woensdag 31 juli 2019

BAS


Ik sta in de keuken de van de maaltijd overgebleven macaroni in een plastic schaaltje te scheppen. Ik doe het met aandacht, geconcentreerd. Mijn vriendin staat achter mijn rug naar buiten te kijken; dat weet ik omdat ze dat altijd doet als ik even met een dergelijke klusjes bezig ben. Het klusje is bijna geklaard…..ik wil de deksel op het schaaltje doen als er een angstaanjagende brul de keuken in geschreeuwd wordt. Ik schrik me het apelazerus. Al mijn haren staan recht overeind. Als ik omkijk zie ik het lachende gezicht van de bruller: Bas.
‘Ik schrik me een ongeluk……. mijn haren staan recht overeind,’ zeg ik tegen Bas
Bas, lachend: ‘Welke haren?’
Ik laat hem de haren op mijn rechterarm zien, die staan inderdaad nog rechtovereind; op mijn hoofd heb ik niet zo veel haar. Ik tril nog wat na van de schrik.
Mijn vriendin vertoont weinig reactie en begin onmiddellijk over Bas zijn kleding, hij heeft zijn leuke flamingo pet en dito shirtje aan.
Bas vraagt daarop aan mij of ik het al een beetje naar mijn zin heb in dit huis. Ik zeg hem dat het niet naar mijn zin heb in deze buurt en dat het Oude Noorden mijn buurt is, daar heb ik ruim veertig jaar gewoond. ‘Nou,’ zei Bas: ’als je in het Oude Noorden gewoond had, had je je huidige vriendin nooit leren kennen.’ 
’Ja, Bas, dat is waar, daar heb je helemaal gelijk in.’
Mijn vriendin zegt daarop ’Ja, ik had ook in Kralingen kunnen blijven wonen, dan had ik jou ook nooit leren kennen’
Bas zegt daarop: ‘Kralingen! Kale kak’ Hij zet een vies gezicht ten teken dat hij daar niets van moet hebben. Dan zeg ik weer Kralingen bestaat eigenlijk uit twee delen: het rijke deel; en het arme deel: Jaffa’
’Dat is een Joden buurt, zegt Bas’
‘Nou en….dat zál dan wel,’ zeg ik dan.
Vervolgens gaat Bas door naar zijn eigen huis aan het eind van de galerij.
‘Hoe kan dat nou, vraag ik aan mijn vriendin, dat hij me zo heeft kunnen laten schrikken…..jij staat daar toch bij het raam……………jij had hem toch kunnen begroeten….normaal hadden jullie een praatje gemaakt……dan had ik geweten dat Bas er was.’
‘Nee,’ zegt zij, ‘Bas vroeg me, met zijn vinger op zijn lippen , stil te zijn, niks te zeggen en toen schreeuwde hij opeens hard de keuken in en schrok jij.’
‘Oh, nou snap ik het,…leuk geintje!’
Bas is dus een van de 10 bewoners van mijn galerij
Hij was de eerste flatbewoner die ik hier ruim 4 jaar geleden leerde kennen. Ik was op zoek naar de flat die ik kon huren en ik wilde van hem horen of het hier leuk wonen was. Hij nam me mee naar de 4e etage waar mijn flat was en vertelde dat het hier leuk en rustig wonen was. Allemaal aardige mensen. En ik moet ook eerlijk zeggen ik heb nooit last met iemand dan ook gehad de afgelopen 4 jaar. Het zou alleen nog beterzijn als mijn flat in het Oude Noorden zou staan.



dinsdag 30 juli 2019

BANK


Zullen we een Pizza bestellen?
Neen, ik heb geen trek in pizza; ik heb meer trek in een broodje haring.
Hè bah, een broodje haring, dan heb ik nog liever een broodje makreel.
Nee, voor mij is een broodje haring op dit moment het lekkerst wat ik me kan voorstellen om te eten
Nou dan lijkt het me simpel dat jij naar de viskraam gaat en ik naar de pizzeria. Gelukkig zitten die zaken vlak tegenover elkaar dus als we ons eten gescoord hebben dan zie we elkaar weer buiten voor de deur.
Misschien kunnen we ons eten wel op een bankje op het plein verorberen..
Ja, nu het zulk lekker zonnig weer is en niet te warm kunnen we dat best eens doen.
 Ik hoop dat er plek is voor ons.
Ja, kijk, daar is plek op die bank.
Neen er gaat net iemand zitten, verdomme.
Die sturen we wel weg, die ouwe lul. We zeggen gewoon dat wij hier net wilden gaan zitten met ons eten en dat hij dus weg moet wezen en als hij niet weg wil wezen, trekken we hem gewoon van die bank af.
Ja, we gaan geen grof geweld gebruiken; we houden het rustig.
Hé meneer dat is onze plek waar u nu zit, we wilden daar gaan zitten eten ziet u: hij een pizza en ik een broodje haring. Maar hij blijft gewoon zitten en hij wijst met zijn vinger op zijn borst. Hij bedoelt waarschijnlijk te zeggen dat dat plekkie nou van hem is.
Oké dan moet hij het zelf maar weten. We leggen ons eten op het enige nog vrije stukje van de bank en trekken hem met kracht van de bank af. We gooien hem niet op de grond hoewel we dat wel hadden kunnen doen. We lieten hem gewoon staan en in balans komen.
Zo nu hadden we ons plekje terugveroverd op die ouwe baas. Hij durfde toch iet veel terug te doen behalve dan een beetje met zijn vuist zwaaien……. beetje schelden en mopperen zoiets alsdat wij onze trekken nog wel thuis zouden krijgen.
Ga nou eten man anders wordt die pizza nog koud.
Ja, je hebt gelijk, daar heb ik geen last van met mijn broodje haring.
Het is een lekkere pizza, met stukjes paprika , spekjes, kaas en nog veel meer,  dat verschilt nog wel eens per pizzeria: wat ze allemaal op zo’n pizza doen.
Op een broodje haring gaat vaak genoeg gesnipperde ui en een enkeling neem er een hele grote zure bom bij…..ook lekker….deze haring smaakt heel goed ….een goed gevangen harinkie ook goed schoongemaakt trouwens….sommigen van die haringboeren zijn d’r niet goed in, in het schoonmaken van die haringen, bedoel ik.
Daar heb je die ouwe lul weer met een politie agent. Gewoon blijven zitten, we hebben niks gedaan. We hebben alleen maar ons plaatsie opgeëist.
De politie vraagt wat er loos is.
Wij zaten hier te eten, zeg ik en die ouwe man wou op onze plaatsen zitten. Dat pikten we niet. We laten ons niet wegduwen ook niet door een ouwe man.

maandag 29 juli 2019

ABRI


Het is nog helemaal niet zeker dat hij de deur zal openen. Ik heb nu al twee keer aangebeld maar daar kwam geen reactie op. Ik ga het nu voor de derde keer proberen. Wat ik helemaal niet zeker weet is of hij überhaupt wel thuis is. Want ik ben  hier maar op goed geluk naar toe gegaan….we hadden dus geen afspraak. Ook na drie keer bellen werd niet opengedaan en dus besloot ik maar onverrichter zake terug te keren naar mijn huis. Voor de zekerheid liep ik nog even naar de overkant van de straat om misschien een glimp van hem op te vangen maar hij woont op de vierde dus dat is eigenlijk te hoog om iets van hem te zien, als er überhaupt al wat van hem te zien zou zijn.
Bij nader inzien had ik toch niet zo’n zin om naar huis te gaan . ik dacht er over een wandeling door deze wijk te maken en dat deed ik ook. Ik liep eerst rechtdoor de straat uit en het viel me op dat er in de straat waar hij woont heel weinig auto’s geparkeerd zijn. Dat kan wel kloppen want er staan een paar scholen in die straat en de leerkrachten die vrijwel allemaal een auto hebben zijn  dezer dagen op vakantie evenals de leerlingen vanzelfsprekend maar die hebben natuurlijk geen auto. Aan het eind van de straat ga ik rechtsaf. Daar staat een abri, zo’n huisje voor wachtenden op een bus (in dit geval). Er staat momenteel niemand in de abri te wachten.
Opeens komt met grote passen een vrouw in een lange rode jurk mij voorbij lopen, het was net zo’n jurk als die presentatrice van Zomergasten zondagavond  op tv aan had, zij sprak met John van de Heuvel, die misdaadverslaggever. Heel soms werden daar spannende dingen verteld of laten zien..
De vrouw liep snel zei ik al en was me al een eind voorbij toen een vrouwtje met een hondje me tegemoetkwam. De hond begon aan zijn lijntje te trekken toen hij mij zag maar ik houd er niet van honden te aaien dus ik ging een flinke stap opzij. ….het was bovendien zo’n hondje dat niet meer gefokt mag worden dus daar moet ik al helemaal niks van hebben. Desalniettemin lachte de vrouw heel vriendelijk naar mij; ik lachte ook maar vriendelijk terug hoewel ik dat eerlijk gezegd liever niet gedaan had.
Ik stak over op een zebrapad naar links en toen ik overgestoken was stak ik wèèr een zebrapad en nu naar rechts over, die twee zebrapaden waren onderdelen van een rotonde. Een geel  busje stopte keurig voor mij en er klonk een kreet uit dat busje:
 ’Hé, hoi!!’ en ik zag een lachend gezicht achter het stuur zitten.
’Verdraaid,’ dacht ik, ‘dat is mijn buurman van een paar deuren verder, leuk dat hij mij zo gedag zegt.’  Ik zwaai opgewekt naar hem terug en zeg luid en duidelijk ‘Hoi’ terug en zwaai.
Ik ga dan rechtdoor de straat in. Er staat weer een abri, nu staat die vol met mensen, misschien wel  dertien mensen. Het is vandaag markt en deze abri staat dichtbij de markt dus daarom is die abri waarschijnlijk zo vol. Ik ga nu ook in de abri staan wachten want ik heb even geen zin meer om te lopen.

RUPS


Het was een vreemde gewaarwording dat we deze zondagmiddag gewoon het bos, het Kralingse Bos, in konden lopen zonder bedreigd te worden door de eikenprocessierups. Vier weken lang hebben we het bos gemeden want de processierups is  niet voor een kleintje vervaard. Hij of zij veroorzaakt met zijn of haar kleine stekelige haartjes enorm veel jeuk op de plaatsen van de huid waar die haartjes mee in aanraking komen. Ook heb ik op het acht uur journaal gezien, dat die haartjes in het oog kunnen komen waardoor kans bestaat dat die haartjes zich tot diep in de ogen doordringen  met gevaar voor blijvende blindheid. Daar ben je lekker mee. Dus voor ons geen bos. Wat waren we blij toen we hoorden, ook weer op het 8 uur journaal, dat het afgelopen was met de eikenprocessierups, dat ie uit de eiken verdwenen was en dat de deskundigen gingen uitzoeken hoe kon worden voorkomen dat die rupsen volgend jaar weer zo’n schrik gingen aanjagen aan de Nederlandse bevolking.
Als we, mijn vriendin en ik, naar het Kralingse Bos gaan, gaan we eerlijk gezegd meestal niet verder dan pannenkoekhuis de Nachtegaal. Daar drinken of eten we wat en dan gaan we terug naar huis. Dat is een half uurtje heen en een half uurtje terug lopen. Een uurtje lopen kortom, precies genoeg voor de sportieve wandelaar op leeftijd. Heel verleidelijk om verder het bos in te gaan vandaag waren de prettig, pittige muzikale klanken die uit het bos kwamen. Er was waarschijnlijk een festival gaande waar wij niets van gehoord of gelezen hadden. Op onze tocht richting Nachtegaal hoorden we voornamelijk de klanken van een Reggae-band.
Bij de Nachtegaal gebruikten we wat. Ik nam een cappuccino mijn vriendin nam een koude chocomel waar ze even later alweer spijt van had omdat ze er een vreselijke dorst van had gekregen waardoor ze nog wat anders moest gaan drinken. Dat werd dan een cassis. We hebben daar ongeveer een half uurtje gezeten. Toen betaalden we, ieder voor wat ie gedronken had en gingen toen weer op huis aan. Inmiddels was er een house-band aan het spelen op het ons onbekende festival.
‘Waar zal het festival zijn?’ vroeg mijn vriendin.
‘Zullen we gaan kijken’ antwoordde ik.
‘Nee!’ antwoordde zij resoluut……’Of wil jij wel?’
‘Nee, ik hoef niet zo nodig.’
Ik was bang dat we dan te ver het bos in moesten lopen en dat dan de wandeling uiteindelijk te groot zou uitvallen voor onze oude beentjes en bovendien was ik er ook helemaal niet zo zeker van of die eikenprocessierupsjes nou echt wel zo uitgestorven waren als ze beweerden op het 8 uur journaal.
 Dus liepen we gewoon dezelfde route terug die we heen gekomen waren en moesten we ook weer lopen over het met afstand slechtste trottoir van Rotterdam, de Cornelis Bloemaertsingel, waar de stoeptegels hotseknots, schots, scheef en hobbelig liggen. Je moet echt heel voorzichtig lopen om niet te vallen het lijkt haast wel ijsschotsenlopen je kan er alleen niet uitglijden maar voor de rest is het precies hetzelfde.

zaterdag 27 juli 2019

WANDELING


Voor het eerst na mijn laatste valpartij heb ik weer eens een wandeling gemaakt. Een uurtje vond ik wel  genoeg. Het is een spannende aangelegenheid omdat ik loop op slecht onderhouden voetpaden dat betekent goed uitkijken, anders ga ik weer onderuit. Wat precies de oorzaak van mijn laatste val is geweest,  weet ik niet want ik heb van de schrik niet omgekeken of er tegels of stenen niet goed lagen.
Nu zijn er mensen, die mij willen doen geloven dat ik zo vaak val omdat ik misschien wel een hartritmestoornis heb en dat ik daarvoor naar de dokter moet, omdat ik anders een grote kans maak op een tia en dan zou ik wel eens heel  rare bewegingen met mijn armen  benen kunnen gaan maken. Maar val ik nou zo veel? Wat is eigenlijk veel? Ruim 4 jaar geleden ben ik over een bobbel  asfalt gevallen en brak ik mijn schouder. Een jaar geleden viel ik duidelijk over een straatsteen zonder noemenswaardig letsel en een halfjaar geleden viel ik bijna over een trottoirtegel: ik moest een paar rare hinkstapsprongen maken om overeind te blijven…. en dan die laatste val. Is vier keer vallen in vier jaar waarvan twee keer duidelijk over straatstenen en een keer over asfalt dan veel? Ik vind van niet. Zeker geen reden om bij mijn huisarts om een verwijsbriefje te gaan vragen voor een hartritmestoornisspecialist.
Ik wandel niet snel; het lijkt wel of mijn benen tegen gehouden worden. Dat kijken in een hoek van 45% naar de straatstenen schiet ook niet erg op. Dat is om fout liggende straatstenen te ontdekken. Het is ook bijna niet om te doen. Er is altijd wel wat anders wat je aandacht afleidt van de straatstenen. Nu zijn het weer 13 ganzen (ja, ik heb ze nog geteld ook) dan is het weer een piepend waterhoentje verscholen in het riet, maar ik moest en zou hem zien. Dan is het weer een klein dik echtpaar met een grote dikke hond; ik wou eerst niet naar ze kijken maar ze zeiden in   koor ‘Goedemiddag’ dus kon ik niet anders doen dan ‘Goedemiddag’ terug zeggen en vriendelijk naar ze knikken. Maar ondanks deze afleidingen ben ik godzijdank niet gevallen.
Erg irritant gedurende deze wandeling was de ontzaggelijke hoeveelheid ganzenpoep op de paden. Ik heb er misschien al eens eerder mijn beklag over gedaan maar het wordt desondanks niet minder…..eerder meer. Ze zijn met honderden, de ganzen, langs het wandelpad dat ik loop. Ze eten vele meters grassprieten en lopen vervolgens naar een dichtstbijzijnd trottoir om zich weer leeg te schijten en vervolgens moet ik me met mijn schoenen in allerlei bocht wringen om die kak van hun onder mijn schoenzolen vandaan te houden.. Ik heb wel eens geprobeerd om er iets van te zeggen tegen die die schijterds maar dan laten ze zien dat ze om de donder niet bang voor je zijn: ze  lopen blazend op je af en dreigen je in je kuiten te bijten.
Met hondenpoep is het nou aardig geregeld. Het baasje moet de poep in een zakje meenemen. Zoiets zou nou ook eens geregeld moeten worden voor ganzen: iemand die hun stront in zakken schept, als taakstraf bijvoorbeeld.

donderdag 25 juli 2019

VAKANTIE


Ik was 13 toen ik mijn eerste grote treinreis maakte. Helemaal alleen zonder vader, moeder, tantes broers of  zussen. De reis ging van Rotterdam naar Deventer. Voordat ik vertrok werd me wel honderd keer  gezegd dat de treinreis vreemd zou verlopen: de trein zou in Apeldoorn niet doorrijden maar schijnbaar ……. terugrijden. Natuurlijk ben ik achteraf wel blij dat me dat zo vaak gezegd is want anders was ik me wel een hoedje geschrokken en had ik misschien het idee gekregen in de verkeerde  trein te zitten. Om mij heen waren er wel kinderen die zich druk maakten om de vermeende verkeerde beweging van de trein:
‘Mama, papa, de trein gaat de verkeerde kant op, dadelijk komen we misschien niet in Deventer aan.’  Maar aan de geruststellende glimlach van zowel de vader als de moeder zag ik dat ze wel wisten dat ze in de goede trein zaten. Ik wist het natuurlijk al lang. Om 10.13 uur kwam ik aan in Deventer. Daar stond een tot op dat moment voor mij nog onbekende oom op mij te wachten: Oom Ton. Oom Ton was een boer die woonde in een klein dorpje in de buurt van Deventer en hij kwam me ophalen met zijn motor. Het was zeker wel 10 kilometer van het station Deventer. Ik verheugde me zeer op 10 kilometer achterop de motor te zitten bij Oom Ton. Het was bovendien lekker weer, ik had een korte broek aan. Het was een mooie  zonnige dag. Op de motor waren we al heel snel aangeland bij de boerderij van Oom Ton en Tante Wies, die getrouwd was met Oom Ton en heel hard praatte en ook heel hard lachte….waarschijnlijk was ze het gewend om ook zo luid tegen de dieren op de boerderij te praten. Maar ze was verder heel aardig.
Ik mocht naar die boerderij omdat mijn ouders arme mensen waren, ze een groot gezin hadden en  er niet voor konden zorgen dat ik op vakantie kon gaan. Ik ging namelijk drie weken bij Oom Ton en Tante Wies op vakantie oftewel logeren. De maatschappelijk werkster in Rotterdam vond mij mager en er zo bleek uit zien en ook zo droevig kijken dat ze moeite voor mij is gaan doen bij de kerk om mij ergens onder dak te krijgen om wat gezondheid op te doen. Nu wilde het geval dat een andere tante van mij, Tante Pop een man had, Oom Hans, die in de oorlog geadopteerd was door boer Hoofdman, die toevallig ook de vader is van Oom Ton en zo, via het maatschappelijk werk, de kerk, Oom Hans , oom Ton en mijn droevige blik ben ik uiteindelijk terecht gekomen in Nieuwe Heeten, zo heet dat dorpje bij Deventer. IK heb daar aardige dieren leren kennen, varkens, koeien, stieren, kippen, honden en katten en behalve de hond waren ze allemaal even aardig. Van de katten hadden ze er blijkbaar genoeg want  toen er 6 nieuwe katjes geboren waren gooide oom Ton ze alle zes dood tegen een muur.
 Ik heb ook nog geholpen met het binnenhalen van een oogst, ik deed dat voor niks want ze waren al zo goed om mij voor niks te laten logeren bij hun. Het eten was wel heel erg onsmakelijk. Ze aten bijna elke dag kruutmoes, een soort karnemelksepap met kluifvlees. Gatver! En ik moest het allemaal opeten want ik moest aansterken.
Na drie weken kwam mijn vader me ophalen. Daar was  denk ik dan net voldoende geld voor.
‘Je ziet er goed uit, jongen,’ zei mijn vader nog.

woensdag 24 juli 2019

WARM


Op deze warme dag herinner ik me zo af en toe iets van vroeger, toen het ook zo warm was, weliswaar niet zo warm als nu, op 24 juli 2019, maar toch warm. Mijn moeder had een ijstaart besteld voor een dag dat het 26 graden zou worden ... Een zondag was dat ... De ijstaart was voor na de andijvie met draadjesvlees We hadden thuis nog geen koelkast. Ik heb het  nu over de jaren vijftig, ik was 8 jaar, mijn zusjes 6, 5 en 1.Nou ja, je kan wel raaien wat er met die ijstaart, zonder ijskast gebeurde. Mijn moeder dacht slim te zijn en zette de taart in de schaduw op het balkon. Daar moest ie twee uur staan het werd uiteindelijk een grote gesmolten melkplas met aardbeien, die we daar aantroffen toen de andijvie met draadjesvlees op was.
Als het boven de 25 graden was maar nog geen 30, werd mijn vader, die van kinds af aan hoge temperaturen gewend was, hij was immers in Nederlands Indië geboren, ook actief. Normaal nam hij me alleen mee naar voetbalwedstrijden van Sparta maar met die hitte, nam hij me dan mee naar een haventje om in te zwemmen. We waren dan altijd alleen met zijn tweeën en we doken in het water en gooiden een  balletje naar elkaar. Eén keer gebeurde het dat er een politieauto stopte. De agenten wenkten mijn vader dat hij naar hun toe moest komen. Die agenten vertrouwden het kennelijk niet, want later moest ik zelf ook bij politieagenten  komen en toen vroegen die agenten (en ze wezen naar mijn vader) wie die man was en toen ik eenmaal gezegd had dat die man mijn vader was, vonden ze het allemaal goed, die agenten, en mochten mijn vader en ik weer gaan zwemmen.
Een heel nare herinnering was de dag dat ik (9 jaar) met mijn twee zusjes (7 en 6 jaar) naar het Kralingse Strandbadje ging.  Het was heerlijk weer zeker wel 25 graden en we hadden alles in badtassen bij ons: appels, boterhammen, handdoeken, anti-zonnecrême  een groot kleed, een bal, badmintonrackets en geld voor de tram en voor ijs. Het werd een verrukkelijke dag ...wat hebben we gespeeld en gezwommen in het Kralingse Strandbadje! Het was echt genieten!
Toen het tijd werd om naar huis te gaan propten we alle spullen weer in de badtassen en gingen op weg naar de tram. In de tram bleek dat ik het geld voor de tram niet meer had….alle zakken van mijn broek had ik doorzocht maar nergens was het geld te vinden. Ik vertelde mijn verhaal tegen de tramconducteur maar die was onverbiddelijk: geen geld geen tramritje. Dat betekende dat we van het Kralingse Bos naar Spangen moesten gaan lopen. Zeker wel drie uur want we waren alle drie nog kleine kinderen en met onze kleine beentjes was het zeker wel drie uur lopen.
Onze moeder was heel ongerust; we kwamen pas om 7 uur thuis. Ver na etenstijd. Normaal aten we om half zes. Het allerergste van dit verhaal: ik had het tramgeld gewoon bij mij. Het zat gewoon in mijn bloesje en het viel uit het zakje toen ik het bloesje uittrok en op mijn bed gooide.
Wat waren mijn zusjes boos op mij! Ik schaamde me dood.