Er is in Amerika een jongeman vermoord. Vierentwintig jaar oud. Laten we hem voor het gemak Abel noemen. Een Nederlandse jongen, bekend bij veel Amerikanen. Een topsporter. Iedere honkballiefhebber in de USA kent hem. Hij speelde bij een van de topclubs daar. In Nederland was hij alleen bekend bij een handje vol mensen in Haarlem, de stad waar hij honkbalde, voordat hij in de States ‘groot geld’ ging verdienen. Abel was zo goed zo goed dat hij van zijn Amerikaanse club niet in het Nederlands honkbalteam mocht spelen op het wereldkampioenschap. Ze konden hem gewoon niet missen bij die club.
Abel werd vermoord door zijn twee
jaar jongere broer Kaïn, die vond dat Abel de radio te hard aan had staan en
sneed zijn halsslagader door. Kaïn en Abel waren gezworen kameraden, bloedbroeders.
Kaïn was niet in orde de laatste tijd. Zeg maar gerust ziek. Hij sliep nauwelijks.
Als Kaïn zijn verwarde gedachten uitsprak wist hij van geen ophouden. Hij
barstte op de meest onverwachte momenten in huilen uit en viel dan zijn broer,
zus en moeder lastig met zijn waanverhalen.
En de dokter vroeg aan de moeder of
Kaïn suïcidale neigingen had. Er was dus tòch nog een arts geconsulteerd. Kaïn was
psychotisch. Dat had die arts moeten zien. Kaïn was een gevaar voor zichzelf en
hij was een gevaar voor anderen. Dus ook voor zijn broer Abel.
Ik heb zelf meegemaakt hoe mijn
broer Teun, zich in extreem korte tijd, van een normaal functionerende man,
ontwikkelde tot een ongeleid projectiel. Hij nam onverantwoorde risico’s: ging naakt in dakgoten lopen, ruzie zoeken met politieagenten,
groot (geleend) geld inzetten in het casino. Teun bleef maar praten, praten,
praten over tegenslagen in het verleden:
zijn mislukking als docent op het vmbo, het ten tweede male zakken voor zijn
rijexamen, zijn echtscheiding en het verkeersongeluk dat hij veroorzaakte. Daarbij
kwam een zesentachtig jarige vrouw om het leven. Hij had onbedaarlijke
huilbuien. Meestal maakte hij onze moeder daarmee wakker. Soms belde hij mij mijn
bed uit. Als ik hem weer zijn bed in vloekte, zei hij me dat hij tòch niet in
slaap kon komen.
Ik belde zijn huisarts. Kordaat
besloot de arts, dat mijn broer opgenomen moest worden. Uit mijn verhaal en
nader onderzoek stelde hij de diagnose vast: psychotisch. Om erger te voorkomen regelde hij medicatie
en een rechterlijke machtiging, voor opname op de gesloten afdeling van een
psychiatrisch ziekenhuis.
Het was een prima ingreep van die
dokter. Teun is zes weken in dat psychiatrisch ziekenhuis geweest en is daar heel
goed uitgekomen. Hij is daar ingesteld op de medicijnen, die hij nodig had. Af
en toe is hij nog wel eens erg druk, dan neemt ie een extra pilletje en dan is
hij snel oké. Mijn broer wil absoluut niet nog eens zo’n psychose meemaken. Vandaar
zijn nu al ruim dertien jaar durende medicijntrouw.
Misschien was de huisarts van Kaïn
een onervaren jonkie. Maar uit de verhalen die rondzongen over het gedrag van Kaïn
was het mij onmiddellijk duidelijk, dat die jongen psychotisch was. Hij moest
passende medicatie krijgen en zo snel mogelijk worden opgenomen. En ik had zoiets
nog maar één keer van nabij meegemaakt (godzijdank).
Een dag voor de broedermoord
vroeg de arts aan moeder:
‘Denkt u dat Kaïn zichzelf iets
aan zal doen?’ Moeder antwoordde dat ze
dat niet wist. De dokter beschouwde dat ook als een eerlijk antwoord en zei
haar dat er de volgende dag wel een dokter naar Kaïn moest komen kijken.
Er kwam géén volgende dag voor de
succesvolle Abel. Maar eigenlijk ook niet voor zijn broer Kaïn, die volgens
zijn advocaat ontoerekeningsvatbaar is en een lange tbs-straf uit moet zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten