maandag 31 juli 2023

WITTE DE WITH.

Op het terras van café ‘de Witte Aap’ in de Witte de Withstraat drink ik een biertje. Ik bestel een kleintje pils. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan want ik krijg een halve liter. Daar betáál ik ook naar: zeseneenhalve euro. Niet te weinig ….  maar goed … het is feest op de Witte de With … dus de cafébazen slaan er ook een feestelijk slaatje uit.

‘Is die stoel nog vrij?’ vraagt een dame (65).

Ze wijst naar een stoel aan mijn tafeltje.

‘Ja. Kom d’r  gezellig bij zitten!’  Ze zeult een king-size Wibra-tas met zich mee.

‘Eerst even een biertje halen, hoor.’ Ze zet haar tas op die stoel. ‘Past u even op mijn tas’ …  ze ziet me de laatste slokken van mijn bier wegklokken. ‘ Ik neem gelijk wel een pilsje voor u mee … lust u vast nog wel.’

‘Lekker! Alleen niet zo’n bloemenvaas als deze,’ lach ik.’

Gezellig, vandaag de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een Afrikaanse dans- en djembégroep … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtig gemozaïekte muren …  en theater in een oud fabriekspand op de Baan.

‘Alstublieft, één voor u en één voor mij, proost.’ (ze drinkt haar pilsje in een teug leeg). ‘Sorry hoor,  ik hàd me toch een dorst! Weet u wat dit is … dat gedoe hier? ’

 ‘Ja … moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest dat werd  gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, zeg maar psychiatrische patiënten. Goed om zien … bijzonder … maar stééngoed.’

‘Oké, dat is dus modern …. ‘bijzonder’ … ik zou hier nooit geweest zijn als mijn moeder geen ondergoed nodig had. Wat in haar kast ligt is niet toonbaar meer. Hemden en broeken versleten. Vlekken, die er niet uit te boenen zijn. Ik ga naar de Wibra voor een paar nieuwe setjes ondergoed. Dat spul is daar toch het voordeligst. Ga speciaal op zondag, dan is het wat rustiger. Maar dat valt eigenlijk nog tegen. Als ik klaar ben bij de Wibra, hoor ik Afrikaanse muziek en zie de drukte in de Witte de With. Van die Afrikaanse dans heb ik genoten. Ik ben gek op dansen ... rumba, chachacha, de tango ook … houdt u ook van dansen?’

‘Ja, ik hou van wild …. vrij dansen … zonder die verplichte danspasjes.’

‘O,’ zegt ze. Ze kijkt wat zorgelijk. ‘Mijn moeder kan niet meer zo lang alleen thuis zijn. Ik ben haar mantelzorger.  Thuiszorg doet geen kl… sorry  … Thuiszorg doet niks meer voor haar… nou, ik moet er echt vandoor …. dag meneer.’

‘Dag mevrouw , vergeet dat geld niet mee te nemen … dat is voor dat pilsje, dat ik net van u kreeg.’

‘Joh, schei nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker eentje van mij. Tot ziens.’

Met een ietwat schommelende tred loopt ze de Witte de Withstraat in en verdwijnt langzaam in de bescheiden menigte.

zondag 30 juli 2023

F*CKIN' SHIT

 

F*ckin’ shit!

Het was na afloop van ‘Robin, de musical’. Jules, de producent, rent naar de wc boven. Hij heeft van

alles door elkaar gegeten en gezopen en gaat over zijn nek. Pierre, een figurant, holt naar de

dichtstbijzijnde plee. Hij moet poepen. Moet ie altijd, vlak vòòr en vlak ná de voorstelling, of hij nou

een hoofd- of een bijrol heeft … altijd! Alleen, die verdomde rotgulpen tegenwoordig. Waarom

zetten die broekenfabrikanten geen rits- maar knoopgulpen in broeken. Nauwelijks open te krijgen.

Vòòr de voorstelling is Pierre’s ontlasting normaal maar na afloop heeft hij altijd de ‘big shit’, van de

opgekropte spanning. Hij redt het niet … die rotknoopies … godver, de godver, ….ja, hoor … te laat

…het loopt hem al dun door de broek. Uit pure nijd rukt hij de knopies met geweld los. Zijn

volgescheten onderbroek zakt nog sneller op zijn hielen dan zijn jeans. Hij wordt misselijk van zijn

eigen stank … verrotte babi pan kan vermengd met de zurige geur van veel alcohol.

Wat kan hij doen, daar op die pot, in zijn eigen uitwerpselen? Met twee w.c.-rollen poetst hij zijn

onderlijf schoon. Bij elkaar veel te veel wc-papier om in één keer door te spoelen. Met als gevolg dat

de wc overstroomt. Moet hij dat papier uit die pot vissen en met kleine beetjes bij elkaar, opnieuw

wegspoelen .

Er zit wel geen stront meer aan zijn lijf maar hij stinkt nog wel als een bunzing. Er is géén zeepje om

de weeë billengeur van zijn onderlijf te poetsen. Hij probeert het met het wc-blokje maar dat valt al

snel in kleine brokjes uit elkaar.

Zijn onderbroek krijgt hij schoon, door die in de wc-pot uit te spoelen. Met de spijkerbroek lukt dat

niet … te groot. Het wordt een smerige soppige bende in dat kleine hokkie.

Ineens schiet hem te binnen dat er een briefje van vijftig euro in zijn broekzak zit voor een rondje. Hij

is jarig. Lekkere verjaardag! Het stinkende vijftigje redt hij wel uit zijn broekzak.

Het is een antieke plee met de stortbak boven. Pierre gaat op de wc-bril staan en propt zijn jeans

daarin … gooit de korrels van het wc-blokje erbij en wast de broek zo schoon mogelijk.

Jezus Christus, Pierre, wat sta jij hier te doen? vraagt Jules en kots simultaan een lading half

verteerde toastjes Camembert en Salami tegen Pierre’s bibs.

Pierre staat nog met zijn tenen op de wc-bril zijn jeans te soppen.

‘Sorry hoor, Pierre, … dat kon ik niet meer binnen houden. Maar …hè jasses bah, het lijkt wel of je

rot ben van binnen.

‘Weet je wat jij moet doen … hiernaast onder die douche gaan ... die troep van je afspoelen … dan

gaan we straks samen weer terug naar die party!’

In hun wetsuits keren ze terug in het feestgedruis. F*ckin’’ coziness’ every where! Jules en Pierre,

vallen niet eens uit de toon.

zaterdag 29 juli 2023

EEN FEESTJE.

Ik heb me voorgenomen om niet aan het feest bij nicht Bianca te denken. ‘Feest’ heeft voor mij niet de klank, die het voor de meeste mensen heeft. Ik word niet vrolijk van het horen van dat woord. Geen dans- of  zangkriebels in mijn lijf … of  een gezelligheidsgevoel. Ook heb ik geen behoefte aan nieuwe gezichten.

Hoewel het eten en drinken me nog het minst afstoten, zit ik ook dáár ook niet op te wachten. Meestal zonder ik me af. Het liefst los ik in het niets op ... en dan heb ik het alleen nog maar over een feestje bij een ander. Laat staan een feestje bij me eigen. Dubbele gevoelens: ik nodig weliswaar Jan en Alleman uit te komen en tegelijkertijd hoop ik dat ze wegblijven. Hoewel dat  jammer zou wezen van de voorraad die ik in huis heb gehaald. Een maand na het feestje eet en drink ik er nog van.

Op mijn eigen feestje loop ik constant achter de feiten aan ... vergeet van alles: drankjes bijschenken, muziek opzetten, lekkere kaasjes voor op toastjes … de toastjes zelf.

Soms praat ik es met iemand over politiek, muziek of voetbal ; dan vergeet ik alles en iedereen …  ben alleen bezig met mijn gesprekspartner ... en als die mij dan wat te drinken vraagt, denk ik pas aan mijn andere gasten … die me dan al dorstig en hongerig zitten aan te gapen.

Stokbrood, denk ik meestal wèl aan, brie en camembert ook. Sommige gasten zijn echt aso met die Franse kaasjes. Twee grote stukken Franse kaas zijn in een mum van tijd op.  Terwijl er dan zeker nog anderhalf stokbrood over is … één of een paar gasten hebben zich de schompes zitten vreten ...éven kijk ik de andere kant op  … en weg is de kaas … ik had zelf trouwens ook nog wel wat gelust.

Nu zit ik met dat anderhalve stokbrood. Zet er maar een pot pindakaas naast. Tsja.

Ben vergeten wie het me zei: ‘Van alcohol ga je zo veel en zo dom zitten lullen, man’. Dus hou ik het maar op Rivella.

Feesten zijn meestal te druk, te chaotisch voor mij … zeker feesten bij een ander. Van het vele gelul, gelach, gevreet en gezuip, daar krijg ik de zenuwen van. Zelf doe ik me mond nauwelijks open. Ik glip zo onopvallend mogelijk de badkamer ik.  Daar nuttig ik wat hapjes en drink de meegesleepte fles Rivella leeg. Soms dut ik er nog een beetje in ook. Heerlijk rustig. Dàn is het voor mij pas een beetje feest.

De after party (bij mij thuis)is spekkie naar mijn bekkie. Ik zit alléén thuis. Eet en drink dan wat ik me die avond ontzegd heb. Beluister een cd van Bob Dylan of de Stones: keihard op mijn koptelefoon. Mijn koppijn is zó verdwenen.

Bianca mail ik, dat ik zaterdag niet kom.

 

vrijdag 28 juli 2023

GETILD.

Een harde schreeuw en tegelijk gekletter van metaal op steen. Het is spitsuur op de Beukelsdijk. Ik fiets ter hoogte van de Statentunnel. Tussen vrachtverkeer, autobus, personenauto’s en fietsers door ligt aan de overkant, op het fietspad een donkere jongeman onder een fiets. Met een verbouwereerd gezicht krabbelt hij op. Kijkt in het rond of de schuldige aan de valpartij nog in de buurt is. Vervolgens bekijkt hij zijn  beschadigde fiets.

Misschien dat ik die knul ergens mee kan helpen. Ik ga naar hem toe. Het duurt erg lang voor het stoplicht op groen springt dus knal ik met m’n eigen fiets door rood.  Wat je helaas zo vaak ziet: voetgangers en fietsers rijden in een keurig boogje om hem heen alsof er niks loos is.

Hij sleept zijn fiets het trottoir op. Ik ben bijna bij hem. Mijn fiets zet ik tegen de tunnelwand.

‘Ben je gewond?’. Wat een stomme vraag, zeg, want ik zie overduidelijk dat zijn linkerknie en zijn  rechterelleboog bloeden. Wat ik eigenlijk wil weten is of hij wat gebroken heeft. Hij spreekt goed Nederlands.

Uit mijn fietstas haal ik de verbandtrommel pak.

‘Nee meneer, dank u wel, dat hoeft echt niet, ik ben hier vlakbij huis en mijn moeder is verpleegster.’

‘Het is wel belangrijk dat die wonden snel ontsmet worden.’

‘Ja eh … Nee, bedankt, dat doet mijn moeder ook dadelijk wel.’

Ik dring niet verder aan; hij vertrouwt dit zijn moeder duidelijk meer toe.

Dan stapt er opeens kordaat een dame op de jongen af. Ze negeert mij en duwt me zelfs opzij:

‘Je hebt een flinke smak gemaakt.  Ik kwam aanlopen en zag het  vlak voor mijn neus gebeuren. Gaat het een beetje, jongeman?’

Hij knikt.

Dan richt ze zich tot mij: ‘Meneer, ik waardeer het bijzonder dat u deze jongeman te hulp komt; dat gebeurt nog maar zo zelden tegenwoordig. Veel succes ermee, hè.’ En weg was ze.

Het zou me niet verbazen als de jongen uit Nigeria kwam, met zijn zeer donkere huidskleur en een gezicht met duidelijk Europese trekken.

Als Ik hem vraag of hij niks gebroken heeft, haalt hij zijn schouders op:

‘Ik weet het niet. Ik heb nergens pijn, dus zal er niks ernstigs aan de hand zijn.’

Met een beteuterd gezicht staart de jongen naar zijn fiets. Het ding dat op het trottoir ligt, lijkt in de verste verte niet meer op een fiets. Het frame is gebroken. Hoe dat kan? Simpel. Een junk verkoopt hem die fiets voor tien euro. Bij Centraal. Nog geen tien minuten geleden.  De fiets ziet er mooi uit … zit goed in de zwarte verf. De zwakke plekken zijn door die junk slim gecamoufleerd … toch crasht de fiets  binnen de kilometer, vier minuten rijden van Centraal.

De jongeman kan niks anders doen dan het fietswrak bij de Statentunnel achterlaten. Ik bel de Roteb wel even om het op halen.

‘Ik ga naar huis, meneer. Dank u wel nog.’

‘Graag gedaan, jongen. Hoe heet je?’

‘Abayomi’.

‘Oké! Mijn naam is Jos. Tot ziens Abayomi.’

donderdag 27 juli 2023

MAAR WEER EENS NAAR BLIJDORP.

Het is weer net als vroeger: nooit alléén maar wel àltijd eenzaam. Elke dag koppijn. M’n hoofd voelt aan alsof het twee keer zo groot is. In de krant lees ik alleen de sportberichten. Met name voetbal. Dáárvan vallen mijn ogen al dicht.

Eigenlijk is het niet alleen mijn hoofd, dat dubbel zo zwaar aanvoelt. Ook mijn voeten. Mijn handen. Mijn benen. Precies weet ik het me niet te herinneren maar dat gevoel van lamlendigheid van toen, lijkt veel op hoe ik me nu voel.

Dan ben ik veertien en dagelijks omringd door mijn moeder, drie zusjes, drie broertjes en op school door nog eens een stuk of dertig klasgenoten.  Ik ben blijven zitten in de tweede klas van de hbs. Voor de meeste zittenblijvers is het makkelijk leren. Je krijgt alle leerstof immers voor de tweede keer. Ik vind alles nog net zo moeilijk …  Ik heb er zwaar de pest dat ik doubleer.

Ik ga vandaag maar weer eens naar Blijdorp. Waarom? …. Zou niet weten. Uit verveling misschien. Ik laat de fietssleutels thuis. Ik wil niet binnen een uurtje weer terug zijn en me de rest van de dag rot vervelen. Neem wat boterhammen, een appel, een banaan, een flesje Fanta Orange mee; ook  een een zak ongepelde pinda’s voor de apen.

Lopend ... traag lopend (ik kan niet anders) ga ik naar de dierentuin. Ik ga een jaarabonnement kopen. Met de Rotterdampas. Kost dan zevenendertig euro vijftig. De helft van normaal.

Ik ben tien en speel  ‘paardje’ met Guusta, een vriendinnetje. Dat gaat zo: het midden van het touw, van twee á drie meter, wordt in mijn nek gelegd, het linker uiteinde van het touw gaat voorlangs over mijn linkerschouder, onder mijn linker-oksel door en het rechter uiteinde van het touw gaat aan de rechterkant net zo. De twee uiteinden van dat touw zijn dan teugels. Dat paard ben ik. Als een echte cowboy laat Guusta de teugels vieren als het paard in zijn eigen tempo mag lopen. Mijn vriendinnetje slaat het paard met de teugels (liefdevol) op zijn rug als het harder moet lopen. Soms houdt ze teugels strak gespannen. Het paard lóót dan wel maar komt nauwelijks vooruit. Zó loop ik dus naar Blijdorp. Zeker tien anderen zijn vòòr mij aan de beurt, die komen ook voor  zo’n voordelig jaarabonnement. Ik eet mijn twaalfuurtje  op een bankje voor de oude ingang.

Vlak voor de kassamedewerkers  aan hun lunchpauze toe zijn, ben ik aan de beurt. Koop mijn jaarabonnement.  Voor de halve prijs.

Nog steeds met frisse tegenzin maak ik gebruik van mijn abonnement. Op mijn gemak wandel ik van de oude naar de nieuwe ingang. Als ik nu aan die, slopende, wandeling door Blijdorp terugdenk, herinner ik me alleen, die tergend-traag herkauwende kameel, met beide lege bulten plat op zijn rug. 

Hoe is het toch mogelijk, dat ik die dartele, frisse, speelse, jonge ijsbeertjes, waar iedereen zo euforisch over is, gemist heb.  Ik liep er net vlak langs. In trance … dat moet wel.

Geen aap gezien ... pel die pinda’s en eet ze zelf maar op … net buiten de nieuwe ingang …. had al een beetje trek.

 

woensdag 26 juli 2023

ARTSEN

 Ik ben patiënt bij een huisartsenechtpaar. De man vind ik prettiger dan de vrouw. Echt groots is hij niet …  maar neemt de tijd voor je, is vriendelijk. Een paar keer maak ik mee dat hij zich niet kan beheersen. Zo maar ineens zit hij te vloeken! Ik vraag me wel eens af of hij Gilles de la Tourette heeft.

Mijn pink groeit krom. De dokter laat me foto’s maken en ik moet de uitslag doorbellen. De doktersassistente vindt dat het meevallen: ‘kijk het maar even aan’. Nou, ik kijk het even aan, tot die pink niet krommer meer kan.  Dat vertel ik de dokter. Dan staat hij gepikeerd op en zegt:  ’aankijken, even aankijken, u laat uw vinger, godverdomme, toch niet zo ‘alle jezus’ kromgroeien? Dan moet u  gewoon eerder bij me langskomen!’

‘Ja,’ zeg ik toen, wat geschrokken,‘ maar zeg dan hoe làng ik het moet aankijken, want als die foto’s gemaakt worden, is die pink al zo krom als een klein banaantje. Ik weet wel hoe het gegaan is, dokter. U heeft die foto’s destijds niet eens gezien. Als ik uw assistente erover bel, werpt ze een terloopse blik op die foto’s. Op eigen houtje adviseert ze me om het maar ‘even aan te kijken’. ‘Als ik het nog langer blijf aankijken , moet ik heel lang zoeken naar mijn pink.’

Het is duidelijk merkbaar: de dokter ‘not amused’. Een zenuwtje  trilt van zijn linker neusvleugel naar zijn linker mondhoek en tegelijkertijd knippert hij onregelmatig met zijn rechteroog.

‘Ik geef toe dat ik hier ‘kanker’ wat duidelijker over had kunnen zijn. God alle Jezus!! Ik zal u nu meteen verwijzen naar ‘tering!’ het ziekenhuis om uw pink recht te laten zetten.’

En binnen drie weken staat ie weer kaarsrecht.

De echtgenote ook arts. Met een schijnbaar vriendelijke toverfeeënglimlach haalt ze de patiënt op in de wachtkamer. Ze draait zich. Loopt naar haar spreekkamer. De glimlach heeft plaats gemaakt voor een asgrauwe blik. Pas als ze de patiënt van achter haar bureau weer aankijkt tovert ze de valse glimlach op haar gezicht. Het straalt er bij haar zo duidelijk  vanaf: wat een afschuwelijke baan heb ik! Maar: ik blijf lachen.

Als ik nog maar net bij dat huisartsenkoppel ben, neem ik haar meestal. Nooit heb ik iets bijzonders behalve die ene keer. Ze valt door de mand. Ik heb aambeien. Ik geef toe: geen appetijtelijk klusje voor een arts maar ik mag van een professional toch verwachten, dat ze dat aan kan. Ik heb het woord ‘aambeien’ nog niet uitgesproken of ik zie haar kokhalzen terwijl ze kortaf zegt: ‘Uw onderlichaam ontkleden en op de behandeltafel gaanliggen. Ik ben zo bij u.’

Jammer dat ik haar gezicht niet kon zien, toen ze mijn billen uit elkaar moest houden om mijn aambeien te inspecteren met haar zaklantaarntje in haar mond.

‘Kleedt u zich maar weer aan.’ ‘Het is niet verontrustend. Ik schrijf een zalfje voor. Na elke stoelgang dun smeren. Tot ziens. Als u last blijft houden, zie ik u terug.’

 

Terwijl ze dat zegt, kotst ze haar eikenhouten bureau onder. Enkele spettertjes belanden op mijn gezicht en mijn T-shirt.

dinsdag 25 juli 2023

MIJN SLEUTELBOS.

 

Die aansteker, die cigaretten, daar gaat het niet om. Veel verontrustender is het dat mijn sléútelbos, úit het gat in mijn broekzak, via de Erasmusbrug, de Maas in is gevallen ……tenminste …..die zou de  Maas in gevallen zijn, als er niet toevallig een bootje voer op de plek Ik hoop niet dat iemand die sleutels op zijn kop gekregen heeft want dan is tie nog niet jarig … en ik ook niet trouwens  … hoewel ik er eigenlijk niks aan kon doen. Misschien kan ik t.z.t. een beroep doen op mijn WA-verzekering.

Ik weet me geen raad nu. Ga ik het redden om op tijd bij de aanlegplaats van het bootje te zijn? Die sleutels móé ik echt hebben. Het is de enige sleutelbos die ik heb. Ik heb niemand een reservebos gegeven. Niet uit wantrouwen ... ik heb er nooit bij stil gestaan.

Ik houd mijn blik gericht op het bootje en zet het op een rennen, de Zwaan af in de richting van het Centrum. Als ik nou een huurhuis had, zou de huisbaas wel reservesleutels voor me hebben; weinig kans nu. Ik breek m’n nek bijna over een Cola-blikkie … met zwiepende armen houd ik me nog net staande. Af en toe werp ik een blik naar links; ik zie het bootje langzaam naar de kade varen. Eer het bootje kan aanleggen, zijn we alweer een half uurtje verder. Er ligt namelijk een aantal rondvaartboten in de weg, waar omheen gevaren moet worden. Ik heb minimaal een half uur nodig; als het een beetje meezit kom ik gelijk met het bootje aan. Ik hoor een ambulance naderen … even houd ik mijn vaart in. Hij rijdt door tot aan de eerste vrije aanlegplaats langs de Kade. Met zwaailichten blijft de ambulance langs het water staan. Ik ben ondertussen weer gaan rennen ….. ben behoorlijk moe …….. het zweet gutst van mijn hele lichaam. Het is de hele dag al stikbenauwd.

Onderaan de brug ga ik links, over het Willemsplein, naar de ambulance. Ik moet  langs de Spidoboten en de talloze toeristen die Rotterdam komen bewonderen: ‘Effe weg wezen, nou!!’ Hard lopen hier kan haast niet. Keer op keer staat een Rotterdampas-figuur in de weg …. die gratis een heel half uur lang wil meevaren met de Spido. ‘Opzij! Opzij! Opzij!’

Het bootje vaart nu naar de kant. Ik ben er bijna, de mensen op het bootje zwaaien licht paniekerig richting ambulancepersoneel, dat staat te popelen om het bootje op te springen … eerst afmeren. Ik kom aangehold; ben er bijna. 

Onrustig gebarend roepen passagiers van het bootje: ‘Hierheen, vlug, kom gauw, schiet op.’ De ambulancebroeders gaan aan boord, daar ligt een man met een bloedende hoofdwond … maar wàt zie ik achter die man in de boot liggen?? Mijn sleutelbos! Ik spring ijlings op de boot, pak mijn sleutels en ren de Erasmusbrug  weer op.  

In alle drukte vergeet ik helemaal om me om het slachtoffer te bekommeren. Maar ach, wat is het nou alles bij elkaar? Een beetje bloed. Valt toch best mee?! Had slechter kunnen aflopen. Het belangrijkste is toch dat ik mijn sleutelbos weer terug heb, nietwaar?