De laatste twee jaar kon Rita
het allemaal niet meer opbrengen. Ondanks haar leeftijd, zevenenzestig was ze al
weer, had ze tot voor twee jaar toch mooi het zonnetje in menig huiskamer kunnen
laten schijnen. Soms alleen maar door er gewoon een paar minuutjes te wezen voor
hèn, die net even in het verdomhoekje zaten of er juist weer een beetje aan het
uitkrabbelen waren. Rita was écht zwaar geschapen voor dat werk, dat eigenlijk
geeneens werk mag heten. Althans niet in Rita d’r ogen, want ze zag, waar ze
toch dagelijks mee bezig was meer als een uit de hand gelopen hobby.
‘Als ik wat voor je kan
betekenen, dan hoor ik het wel, hè?’ Dat
zinnetje lag voor in haar mond kant en klaar. Maar in de praktijk wachtte ze nooit tot ze ‘wat hoorde’. Feilloos voelde
ze aan waar hulp geboden was en stak gelijk, letterlijk of figuurlijk of beide,
de handen uit de mouwen. Het was nou ook niet echt zo dat ze zich thuis
stierlijk zat te vervelen en naarstig wat te doen zocht. Dat al helemaal niet. Alles
kwam min of meer toevallig op haar pad. Soms ging het ook via, via. Maar altijd
had het achteraf gezien zo moeten wezen.
Dat had met zeker niet alleen haar open houding van doen. Warm en zorgzaam was Rita
en behalve dat was ze qua uiterlijk absoluut
een leuke verschijning. Je zou haar absoluut geen zevenenzestig geven. Als je d’r
buiten zag lopen op straat op die rode Nikes van haar, strakke spijkerbroek,
kort zwart leren jasje over een ook al strak wit t-shirt en een spannend lob-kapsel
(peper en zout) trendy style, dan zou je zeggen: die is niet ouder dan een jaar
of vijftig. Minstens. En dat is zeker wel zo leuk voor oude mensen, zo’n
jeugdige verschijning om hen heen en … niet te vergeten voor de jongeren is het
feitelijk net zo prettig, toch? Ik denk tenminste van wel.
Elke dag gaat om zes uur ’s
morgens haar wekker. Haar man Harrie draait zich dan nog eens lekker om. Rita
springt monter uit haar bed. Haalt een nat washandje over haar gezicht, kleedt
zich aan en gaat alvast het vlees braden, de piepers jassen en groenten
schillen, snijden, wassen voor het avondeten. Dan houdt ze vanmiddag wat tijd
over. Kan ze die kleine kwetsbare Brammetje van drie eens wat langer onder
douche laten staan. Zijn ouders zuipen zich elke dag lam. Hebben nooit tijd
voor dat joch. Kind wordt verwaarloosd. Zit soms tot diep in de nacht nog voor
de tv. Rita heeft Jeugdzorg er al op gezet.
Je kan het zo gek niet
bedenken wat ze zoal aan het doen is:
ze trekt de kousen aan van
de zeer zwaarlijvige mevrouw Harzo.
Ze ze strijkt de
overhemden van de zwaar rheumatische heer Tonal en soms ook nog die van zijn
zoon, die het in feite gewoon zelf moet doen. Maar met dat soort opmerkingen
moet je bij Rita niet aankomen. ‘Wie goed doet, goed ontmoet is haar motto,’
zegt ze dan..
Ze past op de papagaai van
omaatje Brands, zodat die niet als een achterlijke te keer gaat als ze even weg
moet; alleen bij Rita houdt dat etter zich koest.
Als het lekker weer is gaat
ze een uurtje wandelen met meneer pastoor, jawel, de oude dorpspastoor, van wie
bekend is dat hij minstens drie meisjes in de kleuterschoolleeftijd onzedelijk
heeft betast. Gods straf was niet misselijk: acht jaar geleden kreeg hij een flinke
beroerte en sindsdien zit hij aan zijn rolstoel vast. Rechtszijdig helemaal
verlamd. Praten kan hij niet meer, kwijlen des te meer. Vandaar natuurlijk die
handdoek in het rolstoelnetje.
In dit verband is het schier onmogelijk om Rita recht
te doen. Woorden, tijd en papier schieten hiervoor gewoon mis. Maar één ding staat vast
en zeker als een paal boven water: Rita zal hoe dan ook die handdoek niet zo gauw
in de ring werpen. Toch deed ze dat twee jaar geleden. De toch nog onverwachte
zelfmoord in de Heilge Jodocuskerk maakte ook een einde aan Rita’s hobby. Hij
had zichzelf om zeep gebracht door, met zijn goeie hand natuurlijk, zijn
kwijlhanddoek zo diep mogelijk in zijn strot te duwen. In zijn neus liet hij
twee brandende kaarsen half verdwijnen. In elk neusgat een. Hij stikte niet.
Hij is levend verbrand! De kaarsen zetten zijn kleren in vuur en vlam. Niemand in
het dorp heeft er wat van gemerkt. Zijn verkoolde lichaam werd ’s ochtends, in
alle vroegte, voor het Maria – altaar gevonden door de vrouw, die daar dan altijd
schoonmaakt. Die vrouw was Rita. Tot op de dag van vandaag wordt door boze
tongen beweerd dat Rita’ s handen in deze zaak niet gehe
Geen opmerkingen:
Een reactie posten