‘Eikel,’ schreeuwde mijn
vrouw tegen mij, met een woeste blik in haar ogen.
‘Daar gaan we weer,’ zei
ik.
Ongeveer drie maanden
geleden had ze me uitgescholden voor ‘lul’ en ‘klootzak’. Misschien ben ik wel
een watje maar ik ben daar weken kapot van geweest: je geliefde echtgenote, die
je zo uitscheldt… Dergelijke grove uitingen passen helemaal niet bij haar. Later zei ze me dat ze bedoelde:
‘Je bent nú een lul. Je
bent nú een klootzak.’ Ik deed iets waar ze woedend om was namelijk spulletjes,
die zij op mijn kamer gestald had, terugzetten in haar kamer.
‘Eikel’, komt daar nu dus
bij. Misschien stom maar die ‘eikel’ komt als een mokerslag op me neer. Ze mòèt
weten, dat ze me daar enorm pijn mee doet. Zelf ben ik absoluut geen lieverdje.
Maar haar op zo’n manier uitschelden, doe ik niet, wil ik niet. Ik heb haar wel
gezegd, dat ze blij mag zijn dat ze een man heeft, die zich zo láát uitschelden
en daar alleen maar somber en zielig van wordt. ‘ Elke echte vent, een vent met
ballen dus, had je een paar flinke optaters
verkocht,’ zei ik.
‘Dat moet jij echt niet
wagen,’ zei ze waarschuwend en ze heeft gelijk: ik waag het ook niet, daar ben
ik veel te schijterig voor. Ik ben een nu eenmaal een slappeling.
Nogmaals: ik ben zelf ook geen
lieverdje.
Ik word wantrouwig als ik
merk, dat mijn vrouw tegen me liegt, halve waarheden vertelt en voor mij,
belangrijke dingen verzwijgt. Ik ga haar sindsdien te veel in de gaten houden. Vind
dat ze zich raar gedraagt en dat zeg ik ook tegen haar. Na misschien wel
honderd wantrouwige spinsels gespuid te hebben, kreeg ik die ‘eikel’ op mijn
hoofd. Mijn vrouw zit, ongezond veel in
mijn hoofd. Zeg maar ziekelijk veel. Daarom
moet ik deze week nog naar mijn psych.
Met uitzondering van ons
eerste euforische jaar, heeft mijn vrouw zich nooit meer zo positief over mij uitgelaten.
Ik heb haar nooit horen zeggen,
dat ik een goede man ben
of
een lieve man,
een vriendelijke man,
een dappere man (klopt, dat
ben ik ook niet),
een stoere man (klopt, want
dat ben ik al helemaal niet),
een goede minnaar (klopt, ik
kan er helemaal niks van).
een goede vader was ik
volgens haar alleen toen de kinderen nog klein waren. Dreun!
Tegen iedereen, die het
maar horen wilde verkondigt ze de stelling dat ik ‘een moeilijke man’ ben.
Hoe moeilijk ben ik dan?
Mijn vrouw wil werken en
studeren en kinderen krijgen, ze verzorgen, creatieve cursussen volgen en activiste
en bestuurslid zijn van de huurdersvereniging.
Mijn vrouw en ik hebben
altijd parttime gewerkt; ieder circa 20 uur per week. De een kwam thuis; de
ander ging werken. De lusten en de lasten van huishoudelijke taken,
kinderverzorging en opvoeding hebben we steeds eerlijk verdeeld.
Mijn vrouw had veel activiteiten
in de avonduren: betaald werk, vrijwilligerswerk (huurdersvereniging) ; studeren.
Meestal was ik dan de kok en de goedkope oppas van de kinderen. Een enkele keer,
als we beiden ‘s avonds wat te doen hadden, huurden we een oppas in.
Natuurlijk is het in de
eerste plaats de verdienste van haarzelf … met een heel klein beetje hulp van
mij … ‘die moeilijke man, die lul, die klootzak , die eikel’, kon ze, min of
meer zorgeloos, op allerlei maatschappelijke
terreinen actief zijn. Zo heeft zij zich kunnen ontwikkelen tot de
persoonlijkheid die ze nu is.
Als ik haar dit laatste
voorhoud is haar reactie:’En toch ben ik niet gelukkig.’
Dreun.
Ik neem even
een pauze. Over tien dagen meld ik me weer. Tot dan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten