Het middagmaal in dit
nonnenklooster, bestaat uit soep van rijst en aardappelen, sperciebonen, witte bonen en stronken bloemkool. Roggebrood erbij en water. Het water loopt
ons uit de mond. Het is al tijden geleden dat ons zo’n lekker maaltje is
voorgezet.
Tante Ludy, de enige non
in de familie, tevens de zus van mama, is vandaag jarig. Mama heeft besloten
dat we bij haar op verjaardagsvisite gaan. Dat klinkt leuk en simpel maar dat
is het dus niet. Ten eerste wonen wij in Rotterdam. Ten tweede woont tante Ludy
in Rosmalen (vlakbij Den Bosch). Ten derde héét tante Ludie niet eens tante
Ludie maar Zuster Ephrem, ten vierde moet mama om zes uur opstaan en ten vijfde
zijn wij vier kleine kinderen, die nog niet zo bijdehand zijn, dat we alles al
uit onszelf weten en kunnen, zodat we mama een handje bij alles zouden moeten kunnen
helpen. Maar niet dus! Ten zesde moeten we zeker de trein van half elf halen om
om half een in Rosmalen (vlakbij Den Bosch) te wezen. Want ten zevende, moeten
we niet denken dat er iemand van die nonnen ons van het station zal komen halen.
Nonnen hebben nou eenmaal nooit auto’s … nonnen vliegen (en altijd in hun
eentje, en dat is niet die auto…..). Als
we, ten zevende, pas om een uur één met de trein in Den Bosch (vlakbij
Rosmalen) aankomen, dan moeten we, ten achtste, nog een taxi hebben naar
Rosmalen (vlakbij Den Bosch). En we moeten, ten negende, nog maar afwachten of
de taxichauffeur een alleenstaande vrouw, met vier kleine kinderen, wat mijn
moeder vandaag natuurlijk niet is, maar wel lijkt, in zijn taxi wil nemen, zeker
wanneer een van hen duidelijk met een
volle luier rondloopt. Ten tiende: als het helemaal niet anders kan gaan we
gewoon lopen. Dan komen we maar een half uurtje te laat, toch? Ja, zo is
mama, niet moeilijk doen.
Gelukkig waren we nog ruim
op tijd voor dat verrukkelijke soepje.
Ze hadden er zelfs nog een mandje met stukjes stokbrood en een botervlootje bij
gezet. Mama geeft ons één voor één een venijnige tik onze vingers, omdat we in
hoog tempo bijna al dat brood naar ons aan het toegraaien zijn. Wat ze niet in
de gaten heeft is dat ze daarmee onze armen in de soep slaat … zitten wij sappig
te soppen met onze soepmouwen.
Die soep gaat er trouwens in als koek bij ons. We hadden de laatste weken
niet zo veel te eten gehad en dat kwam doordat de postwissel van mijn vader
ergens tussen New York en Rotterdam was blijven hangen. Zei mijn moeder
tenminste. Mijn vader werkte, als
kapitein, op cruiseboten van de Holland-Amerika Lijn. Tochtjes, heen en weer
tussen Rotterdam en NewYork. Ik hoorde mijn moeder wel eens tegen een buurvrouw
zeggen, dat dat heel wat lijkt maar dat hij daar geen ene klote mee verdiende.
Het ergste was eigenlijk, dat hij daar wel mooi nachten achter elkaar het geld
voor ons vreten (sorry) zat te vergokken.
Hoe is het dan in godsnaam
mogelijk, qua poen dan, dat we nu ineens
hier toch weer op Tante Ludie d’r verjaardag in Rosmalen kennen wezen? Ons gaat
dat boven onze pet. Maar dat moet mama zelf maar weten.
Mama, die dat goed kan,
heeft een leuk modieus jurkje voor haar zusje genaaid. Ze heeft er een jasje
van haar eigen bijgedaan. Dat draagt ze toch niet meer. Haar zusje is er
dolblij mee.
‘In die kleren loop je zo
de vrije wereld in, meid, als je het hier zat bent in dit muffe deprimerende lesbo
- hol´ zegt mijn moeder met een knipoog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten