Ik verheugde me meestal
wel op het speelkwartier. Ik dacht dan nooit aan die vieze lauwe schoolmelk,
die we moesten opdrinken, voordat we naar buiten mochten. Ik dacht aan alle
leuke spelletjes: voetballen op de eerste plaats natuurlijk. Aan andere
spelletjes deed ik ook graag. Tikkertje, oorlogje verklaren, landverovertje,
hinkepinken, tiktaktor, dieffie met verlos, ongelukstikkertje, niet te vergeten
schuilee, en knikkeren. Klas één tot en met drie had eerst speelkwartier dan
volgde klas vier tot en met zes. De basisschool in mijn tijd heette die lagere
school, de ‘groepen’ van nu waren ‘klassen’ en de eerste klas van toen, is
groep drie van nu, omdat de twee jaren kleuterschool ook als groepsleerjaren
meetellen.
Het was een gekrioel van
jewelste op dat schoolplein: twee- á
driehonderden jochies en allemaal in
groepjes in de weer met hun liefste bezigheid. Vreemd, dat gekrioel kan ik me
wel voor de geest halen maar wat ìk daar in die wirwar nou precies allemaal uitvoerde,
kan ik me niet meer herinneren. Zeker van het speelkwartier van klas een tot en
met drie herinner ik me echt he-le-maal niets meer.
Het is niet zo, dat ik me
van die periode helemáál niks meer kan herinneren. De leerstof en de
leerkrachten (meesters en broeders) herinner ik me nog goed. Ook sommige
klasgenootjes weet ik nog wel, maar het zijn er niet veel meer. Nu ik er zo
over nadenk herinner ik me vooral nog de jongens met wie ik eigenlijk mijn hele
lagere schooltijd ben omgegaan. Mijn vriendjes dus. Cees van Bladel en René
Reijnders, dat waren mijn beste vrienden. Niet dat we nooit ruzie hadden.
Ruzie hoort er nou eenmaal
bij, jammergenoeg. Cees had me eens, met een stel anderen, belachelijk zitten maken, toen we film hadden
in de klas. Mijn hoofd, dat een beetje de vorm van een rugbybal heeft, werd op
het projectiescherm vertienvoudigd; dit tot grote hilariteit van het groepje
rondom Cees. Woedend rende ik de klas uit, toen ik door had dat ik uitgelachen
werd, naar huis, waar mijn moeder mij troostte. Nog geen tien minuten later
werd er aan de huisdeur gebeld. Cees en René kwamen zeggen, dat ze er spijt van
hadden en vroegen of ik weer mee ging naar school. Ik ging natuurlijk mee, want
ze hadden spijt … zeiden ze … maar het was wel mooi gebeurd en zoiets vergeet
je niet gauw. Ik weet het nou nog precies … en het doet nog steeds een beetje
pijn. Zoets verwacht je niet, zeker niet van je vrienden.
René en Cees waren vooral
voetbalvrienden. Alleen van de laatste twee jaren van de lagere school zie ik mezelf met hen voetballen. Ik weet zeker dat
we voor die tijd ook met elkaar gevoetbald hebben maar ik zie dat niet meer zo
goed voor me.
Ik vond voetballen dan wel
heel erg leuk maar eerlijk gezegd: erg goed was ik er niet in. Daarom werd mij
nogal eens gevraagd of ik keeper wilde zijn. Dat vond ik ook best leuk om te
doen. Niet alleen op gras maar ook op het harde schoolplein durfde ik te duiken.
Ik hoorde iedereen zeggen dat ik een goede keeper was.
René heeft toen ook gevraagd
of ik lid wilde worden van zijn voetbalclub Aeolus. Dat wilde ik wel. Werd ik
van schoolpleinkeeper zomaar de heuse keeper van Aeolus C3, het elftal van mijn
vriend René, die héél goed kon voetballen en … C3 werd in mijn allereerste jaar
nog kampioen ook!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten