De hele zondagochtend lees
ik voor het keukenraam de krant. Het wordt daar op een gegeven moment zo heet,
dat ik in de woonkamer, in de schaduw ga zitten. Het is vandaag geen weer om
binnen te blijven plakken. De omstandigheden lijken mij ideaal voor een
fietstochtje. Het is westenwind dus fiets ik naar het westen, want dan heb ik op
de heenweg de wind tegen en op de terugweg de wind lekker mee. Om mijn hoofd te
beschermen tegen de zon neem ik een petje mee. Ik begin dus een uurtje in
westelijke richting te fietsen en zie wel hoe ver ik kom.
Ik loop naar de berging,
waar mijn fiets staat en zie licht branden in de berging van buurvrouw Tilly.
Ze springt plotseling tevoorschijn uit haar berging met een supergrote heggenschaar
in de aanslag. Lachend zegt ze:
’Ja, altijd even
voorzichtig zijn hier, hè! Je weet maar nooit.’
‘Ja, inderdaad,’ zeg ik. Mijn
hart klopt in mijn keel.
Tilly heeft wel reden om
een beetje voorzichtig te zijn, want ze heeft een rare buurvrouw. We zien hier allebei
haar bergingdeur, die ze zowat tot gort heeft geslagen. Tilly heeft haar hier als
een waanzinnige bezig gezien met een klauwhamer. Ze heeft het hele middenstuk
van de deur eruit geslagen. Die dame is een drugsklantje en niet alleen van
haar heeft Tilly last, ook van haar junkbroer. Die komt midden in de nacht heibel staan maken en als
zijn zus niet snel genoeg reageert gooit hij haar ruiten in. Tilly zegt me dat
ze morgen naar de huisbaas gaat met foto’s van de tuin van haar buurvrouw. Die heeft
de laatste paar maanden haar afval in de achtertuin gedumpt in plaats van in de
vuilcontainer. Tilly vindt dat de huisbaas er snel iets aan moet doen. Die tuin
verspreidt een verstikkende stank, is onhygiënisch en trekt ongedierte aan.
Ik ben het helemaal met
haar eens en wens haar veel succes morgen.
Tijdens de eerste honderd
meter van mijn fietstocht, merk ik, dat ik de weersomstandigheden niet helemaal
juist heb ingeschat. Okee, het is zonnig, dat wel maar het windje, waar ik
vanmorgen achter glas geen last van had is venijnig koud en nog krachtig ook.
Mijn petje waait dan ook onmiddellijk van mijn hoofd en het blijft alleen op
mijn hoofd staan als ik het achterstevoren op mijn hoofd zet. Het vervelende
daarvan is dat dat petje niet mijn hele voorhoofd bedekt: er blijft een randje
van één centimeter boven mijn wenkbrauwen onbedekt. Dat is lastig, want ik heb
een soort zonneallergie op mijn voorhoofd en op die ene centimeter boven mijn
wenkbrauwen heeft de zon nu vrij spel. Het lukt me gelukkig wel om het petje
een centimeter naar beneden te sjorren maar binnen tien minuten is ie weer een
centimeter omhoog geschoven. Dit is geen leuke fietstocht. Tot in Maassluis voel
ik me niet op mijn gemak. De zon is me aan het beet nemen. Dat stukje voorhoofd
van één centimeter wordt steeds heter.
Maassluis is het keerpunt.
Ook voor het petje. Vanaf nu fiets ik terug naar Rotterdam-Noord. Met de wind
mee en zonder last van de zon. In drie kwartier ben ik weer thuis.
In de spiegel zie ik een stuk
verbrand voorhoofd van een streep. After sun smeren!