maandag 14 november 2022

WANDELEN MET SONJA.

Ik ben in het Kralingse Bos met 'Wandelen met Sonja', de wandelclub. ’t Is één uur. Elke maandagmiddag, als het ten minste niet hard regent, wandelen we. We lopen niet alleen maar door het Kralingse Bos. Soms verzinnen we met elkaar ook wel eens andere bestemmingen. Zo zijn we al eens naar Maassluis, Schiedam, Vlaardingen en Gouda geweest.  Nee, we zijn daar niet heen gelópen natuurlijk. We namen dan eerst de metro of de trein om daar te komen.

Op deze maandagmiddag  ‘zitten’ we dus in het Kralingse Bos. We treffen het in alle opzichten.  De lucht is strak blauw. Het is dus zonnig. Wind is er niet. Zowel  áán de bomen als tùssen de bomen en op de paden liggen de meest kleurrijke bladeren. Verscholen tussen die bladeren staat een pracht aan paddestoelen:  vliegenzwam, elfenbankjes, rodekoolzwammen, eekhoorntjesbrood en nog veel meer.

Vandaag zijn we met zijn zevenen. Drie wandelaars zijn er vandaag niet bij. Ze hebben wat anders te doen. Het is ook niet verplicht om elke maandag mee te lopen.  De  ‘small talks’ vieren hoogtij. Het gaat vanmiddag in mijnomgeving over cabaret, bioscoopfilms, medicijnen en stoornissen.

Vorige week ben ik naar de cabaretgroep ‘Rundfunk’  geweest. Daar vertel ik over aan Marianne. Het was grandioos. Absurdistische humor: een  sadistische cipier, die een ter dood veroordeelde treitert:  ‘Sorry, de elektrische stoel is defect.’ De ter dood veroordeelde  is dolblij. Zegt de cipier: ‘De executie gaat wel gewoon door. Het duurt alleen zes uur langer eer je dood bent.

Ik vertel ook nog over een andere act van Rundexecutiefunk: twee op de bus wachtende  mannetjes hebben het tien minuten over het weer. Het ene cliché volgt na het andere. Heel hilarisch:

‘ik ben te warm gekleed.’

‘Ja, het is inderdaad niet zo koud als voorspeld.’’

‘Volgens het Journaal zou het gaan regenen.’’

‘Ja, daarom heb ik mijn plu maar meegenomen,

‘Maar volgens mij is er nog geen druppel gevallen.’

‘Zo aan de lucht te zien blijft het voorlopig gewoon droog.’ En zo gaat het tien minuten door.

Tussen de bladeren en de paddestoelen in het bos detoneren de tientallen verfrommelde papierenzakdoekjes. Echt last hebben we er niet van. We realiseren ons dat het verschijnsel ‘homo-afwerkplaats ‘ nog steeds actueel is.  Vroeger hoorde ik geregeld dat er stoere mannen met honkbalknuppels  zich hier verzamelden om homo’s in elkaar te slaan. Gelukkig is dat niet meer aan de orde, naar ik hoop.

Irene en ik praten over films. Ik ben een liefhebber van filmhuisfilms, vaak een beetje psychologiserend, somber, schokkend spannend. ‘Zee van tijd’ is zo’n film. Irene houdt meer van vrolijke, amusementsfilms romcoms zoals ‘Ticket to Paradise’. In die filmhuisfilms leeft ze te zich te veel in, wil ze ingrijpen, wordt ze boos. Wordt haar te vermoeiend.

We genieten vlakbij het hertenkamp nog even van de mooie volière met schattige kleurrijke (voor mij onbekende) vogeltjes.  

Sonja verklapt me, dat ze zo min mogelijk medicijnen slikt. Al die medicijnen vindt ze maar slecht voor haar nieren. Tegen corona neemt ze ook niet àlle prikken. Ik wel, heb ze alle vijf al  op. Ik vertel Sonja ook over de pillen die ik elke dag wel móét slikken. Ik ben namelijk bipolair; die pillen moeten me in balans houden.

’t Is bij drieën. Wat frisser inmiddels. We zijn aan het eind van de prachtige boswandeling. Bij de Nagtegaal drinken we nog wat. Ik neem een pilsje, de anderen doen wat warms. 

EEN MUZIKAAL DAGJE.

 

Ik heb een beetje te veel gezopen gisteravond. Paar biertjes, glaasje wodka. Dat moet ik nu bezuren. Koppijn, superduf, beetje de kluts kwijt, doe stomme dingen. Niet zo erg. Maar toch stom! Ik pak de melk om over de müesli te gooien, helemaal fout, moet yoghurt zijn.  Ik draai de dop van het yoghurtpak af en ga dat pak flink staan schudden. Overal yoghurt: op mijn gezicht, mijn pyjama, het aanrecht en de keukenvloer. Ik had die dop er natuurlijk ná het schudden pas af moeten halen. Een lekker stevig muziekje kan wel eens helpen om zo’n kater weg te jagen. De cd ‘Word Salad’ van Fisher-Z  helpt me uit de nood. Het is kwart voor tien en ik sta in de keuken met Fisher-Z  mee te brullen en dirigeer als een dolle. Ik hoor getik op het keukenraam. Daar staat mijn naaste buurvrouw Frieda me zoals elke ochtend vriendelijk goeiemorgen te wensen. Ze staat nog wat meer te zeggen … ik moet goed naar haar mond kijken, pas  dan heb ik door wat ze zegt : ‘Gaat het wel goed met je?’. Ja, ja, goed, knik ik op de maat van de muziek … daaag, zwaait ik.  Langzamerhand verdwijnt de lamlendigheid uit mijn lijf en kan ik weer verder met mijn ontbijt.

Ik ben ’s middags weer zover opgeknapt, dat ik naar het koor kan gaan. Daar had ik het nog niet over geschreven. Met het uitbreken van  corona is ons wijkkoor gestopt.  Er is nu, twee weken geleden, een nieuw koor gestart op een andere locatie. Ik hoorde er donderdag  pas van. Ga daar vanmiddag voor het eerst zingen. Het is elke vrijdagmiddag van twee tot vier. Het zou hetzelfde repertoire zijn als van voor de corona: oubolligheid troef dus met liederen van Vader Abraham (RIP), André Hazes, Jantje Smit, Anneke Grönloh, Abba. Ik hoop dat de lezer niet aan de grote klok gaat hangen dat ik hier met plezier meezing.

Over anderhalf uur begint het pas dus ik kan nu uit volle borst thuis nog een paar van die liedjes oefenen. Ik zet Spotify aan en vraag ‘het kleine café aan de haven’ op en zing mee. Klinkt schitterend in mijn kleine slaapkamer, al zeg ik het zelf. Had niet gedacht dat de akoestiek hier zo goed zou zijn. Ook ‘Brandend zand,’ gaat helemaal te gek.

We zijn met zijn zestienen,  inclusief de dirigent. De locatie van het koor is vlak naast een dagopvang voor mensen met een beperking. Die mogen, als uitje, bij ons komen luisteren. Blijkt een heel enthousiast en dankbaar publiek te zijn.

Het is weer net als altijd met dit soort activiteiten: de mannen zijn veruit in de minderheid: drie mannen en twaalf vrouwen! Bij de mensen met een beperking is het net weer anders om: tien mannen en drie vrouwen. 

Nog voor de pauze is mijn deodorant al uitgewerkt; zó intensief zit ik te zingen.

Het is me het muziekdagje wel. Kom ik thuis staat er op Facebook een uitnodiging van vriendin Anny (spreek uit Ennie) om vanavond met haar naar de Doelen te gaan. Daar speelt het Rotterdams Philharmonisch Orkest de muziek van: ‘Harry Potter and the half blood prince’. Lijkt me wel wat. Om kwart voor zeven staan Anny en ik in een schier eindeloze rij voor de Doelen te wachten. Tot half acht … dan gaat het als een lopend vuurtje  door de ellenlange rij dat het concert is afgelast. Stroomstoring.

Helaas pindakaas; dan maar naar de bios.  

DE MAN HEEFT EEN PANTY AAN.

Het is ochtend. De man is in diepe slaap. Hij schrikt wakker van de bel. Draait zich om en slaapt door. Na een tijdje gaat de bel weer. Hij schrikt nu erger, slaakt een kreet, schudt zijn kussen wat op en draait zich weer om. Wéér klinkt die bel. Hij is nou klaarwakker. Zit rechtop in zijn bed. Hij wrijft in zijn gezicht. Kijkt op zijn horloge. Het is nog geen negen uur. Hij staat op en loopt naar de deur. Doet de deur open en kijkt het trapgat in. Eerst ziet hij niemand maar hij hoort wel voetstappen. Onder aan de trap staat een oude dame. Grijs haar. Ze is in het zwart gekleed en heeft een plastic tasje bij zich. Heel traag komt ze naar boven.

Plotseling krijgt de man een idee. Hij gaat naar zijn slaapkamer, pakt zijn kussen, duwt het tegen de deurpost, houdt zijn hoofd tegen dat kussen en doet net of hij slaapt.

Het duurt nog even eer de vrouw op de tweede verdieping is. Ze ziet er moe uit. Ze moet even stoppen.  ‘Hoeveel trappen moet ik op om de boodschap van God te brengen? Hier ben ik dichter bij God. Die man daar boven is nòg dichter bij God. Inderdaad. Dat wil nog niet zeggen dat hij Hem kan horen. God verspreidt zijn boodschap wel maar niet iedereen hoort die. Waarom hoort niet iedereen de boodschap van God?’ Ze gaat verder naar boven.  Vanaf de eerste traptrede ziet ze zijn blote voeten.“ O God is hij zó enthousiast om mij te zien. Hij staat daar blootvoets op mij te wachten. ’Iets hogerop ziet de vrouw dat hij een panty aan heeft.

“Oh God, mag ik Uw boodschap wel brengen bij een man in een panty?’ Ze draait zich om en kijkt vol twijfel naar beneden. Zal daar iets over in de bijbel staan? In welk boek dan? Neen, dat zal toch niet? “ Ze kijkt een voor een naar de boeken in haar tasje. Deze  in  het Arabisch: nee. Deze in het Chinees, nee. Ik moet  natuurlijk een Nederlandstalige bijbel hebben.” Ze zoekt wat in dat boek maar vindt niks.

“Oh ja,  nu weet ik hoe ik het ga aanpakken’. Ze  sluit haar ogen en gaat verder de trap op. Als ze bij op zijn étage is aangekomen, begint ze met het verkondigen van Gods boodschap. Met haar ogen dicht zegt de vrouw: ”Dag meneer, ik breng u een blijde boodschap. De boodschap van God. Mijn Heer … uw Heer. Luister goed naar Zijn woorden. U zult leven in vrede. Ellende komt in uw leven niet meer voor.”

Terwijl de vrouw praat doet de man nog steeds alsof hij slaapt. Omdat hij niks zegt, denkt de vrouw dat hij doof is of zich misschien schaamt om te praten, zo in die panty. Ze gaat weer naar beneden maar op de derde tree schrikt ze: ‘Oh mijn God, ik ben vergeten hem Het boek te geven’. Ze` pakt Het boek uit haar tasje, kijkt om, maar zijn deur is dicht. Er is geen man meer te zien.

 

vrijdag 11 november 2022

DAT MIJN NEUS VAN VOREN ZIT ...

Mijn bovenbuurman is jarig. Hij krijgt een karaokespeler cadeau. Het apparaat moet ongeveer zeven uur vanavond uitgepakt zijn. Zo rond half acht vult een mega basdreun mijn woning. Alles wat kan trillen trilt.   

‘Zou er vanavond misschien een leuke film draaien in Lantaren Venster?’

Snel o zoek naar de bioscoopladder van de week, Staat meestal in de woensdagkrant. Er zit niks bij voor mij. Dan blijf ik maar thuis, misschien valt het wel mee. 

Buurman is jarig. Dus dat betekent een huis vol visite. Alle leeftijden zijn vertegenwoordigd, zie ik als ik tegelijk met zijn visite naar boven loop. De buurman is helemaal geen talentvol zanger. Zeker tegenwoordig niet. Twee jaar terug is keelkanker bij hem geconstateerd. De bestraling is gelukkig voor hem goed uitgepakt. Alleen droogt zijn keel  ten gevolge van die bestraling snel uit. Daardoor gaan zijn stembanden vreemd trillen. Hij maakt dan piepende kraak- of krakende piepgeluiden. Hoe dan ook, zingen kan hij vergeten. Door op een speciaal soort kauwgum te kauwen, kan hij zijn stembanden in conditie houden. Eventjes want er zit een soort anti-viagra spul in de kauwgum. Dus buurmannetje moet telkens weer de keus maken of lekker praten of lekker neuken. Ja, het valt niet mee voor hem. Fijn wel dat hij flink wat verjaardagsvisite heeft. Hun lachen, zingen en springen maakt, in combinatie met het luidruchtige karaoke-ding, het verblijf in mijn woning ondraaglijk. 

De geluidskwaliteit is abominabel. Vrijwel alle muziekstukken vallen als doffe dreunkussens op mijn plafond. Een enkele keer herken ik iets als ‘Satisfaction’ van de Stones of ‘Help’ van de Beatles en ja ook dat lied  van André Hazes … ’een beet je verliefd.’ Jezus Christus, wat wordt dat meegebruld zeg … mijn vingerplant gaat er spontaan van vingeren. Het lezen van een goed boek of alvast schrijven van Sinterklaasgedichten (volgende week is hij er al weer!) kan ik wel vergeten. Als het gebrul van het Smurfenlied losbarst, druk ik die herriestoppers in mijn oren.

'lalalalalalalalala lalalalalala. Waar komen Smurfen toch vandaan??'

Alsof ik in de Kuip zit: ‘Hand in hand de kameraden, hand in hand voor Feyenoord één………’ vreselijk en…….onverteerbaar is dit voor een fervente Sparta-fan als ik, zeker nu ze er ook nog bij gaan hossen en wel tien keer achter elkaar het woordje ‘Feyenoord’  scanderen.

De schemerlampen kunnen zich nog net staande houden. De hanglampen zwiepen heen en weer. Mijn katertje Fidel weet niet hoe hij heeft. Zelfs bij de, in dit geval, werkelijk lieflijk klinkende uitvoering van ‘Poessie mauw,’ van het kleindochterje van buurman, komt Fidel niet tevoorschijn. Hij zoekt al direct bij de eerste karaoke-dreiging een veilig heenkomen onder mijn bed, achter nog niet uitgepakte verhuisdozen.

Die lui van hier boven weten van geen ophouden. Zowaar komt er nog wat geinigs uit de oude doos langs: Marina, Coma Prima, Jailhouse Rock, That'll Be The Day, Bye Bye Love, Spiegelbeeld …

Tsja en nu zit ik in mijn luie stoel met een jonge borrel in mijn hand, zowaar die oude tophit van Johnnie en Rijk nog mee te zingen ook. Zingen, ja! Niet karaoken. Het refrein ken ik uit mijn hoofd.

Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij


Langzamerhand wordt het boven rustig. Zelfs Fidel durft, ondanks mijn matige gezang toch weer tevoorschijn te komen.

HUISVREDE.

Na mijn scheiding zeven jaar geleden woon ik drie jaar in een vijfkamerwoning. Belachelijk natuurlijk. Veel te bewerkelijk voor een man alleen.  Drie lege slaapkamers. Vier jaar niks mee gedaan. De ene kamer is wat groter dan de andere. Je kent dat wel. Dan is het nog geen ‘hot item’ maar Vandaag de dag staan de kranten vol van de woningnood.

Ik ga die drie kamertjes verhuren, denk ik dan. Hang kaartjes op in een paar supers. Heb er nog niet eens de huurprijs bijgezet. Word ik overstelpt met hartverscheurende reacties. Moeders die alleen willen staan maar nog bij hun gewelddadige ex-partner wonen. Gescheiden mensen. Ouderen, opa’s en oma’s al, voor wie de iele 55 plus woning  verstikkend is geworden. Veel jongelui ook: werkende jongeren,  scholieren die doorleren voor banketbakker. Studenten algebra en ook en het toppunt een getrouwd ste, dat alle drie de kamers tegelijk wil huren. Veel jongeren wonen nog bij hun ouders, anderen zitten al weer een tijdje op kamers maar worden door obscure huisjesmelkers uitgebuit: voor krotten worden woekerhuren gevraagd. 

Als ik zo’n laatste zin neerschrijf, denk ik meteen aan ‘onze’ prins bernard jr (die man krijgt van mij geen hoofdletters.) De prins met de borrelglazen in zijn bril. Huisjesmelker. Miljardair.

Maar excuus ..ik dwaal af.

Ik ben voor diversiteit dus ik kies de alleenstaande moeder, de gescheiden opa en de student algebra.  Die student blijkt een Syrische asielzoeker met een verblijfsvergunning. Ik vraag respectievelijk  250, 200 en 150 per kamer per maand. Bijna voor niks, vind ik en zij ook.

Niet iedereen is even blij met deze actie van mij. Mijn zoon Carlos, komt gepikeerd naar me toe met het (huil)verhaal, dat mijn drie kleinkinderen straks op kamers willen. Dan krijgen zij bij jou nul op het rekest. Want jij hebt je kamers al verhuurd hebt aan asielzoekers en dergelijke. Je kan die mensen straks niet zo maar ineens op straat zetten. Die hebben recht op huurbescherming. Carlos staat zich echt druk te maken.

‘Tsja, ik had die drie kamers  ook voor jouw kinderen kunnen bestemmen.  Was dan wel veel inkomsten misgelopen  én ik had een gezellige tijd gemist. We hebben het hier leuk  samen, Carlos’. 

Helaas heeft Georgios, de Syriër, de huur opgezegd. Hij gaat in een kraakpand wonen, hier in Rotterdam. Een leegstaande kroeg.  Ik dacht eigenlijk dat kraken sinds 2010 niet meer  mocht. Maar  als de krakers (waaronder Georgios) kunnen bewijzen, dat het pand al twee dagen gekraakt is. Dat daar geslapen en gegeten is, dan mogen de krakers daar blijven zitten. In dat pand heerst dan ‘huisvrede’, zo heet dat. De eigenaar van die kroeg, Heineken, wil de kraakgroep er uit laten zetten. Spant een kort geding aan. Maar de rechter besluit partij te kiezen voor de krakers, omdat de eigenaar het pand jarenlang schromelijk verwaarloosd heeft.

Dus, Carlos, er komt nu wel weer een kamer vrij bij mij maar ik moet je teleurstellen: ik ga weer een kaartjes ophangen in de supers.    

woensdag 9 november 2022

EEN SPOOR VAN VERNIELINGEN.

 


In de zestiger jaren woon ik op Zuid (Rotterdam). Ik ga daar ook naar school.  Samen met een groep schoolvrienden zit ik regelmatig in de Kuip. Het voetbal is er top en de sfeer gemoedelijk.  We genieten van toppers als Coen Moulijn, Willem van Hanegem en de twee enige buitenlanders destijds: Ove Kindvall en Franz Hasil. Op zes mei 1970 wint Feyenoord in Milaan de Europa Cup 1; net zoiets als de Champions League nu. Met 2-1 wordt het Schotse Celtic verslagen. Groot feest in Milaan na afloop. Samen gaan Rotterdammers en Schotten daar uit hun bol. Ik weet het, ik feestte mee. Geweldige supporters die Schotten!

Halverwege de 70’er jaren verhuis ik naar Crooswijk (Rotterdam). Het rood-wit van Feyenoord raakt bij mij wat in de vergetelheid.  Ik ga naar die andere voetbalclub: Sparta, waarvan het  rood-wit in mijn bloed zit. Het vriendelijke, bescheiden Sparta: de landskampioen van 1959 (ik toen was toen negen).

Arno Slot is Feyenoordtrainer. Een goeie. Vorig jaar haalden ze met hem een Europese finale. Onlangs nog, wordt de ploeg van Slot in Napels finaal in de pan gehakt om uiteindelijk toch nog  Europees te overwinteren. Zonder Slot (een oud Sparta speler) was dat nooit gelukt. Maar àlle Jézus! Sommige van die Feyenoordsupporters zijn me toch zielige loosers! Ze laten in elke Europese stad, waar hun club speelt, een spoor van vernielingen achter. Er gaat geen wedstrijd voorbij  zonder vernietigen van kostbare kunstwerken …  zonder Feyenoord-hooligans in de bak … zonder politiemensen en supporters van de tegenstander in het ziekenhuis geslagen. Plaatsvervangende schaamte, elke keer weer.   Wat is dat toch met die gasten? Laat ze een voorbeeld nemen aan die Schotse positivo’s uit 1970 of dichter bij huis aan de Sparta supporter anno nu.

De aanvoerder van Feyenoord, meneer Kutsjoe, rolmodel, misdraagt zich. Meneer de moslim, weigert de regenboogband te dragen. Als hij die regenboogband zou dragen, steunt hij daarmee allen in het voetbal, die worstelen met hun identiteit ... homo, lesbienne, biseksueel of transgender (LHBT).  Maar daar voelt meneer niks voor. Mag ‘hand in hand’ dan wel  van z’n geloof?

Trainer Arno Slot had een ander aanvoerder moeten maken. Dat zou een mooi gebaar  zijn geweest naar de LHBT’ers in de Kuip en ook naar de leden van de Feyenoord LHBT-fanclub, de Roze Kameraden.

‘Uit meer dan duizend homofobe kelen’ klinkt in de Kuip regelmatig kwetsend: ‘homo, homo…’  Een aantal lafaards onder de Feyenoordaanhang kan het niet laten om het clubhuis van de Roze Kameraden onmiddellijk na de opening kort en klein te slaan en tegelijkertijd de daar aanwezigen te verbouwen.    

Ik ben geboren en getogen in Spangen (Rotterdam). Heb dan uitzicht op het Kasteel, het Sparta stadion.  Van mijn achtste tot mijn vijftiende  en na mij dertigste zie ik alle thuiswedstrijden van Sparta. Tot 2018 heb ik een seizoenskaart. Ik ben en zal altijd een Sparta Piet blijven.  Niet moeilijk want het is altijd gezellig op het Kasteel, zowel voor het thuis- als het uitpubliek. Beschaafd, geen trammelant, geen opstootjes, geen kwetsende spreekkoren. Fijn dat het ook zo kan. 

dinsdag 8 november 2022

HET BEEN.

Hè, daar ligt een been?! Een lang been. Van een volwassene. Moet wel een man zijn. Er steekt een herenschoen onderuit. Zeker maatje vijfenveertig. Om het been zit een spijkerbroekspijp. Van boven is de broek gerafeld en bloederig. Het is een luguber gezicht, zo van een afstandje, al die afgerukte aderen en pezen. Wat zal er gebeurd zijn? Een lichaamsdeel verlies je toch zomaar niet. Op de middenweg ligt het. Het is niet zo druk op de Meent, om half tien ’s avonds. De auto’s rijden er met een boogje omheen. Waarschijnlijk weet geen enkele automobilist waar hij precies voor uitwijkt. Als er even niks aankomt, kniel ik bij het been en stroop de broekspijp wat op. Het is het zwaar behaarde been van een zwarte man.

Een automobilist nadert, ongeduldig toeterend. Ik trek de broekspijp strak. Meer rafelig bovenbeen wordt zichtbaar.

Een automobilist draait zijn raampje open: ‘Jij weg daar!’

Ik loop rustig naar die automobilist: ’Daar ligt een been. Ik wilde er even goed naar kijken. Je kan doorrijden nou.’

‘Dàt been is?’

‘Je bent toch niet doof, gast? Wat zeg  ik nou net tegen je?’

‘Jij 112 bellen!’

‘Rijd nou maar door, want er staan inmiddels wel tien auto’s achter je. Die willen door.’

Ik speel maar even voor verkeersagent. Ik leid het verkeer langs het been. Ik fluit hard op mijn vingers en geef het stopteken. Na een paar hectische minuten is het rustig. Hét moment om het been van de rijweg af te slepen. Pittige klus. Vast een grote breedgeschouderde jongen. Nou, nee, breedgeschouderd. Kan ik nu nog niks over zeggen. Wel groot en zwaar. Hij is niet de jongste.  Zijn spijkerbroek is van de vorige eeuw.

Ik mag de mobiel van een passant gebruiken.

‘U heeft politie nodig?’

‘Ja, ik ben in het centrum. Heb hier een been. Heeft u  een melding van iemand met zonder been? ’

‘Zeg meneer, u moet deze alarmlijn niet misbruiken voor flauwe grappen, we hebben …..’

‘O, nee, nee, mevrouw, dat doe ik echt niet. Ik heb namelijk het been gevonden van die man. Ik zit er nu naast. Op de Meent, voor de poffertjeskraam. Stuur een wagen.’

‘Goed. Hoe is uw naam?’

‘Van der Steen’

‘Blijf bij het been, meneer van der Steen? Ik stuur een wagen, meteen.’

Ik sta àchter de poffertjeskraam. Wil geen betrokkenheid. Geen lastige vragen van de politie. Moeilijke toestanden. Kost me zeeën van tijd. Daar zit ik niet op te wachten.

Daar is de politie. Ze hebben het been gezien. Kijken nog wat verdwaasd rond. Ze missen mij en wie weet de man, met dat àndere been in zijn graf?