woensdag 12 januari 2022

WAT IS ER LOOS?

 Zo’n gele ambulance staat dubbel geparkeerd voor de deur, zie ik uit mijn keukenraam.  Zou het toch weer mis zijn met Gonnie? De laatste twee keer dat er een ambulance voorstaat, is er iets mis met haar: hartritmestoringen. Ze gaat gelijk, hup, op de brancard, naar het ziekenhuis. Tegen de nieuwsgierigen in de hal van de flat roept ze vanaf de brancard nog dat er met haar niks aan de hand is.  En inderdaad binnen anderhalf uur is ze al  weer terug; met een taxi. Ik denk nu weer gelijk aan Gonnie maar er wonen in deze flat nog meer mensen die voor een ambulance in aanmerking komen. In totaal wonen er hier zo’n driehonderd, waarvan veel zeventig plussers. De laatste paar weken zijn er al vier heen gegaan.

Ik ben wat aan het rommelen in de keuken. Afwassen, ontbijt klaarmaken, koffie zetten, medicijnen klaar zetten. Zo af en toe werp ik een blik uit het keukenraam of ik beweging zie rondom die ambulance … geen mensen te zien.

Wel zie ik Alberto aankomen. Met hem doe ik deze ochtend Samenspraak. Een uurtje samen Nederlands praten. Alberto is een Costaricaan. Normaal zien we elkaar in het buurthuis. Daar kunnen we nu niet terecht door de lockdown. Daarom komt hij bij mij thuis.

Met veel lawaai hoor ik nóg een ambulance aankomen; pal achter die eerste komt die tot stilstand. Twee ziekenbroeders halen gehaast spullen uit hun auto, wat precies, kan ik van vier hoog niet zo goed zien … het lijken wel zuurstofflessen. Ze lopen vrij snel naar binnen.  Wat zou er aan de hand zijn? Ik vind het een beetje stom om nu hard naar beneden te rennen en die ziekenbroeders te vragen voor wie ze komen.  

Het is een fraaie zonnige dag. Wat was de zonsopkomst deze morgen geweldig! Een prachtig mooie rode gloed met smalle langgerekte wolken.  O jee, dacht ik nog wel: ochtendrood water in de sloot. Maar dat valt mee; het is, nu ik dit schrijf al bijna vijf uur en er is nog geen druppel gevallen.

Van het mooie weer geniet ik. Ik ga met de metro naar Binnenhof en wandel van daar weer terug naar huis.  Die twee ambulances staan nog steeds voor de deur.  En ik weet niet wat er nu loos is. Er is ook geen buur te bekennen om wat aan te vragen.

De metro op station Prinsenland staat op het punt de deuren te sluiten; voor vertrek. Dan komt een groepje scholieren hysterisch lachend, gillend, schreeuwend aangerend. Allemaal donkere jongens. Het stel wil nog met deze metro mee.  Een van de groep blokkeert de deur. Tevergeefs probeert de conducteur enkele malen de deur te sluiten. Alle deuren moeten dicht zijn voordat de metro kan vertrekken. De groep rent nu niet meer.  In alle rust stappen de jongelui vrolijk in. Met een paar minuten oponthoud kan de metro verder. ‘Stelletje klootzakken! Zo mol je wel die metro, aso’s,’ denk ik maar ik ben te laf om het hardop te zeggen.

Als ik na de wandeling, weer bij mijn huis kom zijn de twee ambulances verdwenen. Maar daarvoor in de plaats staat nu een politieauto. Dat voorspelt niet veel goeds … een misdrijf? … een zelfmoord?...iemand alleen, dood gevonden in huis? … een burenruzie met gewonden?  Misschien hoor ik er vanavond of morgen meer over.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten