vrijdag 31 juli 2015

SCHOOL

Ik weet van sommige dingen nog goed hoe ze vroeger op school gingen. Héél gevoelig was ik voor aardige, vriendelijke meesters en maar dus ook voor strenge klootzakken. Aan mijn rapporten is af te lezen wat voor soort figuur er voor de klas stond.
Bij de soepelen had ik een rapport met negens en tienen …  sommige meesters schreven dan op mij rapport: ‘Binnenkort kom ik cijfers te kort’. In de jaren met de klootzakken-meesters haalde ik voornamelijk zesjes en zeventjes, wat me natuurlijk nooit complimentjes opleverde. Het waren voor mij stressvolle jaren.

Ik was nooit zo’n haantje de voorste in de klas. Ik luisterde meestal keurig en deed mijn best.  Uit mezelf had ik niet de neiging om alleen of samen met anderen de les verstieren. Ik lette gewoon braaf op. Wilde gewoon graag goeie cijfers halen. De meeste vakken gingen me goed af. Daar was ik blij om.
Maar veel zwaarder woog bij mij altijd, dat ik in sommige vakken niet zo goed was. Daar kon ik in mijn bed over liggen piekeren. Ik kon namelijk niet zo goed tekenen, gymnastieken en schoonschrijven. Voor die drie vakken had ik meestal een vijf of een zes min. Terwijl ik voor die andere vakken negens en tienen haalde. Ook al telden die drie vakken in de totale beoordeling niet zo zwaar  mee … het feit dat ze onvoldoende waren zat me danig dwars.
Na schooltijd heb ik nog heel wat geoefend om mooi te leren schrijven en beter te leren tekenen maar het verbeterde niet. Ook gymnastiek bleef zwak ondanks mijn geoefen met koppetje duikelen, een kaars maken of in de speeltuin aan de ringen zwaaien of een vogelnestje maken. Het lukte me alsmaar niet zo goed … ik was en bleef gewoon een stijve hark.
Sporten daarentegen ging uitstekend. In de gymles deden we wel eens ‘apenkooi’ of blokjesvoetbal  … daarbij behoorde ik tot de besten maar dat werd blijkbaar niet gewaardeerd. Ik voetbalde op het schoolplein altijd fanatiek en ook wel goed. Niet voor niets zat ik bij het voetbalelftal van onze school dat in 1962 kampioen werd van Rotterdam. Ik was die onpasseerbare keeper van dat team. Het was in het laatste jaar van de lagere school jaar. Het jaar dat de meester  van die zesde klas: ‘Broeder Bernardinus’ me inpeperde dat ik te lelijk zou zijn om in de buurt van mooie meisjes te komen.

Aan het einde van dat schooljaar deed ik toelatingsexamen voor de hbs of het gymnasium. De vakken waarop ik geëxamineerd werd, waren Nederlands, Rekenen, Aardrijkskunde en Geschiedenis. Ik slaagde vrij makkelijk en mocht op de hbs komen.
Wat ik me van dat eerste hbs-jaar op het Sint Franciscus College herinner  is  vooral dat ik me een eenling voelde. Ik was de enige van mijn lagere school, die was toegelaten op het Franciscus.  Met de andere leerlingen in mijn klas had ik nauwelijks contact
De leraren waren aardig noch onaardig. Afstandelijk voornamelijk. Er was nauwelijks een band. Alleen met de gymnastiekleraar en met de leraar Engels had ik wat.
Ik vond het wel grappig dat mijn moeder op haar gymnastiekvereniging in Schiedam ook les had gehad van onze leraar Lichamelijke Oefening, meneer Schaeffer. Die vond dat blijkbaar ook leuk. want hij heeft me vaak gevraagd om de groeten aan mijn moeder te doen. Ze bloosde meestal als ik haar die groeten ook werkelijk overbracht.
De leraar Engels, meneer Vermeulen,  vond ik zielig. Er was nooit orde in zijn les. Behalve ik, was er niemand die oplette. Meneer Vermeulen kon echt geen orde houden. Hij probeerde het wel door dingen te zeggen als : ‘stoppen nou jongens’ (het was een jongensschool) of: ‘nu moeten jullie stil zijn hoor’ …. ‘is het nu eindelijk eens afgelopen met dat gedonderjaag’ en zo gingen hij en wij maar door. Regelmatig, wanneer hij met zijn rug naar de klas stond, werden met speeksel nat gemaakte proppen papier tegen het bord aangegooid, rakelings langs meneer Vermeulen zijn hoofd. Hij deed meestal net alsof hij daar niks van merkte.

Van de Engelse taal heb ik in dat eerste hbs-jaar dus helaas niet veel geleerd.  

Ik was toen jammergenoeg niet moedig genoeg om meneer Vermeulen te steunen … maar of dat veel zou hebben uitgemaakt betwijfel ik.

donderdag 30 juli 2015

ZONEN

Geruïneerde levens.

Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. Waarom weet ik niet precies. Misschien omdat ik even niks om handen heb. Ik had eigenlijk nu de krant willen lezen maar mijn ogen weigeren … mijn oogleden vallen om de haverklap dicht. Heb toen een uurtje mijn ogen dicht gedaan maar echt geslapen heb ik niet. Mijn ogen zijn daarna wel wat minder moe maar in de krant lezen heb ik geen zin meer.
Ik zou een stukje kunnen schrijven maar ik ben totaal inspiratieloos ... dan moet ik opeens aan mijn zonen Freek en Ralf denken. Aan de spelletjes die we deden: pim-pam-pet, dammen,  scrabble, barricade, pesten, eenentwintigen of niet te vergeten het bij ons bijzonder populaire tafelvoetbalspel. Ik won vrijwel altijd alle spelletjes. Soms liet ik ze wel eens winnen maar niet al te vaak. Later toen ze tieners waren was Freek altijd met alle spelletjes de beste. Freek is de oudste, ze schelen twee jaar.

Freek en ik waren heel veel uurtjes per week bezig met voetballen. Hij speelde bij speelde bij Sparta waar hij drie keer in de week moest trainen. Eén keer per week had hij op zaterdag een wedstrijd. Ik ging, toen hij nog klein was, vrijwel altijd met hem mee. Ook met buurtgenootjes voetbalde Freek vaak in de voetbalkooi en ik deed dan ook soms mee. Ik kon het gewoon niet laten.

Ralf was weer beter in andere dingen dan spelletjes en voetballen. Creatieve dingen vooral, zoals muziek, tekenen en dansen. Zoals ík veel met Freek optrok, zo trok hun moeder Carole veel met Ralf op. Carole ging altijd met Ralf naar gitaarles, dansles, zwemles.
Thuis zongen en musiceerden Ralf en zijn moeder ook vaak samen. Ralf speelt dan gitaar. Zijn moeder piano. Ze hebben er echt lol in. Als het eens een keertje niet zo wil lukken dan zijn de godvers niet van de lucht van de kant van Ralf. Hij is een echte driftkikker. Carole heeft zo heel wat uurtjes geïnvesteerd in Ralf.

Vooral in de jonge jaren was er sprake van een soort tweedeling in de begeleiding van  onze jongens. Carole hield zich hoofdzakelijk bezig met Ralf en ik met Freek. De aantrekkingskracht tussen Carole en Ralf is in latere jaren even hecht gebleven. Freek is zich meer dan in zijn vroege jeugd op Carole gaan richten.

Onwillekeurig moet ik, wanneer ik over onze zonen schrijf denken aan twee uitspraken die Carole gedaan heeft gedurende de laatste drie maanden, in het heetst van de ‘doodsstrijd’ van ons huwelijk.
Ten eerste zou ik, volgens haar,  alléén een goede vader geweest zijn in de periode dat de kinderen nog klein waren. Misschien doet deze uitspraak mij nog te veel pijn om hem  te willen en kunnen begrijpen.
Ik denk zelf dat ik er destijds als vader altijd was. Zowel toen de jongens klein waren als toen ze groot waren. Ik zal beslist niet altijd een goede vader geweest zijn maar zeker ook niet altijd een slechte.

Een andere voor mij bijzonder kwetsende uitspraak van Carole, was, dat ik drie levens geruïneerd zou hebben. Daarmee bedoelde ze dus: haar leven en dat van onze twee zonen. Ik vraag me af hoe ik het voor elkaar moet hebben gekregen deze levens te ruïneren. Mij bekruipt dan het gevoel dat ik zowel als partner van Carole als in mijn vaderrol een soort kampbeul geweest ben. Ik hoop niet dat Freek en Ralf daar ook zo over denken!

woensdag 29 juli 2015

DE CREMATIE

Wat een dag! Mijn broertje wordt gecremeerd. Straks om twaalf uur begint de plechtigheid.

Er zijn behoorlijk wat mensen uitgenodigd uit Rotterdam, Spijkenisse, Nieuwerkerk aan den IJssel, Westmaas, De Bilt, Heerlen, Nieuwerkerk aan den IJssel en verschillende mensen uit Goeree-Overflakkee.  Ik hoop echt dat iedereen komt. Van de een hoop ik dat, eerlijk gezegd, wat meer dan van de ander. Mijn broertjes, Kwik, Kwek en Kwak (Ron, John en Ed) bijvoorbeeld; ik hoop vooral dat zij  komen.

Er zijn flink wat suggesties voor muziekstukken tijdens de bijeenkomst aangedragen. Ik kan er maar drie kiezen.

Er is een heuse act bedacht.

Over een hapje en een drankje achteraf is heftig gediscussieerd met de crematoriumleiding: wordt het koffie en cake of wordt het iets te drinken met een hartig hapje … over jonge jenever en bier viel trouwens met die lui niet te discussiëren.

Normaal is het droefenis troef bij een crematie maar als een gestorvene zo lief, zo vriendelijk, zo leuk, zo vrolijk, zo lichtmoedig en zo aardig is, als Martin, dan is droefheid absoluut kansloos.
Ik ben zo blij met al die mensen die gekomen zijn. Vier komen er helemaal uit Limburg (kippenvel en tranen bij hen en niet alleen bij hen tijdens ‘Wie schön os Limburg ist’) …  ieder op zijn eigen wijze, zijn die Limburgers ontzettend goed voor Tinus geweest.
Heel wat begeleiders van Tinus uit Middelharnis zijn er. Met stralende ogen en bijna feestelijk gekleed. Ze hebben allemaal iets van verliefdheid op Tinus … heel even moeten ze allemaal tegelijk hard huilen toen ze het liedje ‘Hallo Wereld’ (van Kinderen voor Kinderen) hoorden, het liedje, dat Tinus zo vaak meebrulde.

Ik ben ook zó blij dat mijn broertjes Kwek (John) en  Kwak (Ed) er zijn.
Zeven van de negen Mastwijkers, die nu nog over zijn, ‘vierden’ de crematie mee. Manda kan er niet bij zijn. Zij is in Thailand, waar haar zoon morgen trouwt.
Ron (Kwik) is er helaas niet. Waarom niet? Geen idee.

Met het verhaal van Els Kleinjan, de pastoraal werker van Middelharnis, zijn de aanwezigen het duidelijk hartgrondig eens:  
‘Tinus is een lichtje in de duisternis,’ stelt ze, ‘een mooi, lichtmoedig mens, een voorbeeld voor ons allen.’ Een luchtige, religieuze noot.
In diezelfde trand zeg ik ook een paar woorden (*):  
‘…. was iedereen maar zo vrolijk, opgeruimd en sociaal als Tinus, dan zou het er een stuk leuker uitzien op deze wereld.’

Velen van ons krijgen het te kwaad bij het horen van de song ‘Qué sera’ van Doris Day. Onze moeder vertelde aan ons, haar kinderen, hoe gelukkig ze was als ze op de klanken van ‘Qué sera’, met Martin in haar armen, door de huiskamer zwaaide en zwierde …..

Mooi om te zien hoe vrijwel iedereen zijn kleurrijke tekst op het kistdeksel schrijft of er wat op tekent.

Overigens wel stom van me, dat ik van die fraai beschreven en versierde kistdeksel geen foto  heb gemaakt. Ik hoop dat een van de lezers van dit blog een mooie foto gemaakt heeft? Die zou ik dan graag toegestuurd krijgen!


(*) Heel het speechje is te lezen onder de titel 'Dood' in mijn blog van 23 juli jl.     www.stukkiejee.blogspot.com

dinsdag 28 juli 2015

VOOR DE CREMATIE

Of het aan mijn huidige pillencocktail ligt, aan het slechte weer of aan de dood van mijn broer, ik weet het niet maar ik sterf de laatste week van de koppijn en ik heb nergens energie voor, terwijl er juist zo’n hoop moet gebeuren.

Ik heb het allereerst maar eens voorgelegd aan mijn psychiater. Hij dacht dat het misschien zou helpen als ik een half slaappilletje per nacht minder zou slikken. Normaal neem ik twee hele. Dan ga ik het nu dus maar eens met anderhalve slaappil proberen. Het effect merk ik dan morgen wel … misschien ook al vannacht als ik wel of niet slaap op die mindere dosis.

Het weer is natuurlijk zwaar kloten en daar is iedereen in Nederland onderhand doodziek van. Het is in ieder geval geen weer waar je je lekker, opgewekt en fris in je hoofd van ga voelen. Integendeel.

De koppijn en die loomheid zal voornamelijk samenhangen met het overlijden van mijn broer. Het klinkt een beetje mysterieus en normaal houd ik helemaal niet zo van dat soort praatjes maar nu ik het zelf heb ervaren, ben ik toch een beet je om. 
Het was woensdagmiddag vijf uur en ik krijg me toch een hoofdpijn, een hoofdpijn zoals ik die nog nooit eerder had. Hij ging maar niet over. Kreeg ik die avond rond zeven uur een telefoontje dat mijn broer, Martin, om half zes was overleden … typisch toch … de hele woensdag voel ik me goed tot een uur of vijf, als mijn broer  bijna gaat overlijden … dan begint de pijn … de pijn, die eigenlijk nog duurt tot op dit moment.
Morgen is de crematie. Daar ga ik wat zeggen. Misschien dat het daarna ophoudt.  Misschien hebben die pillen en het weer er ook mee te maken maar Martins overlijden is zeer zeker de belangrijkste factor.

Mijn verhaaltje voor de plechtigheid van Martins crematie  heb ik al klaar. Had ik zaterdag al klaar. Daar heb ik geen zorgen over. Wel zorgen heb ik over de ‘kleursessie’: Martins witte kist mag namelijk vol getekend en geschreven worden met allerlei liefs, leuks en aardigs maar vooral kleurrijks. Nooit vertoond! Zal dat het lukken? Zullen de bezoekers het aandurven?

Hoe zal de hereniging zijn met de ‘verloren broers’ Ed, Ron en John. Zal er Überhaupt sprake zijn van een hereniging? Elf jaar terug bij mijn moeders begrafenis  en vijf jaar geleden bij het overlijden van mijn vader, waren we voor het laatst allemaal bij elkaar. De ontmoetingen zijn steeds allerhartelijkst maar ze krijgen helaas nooit een hartelijk vervolg.
‘Tot de volgende begrafenis,’ zeiden we de laatste keer met ‘big smiles’.  Het zal mij benieuwen of ze er zijn morgen. Van alle broers en zussen kennen zij Martin eigenlijk het minst. Ik heb John wel eens horen zeggen:
‘’Met die Martin, daar heb ik nou helemaal niks mee.’ Die andere twee, Ron en Ed dus, hoor ik zoiets niet zeggen, maar ze stralen dat wel uit. Dus: ik hóóp wèl dat ze komen maar ik verwàcht het niet.

Van het negental broers en zussen van Martin zullen alleen, de zussen Lidy en  Anneke en de broers Herman, Marco en ik, aanwezig zijn. Vijf van de negen. Zus Manda zou er absoluut bij zijn geweest, ware het niet, dat ze in Thailand zit voor het trouwen van haar zoon. Aanstaande donderdag.

Het zal me flinke koppijn schelen, als degenen die morgen bij Martins crematie zijn, er met elkaar iets moois van maken.

maandag 27 juli 2015

PEDICURE

Pas als ik verder helemaal ben aangekleed, trek ik mijn kousen en schoenen aan. Dat is denk ik ook wel het meest praktisch.  Vòòr ik mijn sokken aantrek borstel  ik tegenwoordig mijn kalknagels met een oude tandenborstel nog even schoon met Vicks … ja, want volgens ‘mijn’ pedicure helpt dat uitstekend tegen  kalk- of schimmelnagels. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nu, na twee weken borstelen, al enige tekenen van herstel begin te zien. Dòòr de witbruine schimmelachtige aanslag op de nagels heen, wordt weer het enigszins lichtroze nagelkleurtje zichtbaar. Heel voorzichtig hoor. Ik sta nog niet te juichen ….  (Wel verdomd interessant allemaal, nietwaar?. Stoppen met lezen kan en mag altijd, hoor!)

Ik schrijf hierboven nu wel over ‘mijn’ pedicure maar ik ben in mijn hele leven pas één keer naar een pedicure geweest en gelijk noem ik haar ‘de mijne’.
Ik ga oorspronkelijk helemaal niet voor mijn kalknagels maar voor mijn kleine teentjes naar de pedicure. Dat heeft eigenlijk te maken met de Vierdaagse. Niet met die van dit jaar maar met de vierdaagse van 2014. Dat was mijn eerste en zal tevens mijn laatste Vierdaagse zijn ...want wàt heb ik dáár moeten afzien van de pijn aan mijn kleine teentjes.  Op de ballen van mijn voeten (is dit wel goed Nederlands?) en op de tenen tussen de kleine en de grote tenen kwamen wel blaren maar die lieten zich makkelijk wegprikken. Van die grote stoere schimmelnageltenen had ik toen totaal geen last.
Maar onder die kleine teentjes was eelt opgehoopt en onder dat eelt vormden zich blaren. Dat was domweg niet te behandelen en ik dacht wel eens, geheel ten einde raad. Een Vierdaagse-EHBO’er raadde me destijds al eens aan naar een pedicure te gaan om dat eelt onder die kleine teentjes aan te pakken.
Bijna een jaar later is het er dan eindelijk van gekomen. Ik heb zo làng gewacht om naar een pedicure te gaan, omdat ik er bij normaal gebruik van die tenen, niet zo’n last van heb. Alleen als ik meer dan twintig kilometer ga wandelen en zo’n tien kilometer hàrd ga lopen, krijg ik last ... en ná die pijnlijke eerste Vierdaagse heb ik eigenlijk alleen maar gefietst. Pas jongstleden juni kreeg ik toch weer wat wandel- en hardloopkriebels … en gelijk stonden die kleine etterbuilteentjes weer stijf van de pijn. 
Waarom ik óók niet naar zo’n pedicure ga heeft te maken met de kosten. Ik vind ze nogal aan de dure kant. Die vrouw waar ik dan naar toe ga, vraagt voor een uurtje vijlen en knippen, achtentwintig euro vijftig. Toch niet echt weinig?!
Ze heeft niet alleen maar gevijld; ze knipt ook in-kepinkjes in het eelt onder die teentjes, wat later behoorlijk pijnlijk wordt …  maar na zo’n twee weken lijkt het beter te gaan …dus eigenlijk net zoiets als met die kalknagels.
Over twee weken moet ik weer, wie weet helpt ze me van die chronische pijntjes af zodat ik eindelijk weer eens onbezorgd kan wandelen en joggen.

 Mij zal je dan niet meer horen over die  dure pedicure. 

zondag 26 juli 2015

TOILET

Het is zeven uur vijftien. Vroeg nog. Ik sliep vannacht denk ik om één uur. Toch een redelijke ruk. Voor mijn doen dan. Slapen lukt me nu toch niet meer, dus ik ga er maar uit. Met mijn duffe kop loop ik naar de w.c. voor mijn ochtendplas.

Ik bedenk me nou ineens dat ik al in geen tijden meer last heb gehad van een ODOL, zoals mijn vrienden en ik dat noemden. ODOL stond voor: Ontzettend Dikke Ochtend Lul. Die ODOl is heel stiekem uit mijn leven verdwenen. Denk nu niet gelijk dat ik helemaal geen erecties meer heb of zo, want die zijn er nog wel degelijk, hoewel minder krachtig en veelvuldig als in de voorgaande jaren. Maar hoe kwam ik daar nou op? Oja, ik ging plassen.
Onderweg zie ik een enorme stapel prei op het aanrecht liggen. Er moet vandaag preiproll, zeg maar gewoon preisoep, gemaakt worden.
Maar eerst even plassen.

Ik pies zittend en al zittend prijs ik me gelukkig dat ik überhaupt weer gebruik kan maken van deze toilet. Deze pot is namelijk bijna twee dagen overvol geweest en dat is heel zwaar afzien. Hij was verstopt en ik kon er echt niks meer bij doen of hij liep over. Ik moest nogal eens piesen en poepen natuurlijk gedurende die anderhalve dag. Buren ken ik hier nog niet en om nou steeds naar kroegen in de buurt te lopen is ook zo wat. Dus wat doe ik: ik doe mijn behoeften in de wastafel. Plassen is geen probleem maar poepen valt beslist niet mee. Want zo’n wastafel is nogal hoog dus ik moet hoog op mijn tenen gaan staan om mijn kont boven de wastafel te krijgen, waarna het persen kan beginnen. De ene keer gaat het goed, de andere keer minder. Er valt bijvoorbeeld een keer een klodder tussen mijn billen uit op mijn onderbroek. Daar leer ik van dus trek ik mijn broek uit voor het poepen. Dan vallen de laatste restjes op de douchevloer, daar zijn ze gemakkelijker op te ruimen. Om mijn kont af te vegen gebruik ik steeds een nat gemaakt handdoekje, dat ik na elke poepsessie weer grondig uitspoel en te drogen hang.
Een werkelijk hels karwei vind ik het om mijn ontlasting door het kleine afvoergaatje van de wastafel te duwen, te masseren. Met warm water gaat dat wel makkelijker maar die stank …….  Pas helemaal schoon is de wastafel na een flinke boenbeurt met wc-eend.

Wat een opluchting als zaterdagavond de man van het Rioleringsbedrijf Van der Velden aan de Woelwijkstraat aanbelt om de wc te door te spuiten. Het is een opgewekte jongenman, een fris gezicht, leuke krullenkop. Zijn overall is verbazingwekkend schoon. Lachend loopt hij op mijn toilet af. Observeert hem heel even en zegt dan:
‘Zit er misschien een wc-blokje in?’ En ja hoor nú pas en meteen nadat hij het gezegd heeft, realiseer ik het me: er zat een wc-blokje aan de rand van de wc-pot en dat is nu weg! Dat is de boosdoener. De  man blaast de wc met een compressor door  waar door de wc inderdaad  snel doorloopt. Hij vindt het fijn dat ik intussen een emmertje water voor hem getapt heb om de toilet nog eens lekker fris door te spoelen. Het water in de pot is nu helemaal helder. De gore, bruine drab van de afgelopen dagen is weg. De vrolijke rioolwerker stopt zijn arm tot aan zijn ellenbogen in het wc gat en ‘arresteert’ het inmiddels zeeploze wc.-blokje. 
‘Als dit nog eens gebeurt moet u wel betalen, hoor,’ waarschuwt hij, ‘vandaag is het nog  gratis’ … en opgewekt vertrekt hij weer. Aan deze ‘fijne’ momentens dacht ik, al zittend en plassend op de wc pot.


Mijn handen ruiken nog steeds verdacht, merk ik. Nu dan eerst even grondig de handen wassen en een lekkere preisoep maken … dat doe ik voor Kawus, de vriend bij wie ik nu even in huis mag wonen … hij komt vandaag terug uit Iran … hij was daar vier weken … zal wel honger hebben na zo’n lange reis. Vanochtend om negen uur heb ik de soep al klaar. Kawus is inmiddels allang thuis … vanaf half één. Maar hij had nog geen honger … vooral slaap. Het is nu het is nu kwart over acht, hij slaapt nog steeds en de preiproll staat nog vrolijk te pruttelen. 

zaterdag 25 juli 2015

FIETS

Het is markt in Rotterdam. Altijd op dinsdag. Het vervelende daarvan is dat alle officiële toegestane fietsstallingsplekken, zoals fietsenrekken, fietsstandaards en fietsaanleunpalen dan bezet zijn. Zelfs tùssen de fietsstandaards is geen plek meer te bespeuren. Een enkele keer staat er wel eens een fiets niet dubbel op slot, dan zet ik hem soms gewoon stiekem ergens anders neer zet de mijne dubbel op slot op zijn plaats. Dat is natuurlijk wel gemeen spelen …. fietsers onder mekaar echt zijn vuil …..
In het centrum van Rotterdam zijn de officieel toegestane fietsstallingsplekken  schaars en schijnbaar opzettelijk heel erg onduidelijk aangegeven.

Er zijn nogal wat plekken waar fietsen niet gestald mogen worden: niet aan bomen, niet aan verkeersborden of lantarenpalen, niet aan bouwhekken of boombeschermingshekken of aan hekken om grasperken heen, niet aan smeedijzeren sierhekken of bushaltes, niet aan zitbankjes , niet aan stapels marktkramen of stapels terrasstoelen, niet  aan afvalbakken of vuilcontainers, niet aan toegangshekken van scholen, kerken of moskees, niet aan doelpalen van een Johan Cruyff Court of aan doodgewone doelpalen, niet aan nooduitgangen, niet aan klimrekken, niet aan aanlegsteigers kortom eigenlijk nergens aan dus, behalve aan een officiële fietsstalplek.

De rotterdamse regels worden streng gehandhaafd  Want: wanneer je je fiets niet op de juiste wijze stalt, wordt hij door meedogenloze stadswachten losgeknipt van de zelf creatief bedachte fietsstalplek. Vervolgens wordt de tweewieler meegenomen en getransporteerd naar een enorme loods met een ontelbaar aantal andere losgeknipte fietsen …  en nou komt het: daar, in die loods kan je voor vijftig euro, je  eigen meedogenloos losgeknipte fietsje,  weer terug kopen.

Op dinsdag moet ik toevallig ook altijd in het centrum zijn, in de bibliotheek. Dan geef ik Nederlandse les aan de Poolse Jolanthe. ’Nederlandse les’ is een ietwat zware term, voor wat ik met de boomlange Poolse vrouw (1.92m) doe: twee uurtjes Nederlands praten, over koetjes en kalfjes. De officiële term voor wat Jolanthe en ik samen doen is ‘Samenspraak’. Een project dat door het Rotterdamse Gilde wordt aangeboden aan buitenlandse mensen, die iets soepeler de Nederlandse taal willen leren spreken.
Deze 28-jarige  Jolanthe is een uitstekende leerling. Zij is pas zes jaar in Nederland en heeft zich al een behoorlijk vlotte Nederlandse babbel verworven. Dat komt waarschijnlijk door contact met haar sportvrienden. Zes jaar geleden gaf ze zich namelijk gelijk op als lid bij de Rotterdamse volleybalcub Libanon.  In Polen volleyde ze ook al. Behoorlijk succesvol bij Lotos Trefl Gdansk. De echte absolute top was voor haar niet weggelegd in Polen. Haar lengte is dan wel een enorm pluspunt voor haar als volleybalster maar in Polen waren er volop lange, en soms nog wel langere dames dan zij met ook nog eens een veel betere techniek.
Hier in Rotterdam is ze vrijwel wekelijks uitblinker bij Libanon. De clubleiding heeft daarom besloten om  haar tot spelverdeler van het team te promoveren en haar een profcontractje te geven voor het volgend seizoen. Dat is natuurlijk fantastisch voor haar want tot op heden moet ze in haar onderhoud voorzien door allerlei onzekere, slecht betaalde kutbaantjes bij het Kruidvat, bij de groenteveiling of als assistente bij een tandarts.

De ’Samenspraak’ van deze dinsdag was extra leuk geweest, zeker ook door dit goed nieuws van Jolanthe. Jammer alleen dat wanneer ze juist zo opgewekt de bibliotheek uit wandelen moeten constateren dat allebei hun fietsen niet meer om ‘hun’ verkeerspaaltje staan.  Hun AXA-kettingsloten liggen doorgeknipt op de grond. Naast dat paaltje.