeft te zijn dat je iets te kort komt, hoor. Want het is allemaal even vluchtig even luchtig; het is meestal zo weer over. Een heel enkele keer wordt die kleine verliefdheid wel eens wat heftiger …’ zei zij.
‘Ja, ‘ zei hij,’ zo had ik laatst een tamelijk heftige kleine verliefdheid met Loreena,’
‘Hè dat had je nou niet moeten zeggen, wat zei je nou …… Loreena ……. wat, die stagiaire bij jou op je werk?  Wat heb jij daar mee gehad? Die is toch veel te jong?’ vroeg zij.
‘We zijn na het werk wat gaan drinken in pub tegenover ons werk. Aan de bar gezeten, gedronken, gepraat,  gelachen, gestreeld,’ zei hij, ‘ik heb Loreena toen even met de auto naar huis gebracht. We hebben gezoend. ‘And that’s it!’
‘Zo’, zei zij, ‘dus jullie hebben gezoend? Getongzoend soms? Nee, dat zal wel niet hè?’
‘Nee, Loreena en ik hebben elkaar een zoen op de mond gegeven. Met gesloten mond. En maak je er nou alsjeblieft niet onnodig druk over, want dit stelt allemaal niks voor,’ zei hij ’Loreena heeft een heel leuk vriendje en ik heb een leuk vrouwtje en dat willen we allebei zou houden, toch?’
‘Oh, als bij mij een kleine verliefdheid eens wat heftiger wordt, dan kan het wel eens gebeuren,’ zei zij,’ dat mijn fantasie een beetje op hol slaat …dan haal ik me allerlei spannende dingen in mijn hoofd … maar dat is op zich heel onschuldig.’

‘Okee,’ zei hij, ‘ en met wie heb je dan nu die heftige kleine verliefdheid? ….. o nee dat mag ik niet weten, hè? ….. dat zou me toch alleen maar onnodig kwetsen????

dinsdag 3 februari 2015

VOGELS

Ik had er opeens schoon genoeg van, van  al  die kwieke vogeltjes op ons balkon. Natuurlijk, het is hartstikke leuk als je vanuit de kamer die op het balkon uitkomt, het komen en gaan kan bekijken van onze gevederde vriendjes. Soms zijn we getuige van een kleine onderlinge vechtpartij tussen wat ongedurige spreeuwen. De reden van de komst van die spreeuwen naar ons balkon is dat we daar lekkere en voedzame dingen voor de vogeltjes hebben opgehangen. Helaas blijft deze voederplek voor vogels geen geheim voor spreeuwen alleen. De vogel tamtam werkt uitstekend. Na de spreeuwen melden zich de koolmeesjes, die een soort lijnverbinding lijken te hebben met ons balkon. Vooral op de inhoud van de pot pindakaas zijn ze dol. Dat potje is precies groot genoeg voor een koolmees, trouwens ook voor de pimpelmees maar die zien we zelden. Voor spreeuwen is die pindakaaspot niks. Ze pletteren die pot steeds op de grond. Gelukkig zijn die potten wel behoorlijk stevig. Ze breken echt nooit, die potten. Vogels van alle soorten, maten en kleuren vertonen zich op ons balkonnetje. Terwijl we alleen maar een stuk of vijftig pinda’s in de schil aan een touwtje rijgen en ophangen aan de waslijn. Die gebruiken we toch nooit in de winter. Een groot succes, vooral bij de mezen,zijn (logisch eigenlijk wel)  de mezenballen. In alle standen peuzelen ze de ballen op.  Ook eksters willen wel wat eten van de mezenbal maar zij geven er de voorkeur aan om een hele bal of een deel er van mee te nemen. Met hun angstaanjagende gekras slagen ze er in om veel kleine lieve vogeltjes de stuipen op het lijf te jagen. Eigenlijk is ons balkon een soort mini restaurantje voor lieve kleine vogeltjes. Maar  ja, ze zijn moeilijk tegen te houden, die relatief grote vogels: de duiven, de halsbandparkieten, de eksters en gaaien hoewel die gaaien nog zo erg niet zijn. We hadden eens een keer een appel in het gietijzeren balkonhek vastgezet. Binnen de kortst mogelijke tijd zien we een halsbandparkiet er met die hele appel vandoor gaan.
Die gaaien daarentegen zijn eerder te lief! Afgelopen zomer hoorde ik een hels kabaal op ons binnenterrein; twee gaaien gingen woedend te keer tegen een paar kraaien die het gaaiennestje hadden leeggeroofd. Toen ik even later op het binnenterrein was zag ik drie kleine gaaienlijkjes liggen. Triest. Die kraaien hadden niet eens de moeite genomen dit lekkere hapje op te peuzelen
Al die kleine vogeltjes zijn echt leuk: roodborstjes, vinkjes, mussen, en ook de wat grotere: merels en lijsters.
Het vervelende van de grotere vogels is dat ze kleinere verjagen. Maar vreemd genoeg: van de grootste van die vogels, de duif is vrijwel geen klein vogeltje bang. Ja, als de duif met zijn vleugels klapt dat vliegen er wel wat kleintjes op maar die zijn ook zo weer terug op hun ouwe stek.
Opeens had ik er dus schoon genoeg van, van al die stront op ons balkonnetje.  Laatst, met oud en nieuw, ging al mijn visite op het balkonnetje staan kijken aar het vuurwerk. In een mum van tijd was alle vogelpoep ons huis in gelopen. En vorige week wilde ik wat glaswerk weggooien in onze eigen glasbak gleed ik uit over die verraderlijk gladde kakkederrie … lag ik in een spagaat op mijn balkonnetje. Dat was voor ons de limit. Mijn vrouw heeft al het wintervogelvoer dat we nog in voorraad hadden op het binnenterrein opgehangen.

Sindsdien is het een stuk rustiger bij ons op het balkonnetje en schoner.

maandag 2 februari 2015

VERKOUDEN

Ik ben een beetje ziek. Gisteren was ik dat ook al maar vandaag een klein beet meer. Mijn temperatuur vandaag is 39,5 en gisteren  39. Het stelt allemaal niet zo veel voor hoor: ik heb alleen maar hoofdpijn, kriebelhoest  en last van benauwdheid. Kougolven trekken over mijn rug; af en toe is mijn lijf één groot kippenvel. Ik snuit me een ongeluk. Dat schijnt een goed teken te zijn. Mijn moeder zei altijd al: ’Dan komt de verkoudheid goed los.’
Dit is de eerste verkoudheid, waarbij ik geen ouderwetse boerenzakdoek gebruik maar uitsluitend de papieren van het merk  Tempo. Maar het scheelt nogal,  zo’n boerenzakdoek of zo’n papieren Tempootje. In zo’n rode boerenzakdoek snoot ik gemiddeld tien keer meer, voordat ik er een pot thee van trok …. nee, nee, grapje ….. voordat ik hem in de wasmand deed. In zo’n Tempo-pakje zitten tien papieren zakdoekjes, die je elk maar één keer kunt gebruiken en … zo  is mijn ervaring van vandaag, dan zit het meeste snot nog aan mijn vingers ook. Ik ben wel blij dat mijn snot tot op heden helder is. Misschien komt het nog, maar persoonlijk vind ik de taaiere groenige snotkwakjes er vooral voor anderen onsmakelijk uitzien. In die boerenzakdoeken was dat simpel weg te proppen maar zo’n Tempootje blijft ongegeneerd aan je handen kleven.
Ik nies me ook een ongeluk. Ik zat in de bioscoop; er zitten twee vrouwen naast me, één links en één rechts. Opeens voel ik de nieskriebel aankomen maar ik kan noch naarlinks en noch naar rechts. Dus instinctmatig duik ik naar voren, ik houd mijn hand wel voor mijn mond maar de nek van de man voor mij was helaas toch flink vochtig geworden. De man keek even ontstemd om en veegde de boel met zijn sjaaltje schoon.
Vanmorgen was ik op de sportschool, ja want zo ben ik nou ook wel weer, de sportschool gaat gewoon door, verkouden of niet. Ik was aan het fietsen en ja, hoor, weer een niesimpuls. Weer aan allebei de kanten dames. Bijzonder fraaie afgetrainde sportdames. Dan kies ik ervoor om gewoon recht op mijn fiets te blijven zitten en te niesen. Ik had alleen mijn hand om voor mijn mond te houden, was te laat om mijn handdoek te pakken. Het was echter een buitengewone nies, die zowel naar links als naar rechts krachtig wegspoot. Geheel in stereo lieten de fraaie sportdames mij weten dat ik een gore ouwe viezerik was. Dat vond ik wel wat  overdreven maar een beet je gelijk hadden ze toch wel. Ik excuseerde me bij de dames. Ze pakten mij mijn handdoek af en veegden daarmee hun armen en gezicht schoon.  Niet meer doen hè, ouwe?
Van kriebelhoestjes krijg ik het een beetje benauwd. Het zijn van die korte hoestjes heel vlug achter elkaar, die van vrij hoog in de longen komen. Is er wat aan te doen? Gelukkig wel. Kruidvat heeft Daro Droge Hoestsiroop. Een dikke suikersiroop creëert een beschermend filmlaagje in de keel .
Daarnaast verkoopt een grote snoepspeciaalzaak  in de Zwartjanstraat een verrukkelijke honingdrop die de kriebelhoest tot een minimum beperkt. Met die drop en de hoestsiroop kom ik deze dag en de komende dagen wel door.

  

zondag 1 februari 2015

BANGIG

De laatste tijd is hij banger. Zoals de lift nemen in het gebouw waar hij woont. Hij durft het gewoon niet meer: angst dat lift in een vrije val komt of ergens onderweg klem komt te zitten.
Naar beneden lopen gaat nog net, maar het zweet breekt hem wel uit. Hij is panisch voor als hij een van zijn buren tegenkomt … en als die dan wat tegen hem zegt, dan durft hij niks terug te zeggen. Dat komt omdat hij heel erg slist. Zo erg dat niemand een touw kan vastknopen aan wat hij zegt. Zelfs zijn eigen moeder, met wie hij al vanaf zijn geboorte samenwoont, verstaat soms helemaal niets van wat hij zegt.
Soms is het simpel een vraag van een buurman te beantwoorden. Bijvoorbeeld als de buurman zegt:
’Hallo buurman, gaat het goed?’
Dan is het voldoende dat hij ‘ja’ knikt, ook al gaat het helemáál niet goed. Want die buurman heeft er  niks mee te maken, dat het niet goed gaat met hem. Wat heeft het voor zin dat de buurman dat dat weet?!

Wat moeilijker te beantwoorden  is de vraag  van een buurvrouw:
‘Hallo buurman, de afrekening van de stookkosten is veel te hoog. Protesteert u ook mee bij de huisbaas?’
‘O,s ngblkss, ssskwee nies,’ zegt hij dan.
Hij gaat naar de bibliotheek; wil er om half elf zijn. Vlug gaat hij de portiek uit. Eigenlijk had hij nog naar de post willen kijken. Hij verwacht dat er geld gestort is op zijn rekening. Misschien staat hij nu niet meer rood. Door de ontmoeting met de buurvrouw raakte hij een beetje in de war en vergat hij helemaal naar de post te kijken.
Hé, toevallig ziet hij de buurvrouw net  het portiek verlaten. Zo snel als hij kan gaat hij de portiek in maar hij had zich de moeite kunnen besparen want de post was nog niet geweest.
‘Zal ik problemen krijgen in de bibliotheek?’ dacht hij. Want gisteren ontving hij van de Gemeentelijke Bibliotheek een kaartje waarop stond dat hij vier boeken, drie weken te lang geleend heeft. Hij moest de boeken snel terugbrengen en: 12 euro boete betalen … hij had helemaal geen tegoed. Hij is een beetje onzeker over hoe ze bij de bibliotheek zullen  reageren. Van de laatste keer dat hij er was, kon hij zich nog herinneren, dat er veel grote kale mannen, in zwarte uniformen rondliepen. Hij  kan zich niet meer precies herinneren of ze ook een wapen droegen, of niet. Hij dacht van wel.
De hele weg van huis naar de bibliotheek, liep hij zichzelf een beetje op te fokken. Over de boeken, die hij veel te lang geleend had, over het geld, of het nou wel of niet op zijn rekening zou staan en over de mannen in die zwarte pakken, of ze nou wel of geen wapens hadden, misschien wel messen.
Toen stond hij ineens voor de Poffertjeskraam op de Botersloot en in één klap was hij alle sores vergeten. Hij stapte naar binnen bestelde slissend een grote portie poffertjes (eess sgrosse ssporssie sspossesstsjes) De serveerster begreep hem en hij nam er een kop koffie bij (dat wees hij aan).
 ‘Zeven euro vijftig,’ zei de serveerster. In zijn enthousiasme voor de poffertjes was hij ineens alles vergeten: dat hij zo sliste, dat hij op weg was naar de bibliotheek en dat hij geen saldo had. Met ingehouden adem stopte hij zijn bankpas in het betaalapparaat van de poffertjeskraam en … jawel hoor hij had weer saldo. Dat was een hele zorg minder. Alleen vroeg hij zich nog steeds af of de mannen in die zwarte uniformen nu wel of niet bewapend waren.