zaterdag 15 januari 2022

ONGEWENST

 Margreet en ik zijn in de onverwachte kou van deze lentenacht, bibberend op weg naar huis. We zijn de tijd vergeten op dat leuke feestje. Het is een heel eind lopen. De laatste bus hebben we gemist.  Zonder jas koelen we in onze bezwete kleren snel af. We houden elkaar stevig vast. In de buurt van het Centraal Station komt ons een stel tegemoet dat het spiegelbeeld kan zijn van Margreet en ik: hij gekleed in spijkerbroek en T-shirt; zij in een lange bloemetjesjurk. Hij met lang, donker krulhaar. Zij met lang, steil, blond haar met bloemetjes erin. Zij bibberen net zo van de kou als wij.                                                                                                                                                                                                                  Het stel vraagt ons de weg naar de jeugdherberg. Het maakt Margreet en mij niets uit dat het Duitsers zijn. Margreet en ik wisselen razendsnel een blik van verstandhouding: “de jeugdherberg is hier wel erg ver vandaan en ons huis hier heel dichtbij, dan kunnen ze toch net zo goed….”:   “Weet je wat, komen jullie maar ‘bei uns zu Hause schlafen.”

We hebben ruimte genoeg en zijn tenslotte zelf op onze liftvakanties in het buitenland ook vaak aan een slaapplek  geholpen. Het stel is dolblij. Wij ook, omdat we eens een keer iets terug kunnen doen.

   We drinken thuis, om warm te worden, een paar glazen wijn. Ze komen uit Frankfurt en zijn op weg naar Amsterdam. De vrouw is zwanger. Er is nog niets van te zien. Ze zijn allerminst gelukkig met die zwangerschap; ze zijn op weg naar een abortuskliniek in Amsterdam. Aborteren moet in die tijd nog in de illegaliteit gebeuren en is peperduur.

   We zijn door de wijn opgewarmd en slaperig gemaakt. Tegen onze gasten zeggen we dat we er om acht uur de volgende morgen uit moeten. Ze kunnen het ontbijt vinden in de keuken en verder moeten ze maar zien hoe laat ze willen vertrekken.

   Ze hebben ons huis keurig achtergelaten, is onze eerste indruk als wij ’s avonds uit ons werk komen. De  afwas gedaan, het bed netjes afgehaald; de dekens en lakens opgevouwen. Eigenlijk vinden we dat niet meer dan normaal.

   Ik wil later op de avond Pink Floyd opzetten maar ik zoek tevergeefs naar de elpee Ummagumma.

   “Aan wie heb jij Ummagumma uitgeleend?” vraag ik aan Margreet. 

   “Aan niemand.”

   “Verdomme, ‘A saucerfull of secrets’ is er ook al niet,”

Het dringt langzamerhand tot me door dat alles van  Pink Floyd en nog een aantal van onze favoriete elpees weg zijn. We kunnen aan het einde van de week de balans opmaken: behalve een flink aantal waardevolle spullen, hebben ze ook nog een kleine duizend gulden cash-geld gejat. We hebben in onze naïviteit gastvrij onderdak verleend aan een koppel Schweinhunde.

Het minst erge vind ik achteraf eigenlijk dat ze die ongewenste vrucht van mijn poen hebben laten afdrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten