dinsdag 14 maart 2023

MINI RACE-AUTO.

Op het grasveld voor de flat speelt een jonge zwarte man met een mini raceauto. Hij draagt een baseballjack en heeft kort kroeshaar. Ik schat hem op twintig jaar. Met de afstandsbediening bestuurt de man de auto. Hij probeert de felrode auto zo hard mogelijk te laten rijden over de voetpaden, die kris, kras over het grasveld lopen. Af en toe, als hij de kar een iets te scherpe bocht laat nemen, slaat die over de kop. Dan vraagt hij een van vele kleine ventjes die zeer belangstellend staan te kijken, om het autootje weer op zijn wielen wil zetten. Hij vraagt het aan één jochie en vijf zetten het op een lopen in de richting van het autootje … wie er het eerst is zet het autootje weer op zijn banden. Wat een hels geluid maakt dat ding … normaal is er een behoorlijke herrie van eksters, meeuwen, kraaien, spreeuwen, waterhoentjes en het nabije drukke vrachtverkeer maar daar is nu helemaal niks van te horen … wordt volkomen overstemd.

Het is een leuk schuwspel van bovenaf, ik kijk er naar van de vijftiende etage van mijn flat. Voor de ramen van de omringende flats staan ook bewoners te kijken. Dat maakt de jongeman niks uit, hij heeft alleen oog voor zijn speeltje. Hij daagt de kinderen uit door de auto ineens hard op ze te laten inrijden alsof zijn autootje een mini-moordenaartje is. De jongelui, met name de meiden natuurlijk, springen dan overdreven gillend opzij. Op de lange rechte stukken kan het karretje wel veertig.

De jongeman eist veel van zijn raceauto: vlak voor bomen, struiken en geparkeerde auto’s laat hij scherpe bochten maken. Onverwachts schiet de wagen in volle vaart een struik in. Meteen verstomt, godzijdank, het geraas. De man spoedt zich snel, ongerust naar de plek des onheils. De kinderen huppelen met hem mee. Hij zet de kar weer terug op een voetpad maar helaas, doch de kar doet niets meer. Hij neemt hem mee naar de straat waar alle echte auto’s rijden maar ook daar zegt de raceauto vooralsnog: ‘doe het zelf maar.’

De jongeman doet de motorklep open, kijkt er naar, eerst schudt hij met zijn hoofd en dan met zijn auto en … wonder boven wonder: de mini car doet het weer! Dat is wel heel gedurfd: hij laat de wagen op de openbare weg racen … het is hier flink druk … als dat maar goed gaat … dat kan haast niet … hij kàn hier wel wat sneller, dat wel, er zijn geen bochten … vijftig haalt hij hier makkelijk misschien wel zestig. Uit de zijstraat rechts, komt een 45 - kilometer AIXAM brommobiel aantuffen.  De jongeman speculeert er echter op dat er niets van rechts komt … met als gevolg: zijn race autootje wordt geplet onder de AIXAM brommobiel. Zo plat als een dubbeltje … die mini race auto. DE brommobiel is onbeschadigd.

De man pakt wat er over is van het raceautootje op en wandelt er mee naar zijn zwarte Fiat Rumba. Een paar jongens en meisjes lopen met hem mee naar de auto en geven hem bemoedigende tikjes op zijn rug of zijn been. Van een van mijn buurjongens, die daar ook bij liep, hoor ik dat de tranen bij die man over zijn wangen biggelden.

Hij opent de vijfde deur van zijn Rumba en gooit het wrakje naar binnen.

Hoofdschuddend  opent hij de deur van zijn auto, ploft achter het stuur en rijdt met gierende banden de straat uit.

maandag 13 maart 2023

SAMEN LEUKE DINGEN DOEN.

 Ik krijg een a-4-tje in handen, getiteld: ‘Hoe word je gelukkiger?’ Een van de tips: ‘Doe vaker leuke dingen samen: film kijken, uit eten, sporten, wandelen, theater bezoeken.’ Zo staat er verder te lezen: doe die leuke dingetjes vooral met geliefde anderen. Jaahaa, dat gaat wèl heel fijn met een filmpje kijken ... in een leuk restaurantje uit eten ... een partijtje badmintonnen. Maar helaas, met lezen en schrijven, mijn hobby’s, ben ik aangewezen op de solotoer.  En van dat schrijven word ik vandaag al helemaal niet gelukkiger. Ik zit midden in een writers-block.

Een andere goed bedoelde aanbeveling luidt: ‘vrij eens wat vaker’. Dat is niet zo makkelijk te verwezenlijken als je met  een vrouw bent, die daar niet zo op gesteld is. Dat is natuurlijk erg jammer maar beslist geen ramp.

Ik kan natuurlijk altijd nog vreemd gaan. Maar dat hoef ik niet te doen. Ze weet dat ik een vriend heb. Daar ben ik eerlijk over. Vind ik ook normaal. Stiekem zou ik niet willen. Zij vindt het prima zo. Mijn vriend, ook niet de fanatiekste, vindt dat trouwens ook.

De allergrootste garantie voor geluk is een saai burgerlijk bestaan. Op tijd naar bed; voldoende slapen. Niet te veel snoepen, roken, eten (op je gewicht letten).Voldoende bewegen. Geen alcohol. Niet zoeken.

Als ik eindeloos gelukkig was, zou ik dan nog wel schrijven?

Neen, na-tuur-lijk niet, want daar is dan geen tijd meer voor. Zo veel leuks te doen! Ik zou wel gek zijn om een portie te gaan zitten liegen achter mijn pc. Pijn aan me kont krijgen van het zitten op een slechte bureaustoel en mijn ogen te verzieken door veel te lang naar die monitor te staren …. en dan die verdomde writers-blocks.

Mijn vriend staat opeens voor mijn neus. De Beach Boys-cd  staat nog op: 'Barbara Ann' is nu te horen, het laatste nummer van deze cd. Hij vraagt om Fisher-Z:  ‘Wordsalad.’ Vind ik ook goed. New Wave muziek. Maakt me meestal vrolijk, energiek en gelukkig. Nu niet, want ik weet nog steeds niks te schrijven. Dat zeg ik tegen mijn vriend, nou ja … vriend … het is eigenlijk altijd een soort haat-liefde verhouding geweest … hij is zo verdomde eigenwijs … wil altijd gelijk hebben.’

‘Je moet gaan schrijven over dat bejaardentehuis waar je werkt.’ zegt ie. ‘Dat is pas interessant!’

‘Zou het???? Hoe weet jij dat nou, man?'

‘Nou, dat is iets wat ik gewoon weet, klaar!’ zegt hij dan heel stellig, met zo’n zelfverzekerde blik in zijn ogen. ‘Weet je wat,' zegt hij, 'combineer een verhaaltje over de gezellige, knusse  gebeurtenissen in je bejaardenhuis, gelardeerd met een dosis smerige onsmakelijkheden.  Dat is toch aan de orde van de dag in zo'n tehuis?'

Op zich geen slecht idee. Ik heb er later wat mee geëxperimenteerd maar ik werd kotsmisselijk van mijn eigen schrijfsels. Die bespaar ik mijn lezers maar liever. Zit ik nu nog wel steeds met mijn writers-block.

zondag 12 maart 2023

BEET.

Beet.

Charles, vijftig plusser, heeft een zeer lange, ruim zittende regenjas aan, waar vijftien centimeter benen onderuit steken. Zijn jas hangt los, daaronder draagt hij een stemmige grijze pantalon en een wollen roze pullover op een wit overhemd. Niet echt goed gekleed voor deze nog kille winterse zondag … en dan zet de verzorging hem, als hij met zijn moeder op stap gaat, nog niet eens een petje op zijn kop.

Charles is aan het winkelen in de supermarkt met zijn moeder. Charles is twee meter lang, heeft een langgerekt, keurig geschoren hoofd, waarop een bril met jampotglazen. Door een gigantische overbite wekt hij de indruk dat hij constant loopt te grijnzen. Het enige dat aan hem beweegt zijn zijn ogen en zijn benen.

Mama loopt in een prijzig leren jasje. Dat ze in de winkel los heeft hangen. Daaronder heeft ze een smaakvol grijs mantelpakje aan. Nu haar jasje open staat wordt ook een schitterende paarlemoeren broche op haar rijke boezem zichtbaar.

Ze heeft vanmorgen alles aan haar hoofd opgeleukt: haren, lippen, oren, wangen. Het Charles-dagje blijft feestelijk voor haar, ondanks alles. Aan haar lellen hangen zeer kostbare fonkelende diamantjes … een normaal mens zou die nooit in doen op een doorsnee zondagochtend.

Charles loopt als een tam, vermoeid, gedresseerd hondje achter mama en het winkelwagentje aan. Duwen van het winkelwagentje komt niet eens bij hem op.

Terwijl moeder drie lege flessen Spa Henriette en een leeg Heinekenflesje in de legeflessen-automaat stopt (de automaat geeft een bonnetje van 85 cent), heeft Charles twee meter verderop 'beet'. Hij steekt onopvallend en vliegensvlug twee vacuüm verpakte, gerookte makrelen in zijn regenjas … een in zijn linker- en een in zijn rechterbinnenzak.

‘Houdt jij het statiegeldbonnetje even bij je Charles?‘ vraagt moeder. Vergeet niet om het straks aan de kassière te geven hoor. Van Charles komt geen enkele reactie; moeder had niet anders verwacht.

Bij de kassa kijkt hij, nadat hij de legeflessen-bon aan haar gegeven heeft, met meer dan gewone belangstelling naar de kassière. Hij wendt zijn blik pas van haar af als hij een snoepje van haar heeft gekrgen.

'Nou, wat zeg je dan, Charles?'

'Dank u wel mevrouw.'

'Goed zo jongen.'

Willoos loopt hij achter moeder aan … op de inpaktafel gaan alle boodschappen in de tas. Charles krijgt nu traditioneel zijn Bounty toegestopt. Beiden wisselen geen woord. Kwijl druipt nu uit Charles zijn linkermondhoek. Moeder veegt met een tissue het kwijlspoortje discreet weg … altijd als Charles iets lekker vindt, loopt het water hem letterlijk uit zijn mond. De tissue verdwijnt in moeders jaszak….voor straks.

Terwijl zij de boodschappentas vult, zwenkt Charles van zijn ene op zijn andere been, zijn armen hangen iets voor zijn lichaam zijn hoofd staat wat schuin naar voren alsof hij wil checken of de speculaas en de lange vingers, niet vermorzeld worden door de pakken melk, fruitsap en de zak met aardappelen.

Als ze net de winkel uit zijn zegt moeder tegen Charles:

‘Kom jongen, geef die makrelen maar eens gauw aan mama. Dan gaan we die straks eens lekker samen oppeuzelen…..hè, knul?

‘Oppeulezse … lekkuh oppeulese’ zegt Charles.

zaterdag 11 maart 2023

MEELOPEN IN DE THUISZORG.

Al het kantoorpersoneel van AlZorg moet een dagje per jaar, daadwerkelijk in de in de zorg werken.  Dit jaar kies ik voor de thuiszorg. Ik loop een dagje mee met een collega verpleegkundige, die haar cliënten thuis opzoekt en behandelt. Het wordt nog ingewikkeld genoeg maar op een heel andere manier dan verwacht. Om half acht begint de dag met een korte vergadering. Aan Romana wordt daar gevraagd of ze mij vandaag wil begeleiden. Dat ziet ze wel zitten. Zij is een jonge zwarte vrouw, halverwege de twintig, schat ik. Ze komt uit Haïti. Geadopteerd door een Nederlands echtpaar.Ze is een stuk groter dan ik. Ik ben 1.84m. Het gebeurt niet zo vaak dat een vrouw groter is dan ik. Ze is zeker 1.90m. We gaan met haar auto de wijk in. Vijftien cliënten hebben we vandaag. Voor drieën moet het gedaan zijn. De namen van de cliënten staan in haar handheld. Een handheld is een draadloze registratiemethode in de vorm van een mobieltje. De thuiszorgwerker registreert daarin wat hij bij een bepaalde cliënt doet en hoeveel tijd dat duurt. De meeste thuiszorgwerkers kunnen er snel prima mee over weg en zijn er blij mee. Een enkeling wordt er gek van en laat het ding 'per ongeluk expres’ uit haar handen vallen. Die werker mag dan bij wijze van uitzondering weer op de oude vertrouwde manier, op papier, gaan registreren.

 Romana vertelt me dat we eerst naar mevrouw Laatmaar gaan, een Surinaamse van tegen de tachtig. We gaan haar het bed uit helpen, douchen, aankleden en aan tafel bij het raam zetten. Ik droog mevrouw van top tot teen af Romana doet de rest. Ik zeg tegen mevrouw Laatmaar, dat ik een dagje met ‘hem’ meeloop. Per abuis zeg ik dus ‘hem’ in plaats van ‘haar’, als ik Romana bedoel. Misschien komt dat door Romana’s lage stemgeluid. Op zich is dat iets waar ik wel van houd, vrouwen met een lage stem. Ik moet er niet aan denken, dag in dag uit, te moeten werken met een vrouw die een hoog piepstemmetje heeft. Daar heb ik met Romana dus geen last van.

We gaan naar meneer Van Rooyen. Een tachtig plusser. Mijnheer van Rooyen heeft de uitstraling van een havenarbeider. Overhemd met korte mouwen, waarin robuuste, getatoeëerde armen. In zijn borstzak zit een pakje zware Van Nelle. Zijn rechter wijs- en middelvinger zijn helemaal bruin van het roken. De foto’s van zijn kinderen en kleinkinderen vallen zowat van de wanden bij zijn adembenemende, rochelrijke hoestbuien. Hij praat plat Rotterdams. Bij hem is er geen zin zonder godver. Dat de gelovige Romana zich daaraan stoort, vindt hij alleen maar grappig. ‘Nou nou, moet dat nou zo,’ zegt Romana, als meneer zich weer eens erg ruw uitdrukt, ’gaat u maar gauw uw mond spoelen meneer van Rooyen.’ Hij is suikerpatiënt; wij zijn hier om hem een spuitje te geven. Dat is snel gebeurd. Hoef ik weinig aan te doen. Als we vertrekken bromt van Rooyen richting Romana: ’doe de groeten aan je man….,’ hij geeft mij een vette knipoog en schudt tegelijk van ‘nee’. Bij Meneer van Rooyen valt me op dat Romana een nichterige  manier van praten heeft. 

‘Meneer van Rooyen, u weet toch onderhand wel dat ik niet getrouwd ben,’ zegt Romana.

‘O ja, dat is waar ook. Hij ìs helemaal niet getrouwd,’ zegt van Rooyen tegen mij.

Van Rooyen zegt dus ook al ‘hij’ als hij het over Romana heeft.

Romana laat het zo. 

vrijdag 10 maart 2023

STOFZUIGEN.

Vrije zaterdag. Vroeg in de ochtend: boodschappen doen. Bij Dirck. De meest bijzondere aanschaf aldaar, elke week weer: zeven kartonnen pakken anijshagel (van de Koninklijke de Ruyter). ’s Avonds laat, ’s nachts ook soms, ik lig dan al lang en breed op bed, hagelt mevrouw jeejeepee een heel pak anijs achter mekaar in haar wijd open gesperde mond.

Op de late ochtend: stofzuigen, een prettige activiteit tegenwoordig. Ik doe het met lekkere muziek (Pointer Sisters) op de koptelefoon. De kater wordt panisch van de stofzuiger. Hij verstopt zich zo ver mogelijk onder het bed van mevrouw jeejeepee. Komt de stofzuiger daar in de buurt dan loopt Thijs (zo heet de kater) op zijn tenen stilletjes èn heel snel naar zijn andere veilige haven, achter het televisiemeubel … daar is al gezogen. Veel stof is niet of nauwelijks zichtbaar; het komt de woning in, via ramen en kieren. Het komt binnen gelopen of geslopen, via het schoeisel. Het lift mee op jassen en tassen van bewoners of bezoekers van de woning. Ook slijtage van meubels, vloerbedekking en gordijnen veroorzaakt een continue stroom van minieme hoeveelheden stofrestjes in het woonhuis.

Veel zichtbaarder en daardoor veel meer irritatie opwekkend is een andere categorie ‘opzuigsel’. Onze woning ligt er vol mee. Het wordt gevormd door de haren, die onze kater niet meer nodig heeft en van zich heeft afgeschud in zijn territorium, onze woning. Je kan geen plek bedenken of hij heeft er wel eens een dot haar laten fladderen. Thijs is er een van de langharige soort. Cypers, rood met wit. Op het zeer donkerblauwe vloerkleed is elk vlokje haar van Thijs, uitermate zichtbaar.

Verder vult de stofzuiger zich voornamelijk met tabakskruimels, die tijdens het draaien van shagjes op de vloer terecht komen en met as, van brandende shagjes afgevallen. Verder doet de stofzuiger zich flink te goed aan: geknoeide etensresten ,zoals brood- en koekkruimels, stukjes aardappel en groente (sla, komkommer), gemorste lekkernijen bijvoorbeeld rozijntjes (die zitten vaak vastgekleefd aan de vloer omdat er op gestaan is) en met slordig behandelde verpakkingen van lekkernijen, meestal de dunne zilverpapiertjes.

Dan moet er gedweild worden. Gemorste koffie en ingetrapte koekkruimels , stukjes rauwe ui, paprika of kip, tijdens het snijden weggeschoten van het aanrecht op de keukenvloer en vervolgens vermorzeld tussen schoenzool en laminaat. Door het hele huis heen zijn hiervan weer de kleverige gevolgen van te vinden. Na een week van niet dweilen kleven we aan de vloer vast. In de buurt van de kattenbak moet sinds kort iets grondiger gesopt worden. Thijs is kieskeurig. Als zijn bak iets te vuil is naar zijn zin, piest hij er gewoon naast. Ik heb dit pas kortgeleden ontdekt. Het vreemde, nare, weeë, zurige lijkluchtje, kan ik aanvankelijk niet direct thuisbrengen. Vòòr de kattenbak, zie ik dan een bijna opgedroogd plasje liggen. Ik kniel vòòr de kattenbak, druk mijn neus bijna in dat plasje en … ja hoor, dit is de geur die al een tijdje voor de ongerieflijke geur zorgt in huis, opgedroogde kattenpies. Onder Thijs zijn bak (èn ervòòr) gaat van af nu een dik pak kranten. Ik controleer daar nu elke dag en dweil extra als ie er naast gepiest heeft. Ik heb het er ook met Thijs nog over gehad om vrijwillige euthanasie toe te passen maar daar zijn we nog niet over eens..

donderdag 9 maart 2023

ALS BUITENSTAANDER ...

Haar dochter wil graag naar het Conservatorium in Den Haag. Dat is nog niet zo makkelijk te realiseren …. ondanks dat ze een talentvol violiste is. Haar moeder krijgt het, na een charmeoffensief naar de directeur van dat conservatorium, toch voor elkaar. Nota bene op de allereerste schooldag ging het haar dochter niet naar haar zin (veel migranten daar in de buurt … ze is angstig…er wordt een beetje gestoeid in de bus van station naar school) en ze besluit vervolgens impulsief terug naar haar woonplaats Ridderkerk te gaan. Ze is de school niet eens binnen geweest. Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine dorpje, op een klein benepen vmb-ootje. Moeder Rietje gruwt ervan toch regelt ze het zoals haar prinsesje, Hannah,  het wil.

Rietje is vandaag niet op haar werk . Jammer. Ik vind het gezellig als ze er is. Zo tussen het werken door een beetje praten …  over de kinderen bijvoorbeeld. Hannah (17) is nogal moeilijk. Wispelturig. Een talentvol violiste. Ze kon zo naar het Conservatorium. Ze is er uiteindelijk niet eens begonnen.  Zonde. Rietje is er helemaal van uit haar doen.

De schooldecaan wil dat Rietje bij hem langs komt op school. Volgens de decaan is haar dochter aan het spijbelen. De laatste tijd is ze  opvallend vaak absent, heel  toevallig tegelijk met haar nieuwe vriendje.

Rietjes lijf is nogal fijngevoelig; ze heeft gauw last van spierpijn. Als ze een kom erwtensoep optilt met links en een hap neemt met rechts kan ze soms een paar dagen haar bovenlichaam niet of nauwelijks  bewegen. ’t Is ongelooflijk.

Tot slot heeft Rietje nog het probleem met haar moeder, die heeft een vriend. Daar heeft ze veel verdriet van. Want haar vader is nog maar pas acht jaar dood en nu al een nieuwe vriend vindt ze wel erg voorbarig. Haar oudere broer is furieus, hij is van nature een agressieveling, die zou het liefst die vriend van zijn moeder het ziekenhuis in slaan. Zij en haar broer vinden het nog het allerergst, dat hun moeder met die vriend gaat samenwonen en dan nog wel  in zijn huis!

Als buitenstaander zou ik zeggen: ‘Blijf alle twee lekker in je eigen huisje … ga niet week in week uit op elkaars lip zitten. Doe zo af en toe iets leuks met elkaar.

Mijn vermoeden is dat ze vandaag niet is komen werken in verband met collega Trees. Wat was die gisteren pissig op Rietje, zeg, die  haalde alleen koffie voor mij en zichzelfen, niet voor Trees dus. Een ware doodzonde!

‘Haalt je nou alleen koffie voor jezelf en voor Sander???!!, vroeg Trees verontwaardigd.

Rietje reageert niet en loopt naar een andere afdeling.

‘Ik heb zeker een streepje voor’, zeg ik wat verlegen.

Met een veelbetekenende blik zegt Trees dan tegen me: ‘Ze houdt van je, Sander!

’Rietje is vooral een goede collega … leuk om mee te praten,  over koetjes en kalfjes … maar … seksueel gezien val ik tegenwoordig eigenlijk toch meer op grote breedgeschouderde mannen … en lieve kleine diertjes … tegenwoordig dan’.

woensdag 8 maart 2023

PESTEN

Pesten is nutteloos. Puur negatief. Tja, positief pesten bestaat natuurlijk niet … hoewel, plagen, dat zou je positief pesten kunnen noemen. Plagen  kan wel wat nut hebben.  Het is iets waar je tégen moet leren kunnen. Het heeft iets onschuldigs. ‘t Is meestal wel grappig; niet kwetsend en niet altijd naar dezelfde persoon toe. Voorbeeld: ‘Je veter zit los. Één april.’ Of: ‘Kijk, een vlek. Neusie trek!. ’en ‘Er zit iets op je lip, vlakbij je oor.’ Je leert zo ergens tegen kunnen in hert leven. 

Iemand kan op school, in de buurt, op zijn werk of op een club, het mikpunt  worden om zijn gedrag of uiterlijk. Van pesten is het de bedoeling dat het iemand sloopt en dat de pesters, er sadistisch genoegen aan beleven. Voor de pesters heeft pesten nut.  Zij slagen er in hun negatieve doel te bereiken.  Ze voelen machtig als ze hun slachtoffer raken. Voor de gepesten is het een ramp.

Één op de tien scholieren wordt vaak gepest. Drie op de tien zo af en toe.  Waar kan je aan zien dat kinderen gepest worden? Onder andere: vaak hoofdpijn en buikpijn, verandering in de vriendenkring, onrustig slapen, sterke emotionele reacties, thuis stiller als anders, kapotte kleren, blauwe plekken. Gepesten hebben er vaak hun hele leven lang  last van. Op latere leeftijd zijn zij vaker dan gemiddeld depressief.

Niet alleen voor het slachtoffer heeft pesten gevolgen. Daders van pesten komen vaker in de problemen door alcohol- en drugsverslaving, gewelddadig gedrag en ze kunnen eerder in het criminele circuit terecht komen.

Ik weet niet hoe het is afgelopen met degenen, die er zo’n lol in hebben gehad om mij in mijn prille jeugd te lopen zieken. Ik hoop heel slecht!  In de tweede klas van de kleuterschool, poep ik, onder schooltijd, in mijn broek. Ik mag naar huis om me te verschonen. Maar vanaf die dag loopt er op weg naar huis een clubje van vier pestkoppen achter me aan dat  in koor jent: ‘Jossie is poepbroek!’ Dat duurt zeker een half jaar. Met opgekropte woede loop ik naar huis.  Thuis zeg ik er niks over. Op een dag ben ik het zat. Ik draai me om en sla de aanvoerder van het clubje (Hans de Jong) zo hard ik kan op zijn bek. Hans heeft een bloedneus en zijn bril is geknakt. Nooit meer last van dat clubje gehad.

Meer last heb ik gehad van de onderwijzer van de vierde klas van de lagere school. Een katholieke school: de Sint Nicolaasschool. Ik was tien jaar oud en een heel verlegen. Hoe goed ik een spreekbeurt ook voorbereidde, als ik voor de klas stond blokkeerde ik. Als ik een vraag van de meester moest beantwoorden bloosde ik altijd. Deze meester (meester Lambertus) schepte er een satanisch genoegen in om mij voor de hele klas voor lul te zetten. Als woorden als ‘vuurrood’ en ‘zo rood als een kreeft’ in de les voorbij kwamen,  zei hij altijd met duivelse genoegen tegen de klas:’ Als jullie willen weten wat die woorden betekenen, moeten jullie nu allemaal even naar het hoofd van Jos Mastwijk kijken.

Ik krijg het er nu ik dit schrijf nog benauwd van. Ik was al tegen de twintig toen ik dat blozen en blokkeren pas kwijt raakte. Vòòr die tijd ben ik bij vlagen wel depressief geweest. Ik heb nooit uitgezocht of die sadistische onderwijzer er wat mee te maken had. Ik vermoed eigenlijk van wel.  Moge hij branden in de hel.