Posts tonen met het label bekwaam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bekwaam. Alle posts tonen

maandag 26 december 2022

DOGGYBAG.

Bobbie was als straathond geboren en zou ongetwijfeld ook zo sterven.  Voorlopig heeft hij bij mijn vriend Lars een goed thuis gevonden. Al is het nog wat onwennig, zowel voor Lars als voor Bobbie. Voor Lars is het zijn allereerste hondje en voor Bobbie … nou ja als we de informatie van het asiel moeten geloven, heeft hij in de vijf maanden dat hij nu oud is, zes verschillende baasjes gehad . Dat is ook niet echt rustgevend voor het beestje.  Hij luistert gewoon van geen kanten maar dat kan hem nauwelijks kwalijk worden genomen. Lars heeft wel een paar boekjes gelezen voordat we naar de Ardennen gingen maar daarmee ben je niet direct een bekwaam baasje.  We wandelen nu in Saint Donas onder de rook (ja, letterlijk ‘onder de rook’ bij Luik). Als we dat van te voren geweten hadden, waren we wel ergens anders naar toe gegaan. Wat een ‘smog’hier! Op de foto’s van het reisbureau ziet het er allemaal zo fraai uit. Veel groen. Ook nu nog. Naaldbomen.  

Het hoogteverschil is hier ook pittig … tenminste voor ons, jongens uit Rotterdam. Bij ons in Rotterdam  is de Erasmusbrug de hoogste ‘berg’, die je kan beklimmen, zal ik maar zeggen.

We hebben dadelijk het Kerstdiner in ons Hotel.  Half zeven moeten we weer terug zijn. Voor die tijd willen we ons met Bobbie een beetje hongerig lopen. Die arme Lars weet niet hoe het heeft. Als Bobbie wat spannends ruikt, trekt de rakker Lars bijna ondersteboven. We kunnen hem hier echt niet los laten lopen, dat zou zijn dood worden. De weggebruikers hier rijden zonder uitzondering harder dan de 50 die op de borden staat.

Daarom slaan we het eerste de beste zijpaadje in.  Fijn ook dat het hier wat koeler is. Als we zo’n honderd meter dat paadje op zijn gelopen, kan Bobbie wel  los. Lars is dan al helemaal kapot.  Hij heeft een rood hoofd van de inspanning. ‘We moeten even wat rustig lopen hoor, Jee.’ Lars zweet als een otter.

Waar Bobbie is weten we niet maar hij zal niet in zeven sloten tegelijk lopen. Er zijn hier trouwens niet eens zeven sloten, op mijn kaart zie ik er maar één. Zal je net zien dat hij daar ter afkoeling  een frisse duik in heeft genomen.   

Wat ik al vreesde is gebeurd: Bobbie spartelt wat hulpeloos rond  in die ene, zo blijkt, wat ondiepe sloot. Het kost nog de nodige moeite om hem op de kant te krijgen. Hij stinkt als een bunzing. Lars probeert hem aan te lijnen … ik laat hem maar otteren, hij moet het toch eens zelf leren doen.

We komen alweer in de buurt van ons hotel: ‘Hotel des Camions.’ We zijn mooi op tijd. Ik schuif Bobbie vlug onder onze (vaste) eettafel.

‘Ik heb ondertussen wel trek gekregen, wat jij Lars?’ ‘Nou, Jee, ik rammel van de honger.’  

Om ons heen proberen onze medegasten, met wijd opengesperde neusgaten en grote rond spiedende  ogen, te ontdekken waar de  tamelijk onbekende maar zeer onwelriekende geur vandaan komt.

Voor Lars en mij is die geur onder het eten niet zo’n punt. Want het is en blijft de geur van onze Bobbie en van ‘eigen’ kan je toch altijd meer verdragen dan van ‘vreemd’. Die avond verlaat een groot aantal hotelgasten, enigszins verward, eerder dan te doen gebruikelijk het restaurant van ‘Hotel des Camions’.

Fijn trouwens voor onze Bobbie: hij heeft dit keer wel een héél  uitgebreide doggybag, de deugniet.