maandag 2 januari 2023

HOUSE FOR SALE.

Wat een geweldig nummer was dat hè: ‘House for sale.’ Van Margriet Eshuijs. Mooie hit. Ze leeft niet meer Margreet Eshuijs. Ik ben twee jaar ouder dan zij was toen ze stierf op 29 december 2022. Zeventig was ze. Veel te jong gestorven. Ik vond haar een van leukste en beste Nederlandse zangeressen van Nederland.

Ik vond haar een stuk beter dan Willeke Alberti: weet je nog: ‘Spiegelbeeld’, ‘Morgen ben ik de bruid’, ‘De glimlach van een kind’, ‘Een reisje langs de Rijn’en ‘Zachtjes tikt de regen op mijn zolderraam’, o nee, sorry, dat laatste was van die mooie man, Rob de Nijs, ik zag hem vorige week nog op tv met zijn afscheidsconcert. Wat kan die man nog zingen, zeg , ondanks Parkinson.

Nu ik het toch over andere zangeressen heb: Anneke Grönloh vond ik echt een tof wijf. Niet om haar liedjes, want van ‘Paradiso’, ’Brandend Zand’ en ‘Cimeroni’ kon ik niet warm of koud worden. Maar ik vond Anneke Grönloh …… even tussendoor: wie kent die Anneke Grönloh eigenlijk nog? Is ook allang dood …  nou ja, ik vond Anneke Grönloh dus een goed mens omdat ze opkwam voor de homo’s, ze was een soort ambassadrice voor de homogemeenschap. Maar als zangeres kan ze niet tippen aan Margriet Eshuijs. Wanneer Margriet ‘House for sale’ zong, ging ik helemaal uit mijn dak. Ze zong het ‘t eerst toen ze nog zangeres van Lucifers was. Great!

Toentertijd  had je ook ene Lennie Kuhr, met ‘De troubadour’ die ouwehoer, dat hoorde je toen vaak zo. Dat had ze niet verdiend, want ze heeft met dat liedje nog het Eurovisie Songfestival  gewonnen. Toch een hele prestatie.

Als ik dit zit te schrijven, zingen al die woorden en melodietjes tegelijk door mijn hoofd. Gek word ik er van!  De Dolly Dots daar vond ik nou geen klote aan. Vooral die Brard, die dot kon ik niet uitstaan met haar grote ordinaire bek.  Als ik in een romantische bui was, en dat was ik meer dan je misschien zou denken, ook nu op mijn oude dag nog, trouwens, mocht ik heel graag luisteren naar Liesbeth List. Heerlijk. Heel poëtisch, romantisch.  Maar steevast voor mij op nummer één: Margriet Eshuijs.

Ria Valk, ja, leuk. Jonge lezers, zoek die naam maar eens op  YouTube. En niet schrikken, want haar grootste hit is: ‘Ik wil een cowboy als man’.  Die man zal ze best wel gekregen hebben. Want het was een toffe meid, heel populair bij de gewone man. Ze was de zangeres met de grootste voorbeet van Nederland, van de  zangeres dan, hè. Marisca Veres, ook al dood,  was waarschijnlijk de meest succesvolle Nederlandse zangeres met Venus en de band Shocking Blue.

 Twee zangeressen, die ik bijzonder waardeerde om hun tegendraadse liedteksten waren Conny van den Bosch en Astrid Nijgh. Astrid zong: ‘Ik doe wat ik doe.’ Dè hit van Conny van de Bosch was : ‘Ik ben gelukkig zonder jouw’. ‘Black Pearl’ van Margriet Eshuijs werd ook een top veertig hit.

Voor mij persoonlijk kan ‘Mexico’ van de Zangeres zonder Naam‘ nooit kapot. Dat komt, omdat ik verschillende malen playbackwedstrijden heb gewonnen met dat nummer. Ik zong dan vermomd als de zangeres, compleet met jurk , zwarte krullenpruik en één iets korter been.

Zou ik nou eigenlijk de laatste twintig jaar nog gek zijn geweest op een Nederlandse zangeres? Er schieten me alleen maar mannennamen te binnen. Op dit moment schijnt Maan de meest succesvolle zangeres van Nederland te zijn. Ik ken verdorie niet één nummer van haar. Ik ga dadelijk even naar You Tube om wat van haar te horen. Maar ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen, dat ze ook maar in de buurt komt van Margriet Eshuijs.

Vaarwel Margriet.

 

Margriet Eshuijs - House For Sale

 

The sun went up one rainy morning

Just a couple hours after dawn

Mrs. Hadley peaked out through her curtains

Wondering what was going on

The neighbors said over coffee cups

That nice young couple is breaking up

And in the living room

The linen and the crystals

Sit all packed and set to go

I tell myself once more

I won't be here in spring

To see my roses grow

And all the things you tried to fix

The roof still leaks, the door still sticks

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

I know you always loved that painting

From that funny little shop in Spain

Remember how we found it

When we ducked in from that sudden summer rain

But I think I keep the silver tray

My mother give us on a wedding day

 

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

 

House for sale

You can read it on the sign

House for sale, it was yours and it was mine

And tomorrow some strangers

Will be climbing up the stairs

To the bedroom filled with memories

The one, we used to share

zondag 1 januari 2023

BLOEDBROEDERS.

 Er is in Amerika een jongeman vermoord. Vierentwintig jaar oud. Laten we hem voor het gemak Abel noemen. Een Nederlandse jongen, bekend bij veel Amerikanen. Een topsporter. Iedere honkballiefhebber in de USA kent hem. Hij speelde bij een van de topclubs daar. In Nederland was hij alleen bekend bij een handje vol mensen in Haarlem, de stad waar hij honkbalde, voordat hij in de States ‘groot geld’ ging verdienen. Abel was zo goed zo goed dat hij van zijn Amerikaanse club niet  in het Nederlands honkbalteam mocht spelen op het wereldkampioenschap. Ze konden hem gewoon niet missen bij die club. 

 

Abel werd vermoord door zijn twee jaar jongere broer Kaïn, die vond dat Abel de radio te hard aan had staan en sneed zijn halsslagader door. Kaïn en Abel waren gezworen kameraden, bloedbroeders. Kaïn was niet in orde de laatste tijd. Zeg maar gerust ziek. Hij sliep nauwelijks. Als Kaïn zijn verwarde gedachten uitsprak wist hij van geen ophouden. Hij barstte op de meest onverwachte momenten in huilen uit en viel dan zijn broer, zus en moeder lastig met zijn waanverhalen.

En de dokter vroeg aan de moeder of Kaïn suïcidale neigingen had. Er was dus tòch nog een arts geconsulteerd. Kaïn was psychotisch. Dat had die arts moeten zien. Kaïn was een gevaar voor zichzelf en hij was een gevaar voor anderen. Dus ook voor zijn broer Abel. 

 

Ik heb zelf meegemaakt hoe mijn broer Teun, zich in extreem korte tijd, van een normaal functionerende man, ontwikkelde tot een ongeleid projectiel. Hij nam onverantwoorde risico’s: ging  naakt in dakgoten lopen, ruzie zoeken met politieagenten, groot (geleend) geld inzetten in het casino. Teun bleef maar praten, praten, praten  over tegenslagen in het verleden: zijn mislukking als docent op het vmbo, het ten tweede male zakken voor zijn rijexamen, zijn echtscheiding en het verkeersongeluk dat hij veroorzaakte. Daarbij kwam een zesentachtig jarige vrouw om het leven. Hij had onbedaarlijke huilbuien. Meestal maakte hij onze moeder daarmee wakker. Soms belde hij mij mijn bed uit. Als ik hem weer zijn bed in vloekte, zei hij me dat hij tòch niet in slaap kon komen.

 

Ik belde zijn huisarts. Kordaat besloot de arts, dat mijn broer opgenomen moest worden. Uit mijn verhaal en nader onderzoek stelde hij de diagnose vast: psychotisch.  Om erger te voorkomen regelde hij medicatie en een rechterlijke machtiging, voor opname op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.  

 

Het was een prima ingreep van die dokter. Teun is zes weken in dat psychiatrisch ziekenhuis geweest en is daar heel goed uitgekomen. Hij is daar ingesteld op de medicijnen, die hij nodig had. Af en toe is hij nog wel eens erg druk, dan neemt ie een extra pilletje en dan is hij snel oké. Mijn broer wil absoluut niet nog eens zo’n psychose meemaken. Vandaar zijn nu al ruim dertien jaar durende medicijntrouw.

 

Misschien was de huisarts van Kaïn een onervaren jonkie. Maar uit de verhalen die rondzongen over het gedrag van Kaïn was het mij onmiddellijk duidelijk, dat die jongen psychotisch was. Hij moest passende medicatie krijgen en zo snel mogelijk worden opgenomen. En ik had zoiets nog maar één keer van nabij meegemaakt (godzijdank).

 

Een dag voor de broedermoord vroeg de arts aan moeder:

‘Denkt u dat Kaïn zichzelf iets aan zal doen?’  Moeder antwoordde dat ze dat niet wist. De dokter beschouwde dat ook als een eerlijk antwoord en zei haar dat er de volgende dag wel een dokter naar Kaïn moest komen kijken.

Er kwam géén volgende dag voor de succesvolle Abel. Maar eigenlijk ook niet voor zijn broer Kaïn, die volgens zijn advocaat ontoerekeningsvatbaar is en een lange tbs-straf uit moet zitten.

 

zaterdag 31 december 2022

OUDEJAARSAVOND 2022.

 

Het is donker. Ik zet mijn fietsje dubbel op slot tegen een lantarenpaal. Hier in Rotterdam kan je niet voorzichtig genoeg zijn.  De fietsen worden hier soms onder je kont vandaan gejat. Deze oudejaarsavond zit ik bij Els. Er komen d’r nog een paar die ik ken. Hartelijk, luid en bijzonder schel, heet Els mij welkom. Nog geen seconde nadat ik op de bel druk: ‘Hallo Ton, leuk dat je er bent, kom boven,’ schalt ze. Drie hoog staat Els met in haar linkerhand een glas en in haar rechterhand een fles wijn: ’Wat wil je drinken, een wijntje zeker?’

’Neen, Els, doe mij maar eens een lekker kopje thee. Heb je groene thee?’

‘Natuurlijk heb ik geen groene thee! Als je zoiets wil, dan moet je dat maar van je eigen huis meenemen. Ik ga niet van die achterlijke groene thee kopen, altijd wat bijzonders, jij.’

‘Nou zeg, ‘t was maar een geintje hoor, geef me maar eens gauw zo’n heerlijk wijntje, een Saint-Emilionnetje van je. Saint-Emilion, de lekkerste wijn van de hele wereld, gemaakt van druiven uit de regio van Bordeaux. Al bij het eerste slokje van die wijn voel ik alsof ik daar ook ben in die warme, zonnige, feeërieke omgeving. Je betaalt wel wat meer voor zo’n flesje, zo’n twintig euro, maar dan heb je ook wel wat. ’

‘Nou Ton,’ zegt Els, ‘je bent wel bezig, zeg. Zo ken die wel weer, hè? Hebbie thuis misschien al zitten indrinken? Je staat zo lollig te doen. Ik weet niet hoe je die superwijn van daarnet noemde, maar bij mij zal je het met een simpel Hema-wijntje van vijf euro moeten doen, Ton. Niks mis mee. Nooit klachten over gehad.

 

Ger, Thea en Sjon zijn al aan het oliebollen en appelflappen. Ik plof op driezitter neer naast Ger.Net als ik tegen Thea iets zeg over haar weliswaar erg leuke maar erg ’s zomerse truitje, buigt Ger opeens schuin voor me langs  en terwijl hij met zijn hand op mijn knie steunt, werpt hij een blik op de vloer voor me:

‘Gatverdamme, Ton, kijk, dààr Ton, gatverdamme, stront, aan je schoen. Ik ga hier echt van over mijn nek,’ walgt Ger en in zijn opwinding sprietsen enkele stukjes oliebol of appelflap uit zijn mond bovenop mijn schoen.

  

Bij het op slot zetten van mijn fiets, daarstraks, moet ik er ongemerkt, met de punt van mijn schoen zijn ingetrapt. Ger kijkt over zijn schouder de woonkamer in en wijst mij, iets te luidruchtig en jolig naar mijn zin, op het spoor dat ik heb achtergelaten. Voor Ger kan deze avond al niet meer stuk.  Hier kòmt hij als het ware voor, die dweil.

 

De anderen zitten gezellig te babbelen, borrelen, lekkere toastjes te eten, te mens erger je nieten of te scrabbelen. Ik trek mijn schoenen uit en maak ze met tientallen papieren zakdoekjes in Els d’r badkamer schoon. Dan wis ik de sporen in de woonkamer en op de trap en ’t is weer schoon.

 

Als gevolg hiervan zien voor mij, alle hapjes er deze avond alleen op ruime afstand lekker uit. Zodra ik ze in mijn hand neem en ze richting mijn mond beweeg, ruik ik die nare geur weer en voel ik het begin van kokhalzen. Alleen de vele Hema-wijntjes zijn goed binnen te houden. Zo veel zelfs, dat deze ezel zich voor de tweede maal deze avond aan dezelfde steen stoot: bij het pakken van zijn fietsje.

 

Gelukkiger kan een nieuw jaar toch niet beginnen!

 

 

Beste wensen voor 2023

vrijdag 30 december 2022

LIEFDEVOLLE GESPREKKEN.

Ik had mijn vriendin Anna gebeld. Ik moest haar even spreken.  Dat was gisteravond tegen acht uur. Ik had ingesproken op haar voicemail. Het is vandaag bijna weer acht uur en ze heeft nog  niets laten horen. Niks voor haar. Ik probeer het nog maar eens. Weer die voicemail. Ik vertrouw het niet.

Anna woont in Delfshaven, drie kwartier bij mij vandaan. Ik fiets even heen en weer naar haar. Er is verder niemand bij mij thuis. Laura, mijn vrouw, is nog op haar werk. Voor haar laat ik een briefje achter.

Anna woont in de Grote Visserijstraat 26. Een benedenwoning. Er brandt licht in haar huis. Ik smijt mijn fiets tegen de pui; niet op slot. Ga dan staan springen. Met elke sprong kan ik één tiende van een seconde Anna’s huiskamer in kijken.

Zie ik het goed? Zit Laura daar nou echt op schoot bij Anna?  Ze zoenen. Anna  herkent hij wel maar die vrouw op schoot kijkt de andere kant op. Nee, ja, nee, toch wel, nou ziet hij het, zij heeft  dat groene bloemenbloesje aan. Dat van haar verjaardag. Dat is Laura.

Laura staat plotseling op van Anna’s schoot. Ze  komt naar het raam, waarachter ik stond te springen.  Ze herkent me natuurlijk meteen. Resoluut loopt ze naar de voordeur en vraagt: ‘Wat kom je hier in ’s hemelsnaam doen Albert?’.  Ik vertel haar dat ik ongerust was geworden over Anna.

‘Maar wat doe jij hier in godsnaam, Laura?

 ‘Praten met Anna, praten over hoe het nu met ons verder moet’.

‘Met ons?’

‘Ja, met ons … met ons drieën’.

Hoezo met ons drieën?’

‘Hou je nu maar niet van de domme Albert. Je hebt al een tijdje een relatie hebt met Anna. Kort geleden word ik door Anna gebeld. Jullie zien elkaar regelmatig, meestal bij haar thuis. Ze zegt me ook dat ze niet gelukkig is met deze situatie en vraagt me om eens bij haar langs te komen om er over te praten.

Albert trekt wit weg en stamelt: ’Praten jullie hier al lang over?’

‘Gisteravond voor het eerst. Toen jij Anna belde, waren wij in gesprek. Maar, Albert, kom mee naar binnen, dan praten we verder. Ook belangrijk voor jou.’

‘Hallo Laura’, zegt een schuldbewuste Albert’, die in de deuropening van de woonkamer blijft staan.

‘Ja, Albert, daar sta je van te kijken, hè?’

Anna zegt tegen hem dat zij en Laura gisteren en vandaag liefdevol met elkaar gepraat hebben. Laura voegt daar aan toe dat ze vanmiddag met elkaar naar bed zijn geweest. Dat ze er beiden van hebben genoten. ’t Was zo fijn, dat ze besluiten, voortaan samen door het leven te gaan.

Albert, die nog altijd in de deuropening staat, slaat zijn voorhoofd hard tegen de deurpost. Het bloedt. Hij houdt een zakdoek tegen het wondje. Hij zegt niks. Kijkt hen niet meer aan en gaat naar  buiten. Daar ziet hij dat zijn fiets er niet meer staat: gejat.

donderdag 29 december 2022

DE ROEPING.

 

Hoe helder staan ze me nog voor de geest, de eerste momenten van mijn clownsroeping! Ik ben  dan bijna tien jaar en zo af en toe speel ik Clowntje Hebbes. Met een kleurpotlood maak ik mij neus rood. Ik trek een oude jurk van mijn moeder aan, de grote werkschoenen van mijn vader (met die stalen neuzen) en ga er en mee door ons huis lopen stampen. Mijn broertjes en zusjes (het zijn er zeven) huppelen mee. Meestal doe ik dat als mijn moeder niet thuis is. Het mag niet van haar; ze is bang dat de buren boos worden.

‘Sapperdeflapperdeflap’, zeg ik, want zo praten alle clowns toch en ik laat me dan expres zó vallen dat het me net geen pijn doet. Even ga ik heel hard namaak liggen huilen. Mijn broertjes en zusjes moeten er hard om lachen als ik daar zogenaamd lig te huilen. Dan sta ik weer op, maak ‘zieke vogel geluiden’ en ga overdreven mank lopend, stampvoetend de kamer door. Op één schoen want die andere ben ik de val verloren.

De benedenburen hebben last van ons. Ze stampen met een bezem of zoiets  tegen hun plafond, in de hoop dat wij kalmeren. Dat gebeurt niet, want ik ben de clown, dus spring ik bij elke bezemslag van de buren omhoog en kom met vaders stalen neus hard op ons zeil.  Mijn jongste broertje, dat nog maar net kan lopen,  komt achter me aan met mijn verloren schoen. Ik steek mijn hand in die schoen. Ook in die andere schoen stop ik een hand. Ik ga in die schoenen op mijn handen lopen.

 Het jurkje van mijn moeder valt nu bijna over mijn hoofd en op mijn rode neus. Ik loop in mijn onderbroek. Met mijn blote benen maak ik spartelende bewegingen. Mijn zusjes en broertjes  komen niet meer bij van het lachen.  Ik kan eerlijk gezegd ook mijn lachen bijna niet houden. Hoe kom ik er op, denk ik wel eens. Nu zing ik, nog steeds lopend op mijn handen een vrolijk lied:

 

Clowntje Hebbes is zo leuk

We lachen ons steeds weer een deuk

Hij maakt de vreemdste capriolen

En eet vandaag, ja heus, twee  witte gladiolen.

 

Ik pak twee witte gladiolen uit de bloemenvaas en peuzel die lekker op, met wat peper en zout. ‘Lekkerdelekkerdelekker’. Ik dans dan, met de schoenen weer aan mijn voeten, een vrolijke dans en roep: ‘Joppiedepoppie! Joppiedepoppie!’ En: ‘Allemaal! Allemaal!: ‘Joppiedepoppie’ en we stampen, dansen, maken gekke geluiden, lachen en zingen … Ooo Clowntje Hebbes is zó gràppig èn …  ondeugend ook.

Als onze moeder dan nog niet thuis is èn er voldoende vliegen in ons huis rondvliegen of op het raam zitten, oefen ik een nieuwe act: met elastiekjes vliegen doden.  Dat valt nog niet mee. De act duurt daarom nogal lang. Soms wel een half uur. Mijn broertjes en zusjes zien het graag. Ze gaan helemaal uit hun dak, als een vlieg gedood wordt. Ze vechten er dan om wie hem mag opeten.

Later lees ik in een medisch tijdschrift hoe ongezond dat is . Ook dat met die gladiolen kan ik er voortaan maar beter uitlaten. Dan gooi ik er dan ook uit.

Die clownsroeping is toch niet krachtig genoeg geweest. Ik kom er wel een beetje in de buurt. Goochelaar ben ik uiteindelijk geworden. Met vliegen. Die heb ik er in gehouden.

woensdag 28 december 2022

SCÈNES UIT EEN HUWELIJKSDAG.

Woensdag 28 december trouwt mijn zoon Freek (44) met Sarah (??). In het Rotterdamse stadhuis. Ik ben al vroeg op. Half zeven. Un peu nerveux. Voor het eerst sinds maanden draag ik weer iets anders dan zwart. Ik twijfel of ik helemaal in het zwart zou gaan. Besluit toch maar een wit coltruitje aan te doen. Voor de rest ben ik in het zwart. Later zie ik mijn kleinzoontjes, (de kinderen van mijn jongste zoon Ralf en zijn vrouw) helemaal in het zwart gekleed. Had ik het ook wel kunnen doen, eigenlijk.

Om half twaalf. In een klein gezelschap trouwen ze.  Freek zijn moeder, Winny (mijn ex) en ik, zijn vader, zijn er vanzelfsprekend ook bij. De grote vrolijke bruiloft met heel veel gasten staat al op de agenda: 2 september 2023. Natuurlijk zijn er vandaag getuigen: voor Freek zijn dat zijn trouwe vriend Thijs (vanaf de lagere school al) en Ralf, Freek zijn broer.  Sarah, de bruid, heeft haar zus en een hoogzwangere vriendin gevraagd om te getuigen.  

Langzamerhand komen de genodigden het stadhuis binnen druppelen. De ouders van de bruid, de getuigen, Winny en zelfs twee zussen van mij (Manda (op de fiets helemaal uit Ommoord!)  en Lidy) zij willen dit graag meemaken.

Als de club compleet is gaan we naar de trouwzaal. Het bruidspaar voorop. Wat een mooi stel! Speels en toch stijlvol gekleed. De ambtenaar van de burgerlijke stand (hij heeft een lange jurk aan) maakt grapjes, waarvan ik er maar één onthouden heb: zijn functie is Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand. In het stadhuis noemen ze zo iemand een BABS. BABS, zo’n naam voor  een man in een lange jurk, dan word je niet serieus genomen. De BABS geeft ook nog een serieus advies voor het echtpaar:  zeg bij onenigheid altijd tegen elkaar: ’je hebt gelijk.’

Als alle handtekeningen gezet zijn, verhuizen we naar ‘de felicitatieruimte’. Er wordt omhelst, gezoend en gefotografeerd. Dan gaan we naar de Markthal om te lunchen.

Ik ben gespannen. Dat komt omdat ik vandaag mijn schoondochter Ilona (Ralf zijn vrouw), voor het eerst in zeven jaar zie. Ik weet niet hoe met haar om te gaan. Die twee kleine jongens zijn mijn kleinzonen. Hun heb ik de laatste zeven jaar één keer gezien. Het opa-zijn ben ik inmiddels verleerd. Van de oudste, Bent, ben ik de eerste twee jaar van zijn leven nog  oppas opa geweest. Ik vraag me af of hij nog weet wie ik ben. Voor de jongste, Markus, ben ik een onbekende man. De kinderen begroeten me als ze komen en zeggen me gedag, als ze gaan.

Winny, mijn ex, komt tijdens het eten naast me zitten. Dat vind ik fijn, ontspannend.  We zitten te lunchen in ‘21-Pinchos’. Tapas eten we. Heel veel en heel lekkere kleine hapjes: vis, kip, spek, stokbrood, frites en nog veel meer.

Om half vier is ‘het trouwgebeuren’ voorbij. Ik hoor van Freek dat hij en zijn kersverse echtgenote vandaag en de komende dagen nog leuke dingen gaan doen: heel hoog overnachten in een hotel ergens in Rotterdam, een dagje Gent en nog meer maar dat verklapt Freek me niet.

Ik zeg de nog aanwezigen gedag. Ga naar huis. Loop van de Markthal naar het metrostation en neem de metro, die er gelukkig al snel aankomt.

 

maandag 26 december 2022

DOGGYBAG.

Bobbie was als straathond geboren en zou ongetwijfeld ook zo sterven.  Voorlopig heeft hij bij mijn vriend Lars een goed thuis gevonden. Al is het nog wat onwennig, zowel voor Lars als voor Bobbie. Voor Lars is het zijn allereerste hondje en voor Bobbie … nou ja als we de informatie van het asiel moeten geloven, heeft hij in de vijf maanden dat hij nu oud is, zes verschillende baasjes gehad . Dat is ook niet echt rustgevend voor het beestje.  Hij luistert gewoon van geen kanten maar dat kan hem nauwelijks kwalijk worden genomen. Lars heeft wel een paar boekjes gelezen voordat we naar de Ardennen gingen maar daarmee ben je niet direct een bekwaam baasje.  We wandelen nu in Saint Donas onder de rook (ja, letterlijk ‘onder de rook’ bij Luik). Als we dat van te voren geweten hadden, waren we wel ergens anders naar toe gegaan. Wat een ‘smog’hier! Op de foto’s van het reisbureau ziet het er allemaal zo fraai uit. Veel groen. Ook nu nog. Naaldbomen.  

Het hoogteverschil is hier ook pittig … tenminste voor ons, jongens uit Rotterdam. Bij ons in Rotterdam  is de Erasmusbrug de hoogste ‘berg’, die je kan beklimmen, zal ik maar zeggen.

We hebben dadelijk het Kerstdiner in ons Hotel.  Half zeven moeten we weer terug zijn. Voor die tijd willen we ons met Bobbie een beetje hongerig lopen. Die arme Lars weet niet hoe het heeft. Als Bobbie wat spannends ruikt, trekt de rakker Lars bijna ondersteboven. We kunnen hem hier echt niet los laten lopen, dat zou zijn dood worden. De weggebruikers hier rijden zonder uitzondering harder dan de 50 die op de borden staat.

Daarom slaan we het eerste de beste zijpaadje in.  Fijn ook dat het hier wat koeler is. Als we zo’n honderd meter dat paadje op zijn gelopen, kan Bobbie wel  los. Lars is dan al helemaal kapot.  Hij heeft een rood hoofd van de inspanning. ‘We moeten even wat rustig lopen hoor, Jee.’ Lars zweet als een otter.

Waar Bobbie is weten we niet maar hij zal niet in zeven sloten tegelijk lopen. Er zijn hier trouwens niet eens zeven sloten, op mijn kaart zie ik er maar één. Zal je net zien dat hij daar ter afkoeling  een frisse duik in heeft genomen.   

Wat ik al vreesde is gebeurd: Bobbie spartelt wat hulpeloos rond  in die ene, zo blijkt, wat ondiepe sloot. Het kost nog de nodige moeite om hem op de kant te krijgen. Hij stinkt als een bunzing. Lars probeert hem aan te lijnen … ik laat hem maar otteren, hij moet het toch eens zelf leren doen.

We komen alweer in de buurt van ons hotel: ‘Hotel des Camions.’ We zijn mooi op tijd. Ik schuif Bobbie vlug onder onze (vaste) eettafel.

‘Ik heb ondertussen wel trek gekregen, wat jij Lars?’ ‘Nou, Jee, ik rammel van de honger.’  

Om ons heen proberen onze medegasten, met wijd opengesperde neusgaten en grote rond spiedende  ogen, te ontdekken waar de  tamelijk onbekende maar zeer onwelriekende geur vandaan komt.

Voor Lars en mij is die geur onder het eten niet zo’n punt. Want het is en blijft de geur van onze Bobbie en van ‘eigen’ kan je toch altijd meer verdragen dan van ‘vreemd’. Die avond verlaat een groot aantal hotelgasten, enigszins verward, eerder dan te doen gebruikelijk het restaurant van ‘Hotel des Camions’.

Fijn trouwens voor onze Bobbie: hij heeft dit keer wel een héél  uitgebreide doggybag, de deugniet.