Bijna impulsief belde ik 112.
Carole was woedend. Ik had dat gesprek met mijn zoon Dennis, schoondochter Tanja
en Carole gierend uit de hand laten lopen. Het gesprek ging over het voorkómen van
schade die ik als bipolaire oppasopa zou kunnen aanrichten.
Volgens Carole kan ik geen
normaal gesprek voeren. Ik wist vòòr dat gesprek al precies wat er uit moest
komen. Autoritair druk ik dat door. Lukt dat niet; raak ik geïrriteerd. Gaat
het gesprek naar mijn idee totaal de verkeerde kant op dan gaat het bij mij heel snel van geïrriteerd
naar boos, bozer, nog bozer en vervolgens raak ik buiten zinnen van woede. Let
wel: dit alles volgens Carole!
Plotseling houdt Carole
bruusk een schrijfsel van me voor mijn neus: ‘Eikel’ van 2 juni jl. Met het schuim op haar lippen, briest ze:
‘Onvergefelijk! Dit, dit
Eikel-schrijfsel, plus die scene in dat oppasopagesprek. Je verziekt drie
levens. Het is klaar!’ En opeens moet ik denken aan die uitspraak die mijn
moeder vaak bezigde:
‘Wie een hond wil slaan
vindt altijd wel een stok.’
Echt een lieve vrouw mijn
moeder. Een heel lieve vrouw. Maar ik ben geen ‘motherfucker’. Toch beticht Carole
mij daarvan. Blijkbaar gedroeg ik me zodanig dat Carole bij Freud en zijn
Oedipuscomplex uitkwam.
Ik zit achter de pc en
probeer wat te schrijven. Onrustig loopt Carole achter me heen en weer. Ze
probeert, geloof ik, te zien waarover ik aan
het schrijven ben. Onophoudelijk haalt ze diep en luidruchtig haar neus
op. Dat voorspelt niet veel goeds. Alarm.
‘Nu pas,’ zegt Carole
giftig, ‘begrijp ik precies waarom ze jou steeds weer overal uitkotsen … altijd
maar gelijk willen hebben … altijd je eigen zin willen doordrijven …. en als dat
dan niet lukt: gaan huilen, schreeuwen, slaan, kwaadaardige geniepige stukjes
schrijven en ga zo maar door. Egocentrische klootzak!’
‘Zo,’ snauwt ze, ’ik zie dat
je weer met die ellendige stukjes van je begonnen bent?!’ Op autoritaire toon vervolgt
ze: ‘Als je maar weet dat ik niet wil hebben, dat ons hele privéleven op
internet komt te staan. Als je zo nodig over ons privéleven moet schrijven, dan
doe je dat maar in een dagboek of zo. Duidelijk?’ Ik zeg er niks op.
Dat André, onze oudste zoon,
nu psychotisch is, is volgens Carole mijn schuld … ten eerste natuurlijk door mijn
genen en ten tweede door mijn kloterige teringschrijfsels.
‘Je wordt bedankt, lul. Alles
maak je kapot, klootzak, alles en je blijft maar destructief doorgaan. Egocentrische
eikel!’ Dat gescheld en getreiter fokt me behoorlijk op. Ze staat nu
godverdomme, scheldend, de bureaustoel waarop ik zit, heen en weer schudden. Zo
kan Ik niet werken. ‘Teringtrut,’ denk ik. Tegelijk draai ik me om, om haar een beuk te geven. Bijtijds weet ik me
te beheersen maar Carole is helemaal in de ‘fighting mood’. Ze danst voor mijn
ogen haar vurige haatdans.
(Wat een oerkracht, wat een energie, wat een
vitaliteit knalt er vanuit die haat van haar. Fenominaal. Wat is ze dan mooi! Nooit
heb ik die kracht van Carole zo 'In liefde' mogen ervaren.)
‘En nou laat je godverdomme
die stoel los!’ Ze ziet mijn rooie, kwaaie kop, Ze lacht me gewoon uit. Al
dansend en gierend van de lach blijft ze doortreiteren met die stoel. Net als ik
haar een flinke optater wil verkopen, lacht ze:
’Oké, kom maar op,
klootzak! Sla me maar. Come on. Hit me. Dan weten ze bij de politie meteen dat
jij de agressieveling bent.’ Ze heeft lol. Ze straalt. Ze is helemaal in haar
kracht en schaterlacht: ’Dan moet jij hier wegwezen en zal je een ander huis moeten
zoeken, paardenlul!’
Daar was ze dus op uit.
Geen moment aarzel ik. Ik bel 112, de politie en meld dat mijn vrouw het bloed
onder mijn nagels vandaan haalt. Ze treitert me. Beledigt me. Kleineert me.
Beschuldigd me onheus. Ze daagt me uit
haar te mishandelen. Maar dat wil ik absoluut niet doen. Direct na mijn
telefoontje naar 112 houdt ze zich gelukkig gedeisd.
De politie is er snel. Twee
vrouwelijke politieagenten. Ze praten met ieder van ons afzonderlijk en binnen
het half uur zijn ze al weer weg. Goed dat ze er even waren. De agente met wie
ik sprak complimenteerde me met mijn zelfbeheersing. Over enige tijd zal de wijkagent
nog met ons komen praten.
Tot op heden is het rustig.
Tussen mij en Carole komt
het nooit meer goed.
Love don’t live here
anymore.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten