zondag 21 juni 2015

TALENTEN

Ze heeft me nog niet teruggeschreven. Vlak voordat ik ons huis verliet dat daarna ons huis nooit mee zou zijn, mailde ik haar :
‘Dag Carole,
ik vond het altijd fijn om heel dicht bij jou te zijn.
Love,
Jee’

Ik had het berichtje nog maar net verstuurd of ik had er al weer spijt van. Ik had eronder moeten zetten:
‘Love forever,
Jee.’

Want nooit, nooit, nooit, nooit zal ik haar vergeten. Ook al gedroeg ik mij als een walgelijke egocentrische lul, eikel of klootzak en ook al was zij vaak een vreselijk onuitstaanbare arrogante ongeëvenaarde frigide trut, ze was altijd mijn muze èn mijn maximaal bereikbare vrouw.
Een vrouw van het zelfde kaliber als Carole, zowel qua (emotionele) intelligentie  als qua creativiteit zal nooit meer mijn zijde kiezen.  Misschien is dat maar goed  ook. Een huwelijk waarin de vrouw in alle opzichten talentrijker is dan de man is misschien wel tot mislukken gedoemd. Althans. Zo ging dat tussen mij en Carole en misschien wel vooral door toedoen van mij.

Toen we elkaar in 1970 leerden kennen voelde ik het al. Dat het toch niet waar kon wezen!? Hoe kon zo’n supergirl nou verliefd worden op zo’n lulletje als ik. Echt zo voelde ik het toen al. Ze had slimme vrienden en vriendinnen met wie ze met speels gemak discussieerde. Maar in hun omgeving voelde ik me te stom om voor de duvel te dansen.  Ik wist, hoewel ik een arbeiderskind was, helemaal  niks van Marx , Engels of het socialisme en na een opmerking daarover van  één van haar vrienden stond ik al met mijn mond vol tanden. Toen vond ze dat nog geen probleem, want ik was een mooie jongen,  was lief.  Een lekker speelpoppetje.  Wel jammer dat ik van voetballen hield. Kamme voorstellen.

‘Waarom huil je’, vroeg ze aan me.
‘Ik weet het niet’, zei ik. Maar ik wist best wel waarom.
‘Dit kan niet,’ wist ik toen al.
Zij had zo vele talenten. Kon mooi tekenen en schilderen. Het eerste wat ze deed was een werkelijk grandioos portret van mij schilderen. O, wat was ik trots. Iedereen die het nu nog wil zien zou ik het willen laten zien, omdat het zooooo prachtig is èn omdat ik er zelf zo geweldig mooi op sta.

Ze was muzikaal, ze zong, was een mooie alt, speelde blokfluit, gitaar en viool.  Ze danste in de buitencategorie, niet volgens de stijve dansschoolregeltjes maar lekker impulsief en waanzinnig opwindend.
Bijzonder was ook haar gave om even een film of een boek samen te vatten. Schrijven kon ze ook al. Geen verhaaltje over een raar knalgeel mannetjes in een vijver. Dat vond ze  maar flauwekul. Dat liet ze wijselijk aan anderen over (aan mij bijvoorbeeld). Schrijven deed ze vooral  tegen hen die hun sociale plichten verzaakten. Die nagelde ze verbaal meedogenloos aan de schandpaal.

Toen ik haar ontmoette, die vrijdag de 13e (!!) februari 1970 ‘studeerde’ ik aan de academie voor expressie door woord en gebaar in Utrecht. Zeg maar een soort toneelschool. Ik volgde daar een opleiding drama docent. Een bange leerling was ik daar, die eigenlijk op theatergebied helemaal niks durfde. Ideeëloos was Ik ook. Ik was een ‘glamourboy’ (mijn schouders hadden alleen net iets breder mogen wezen)  en een bange theaterschoolleerling. Daar kickte Carole toentertijd op. Ze kon die dag natuurlijk niet ineens alles van me zien.
Ik had geen enkel talent.
Tsja, ik kon redelijk voetballen, vooral keepen, maar dat interesseerde Carole geen ene bal.


Het vrijen en tongzoenen was toen nog wel lekker. Vond ik tenminste!  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten