Er fietst al een minuut of
vijf een vrouw voor me. Van achteren ziet ze er leuk uit. Onder haar kleine, bruin
geruite herenhoedje wapperen fraaie, lange, blonde en bruine haren. Ze draagt een kort wit getailleerd jasje en
daaronder, een lange zwarte rok, die steeds, net niet, gegrepen wordt door de
spaken van haar fiets. Ze heeft een stevig rijwiel. Het frame bestaat uit
dikken buizen. Ze zit een beetje vreemd op haar fiets. Haar zadel zit eigenlijk
veel te laag en haar stuur te hoog. Ze fietst alsof ze op een Harley Davidson aan
het toeren is.
Maar goed, ze komt vooruit
èn ze blijft me nog voor ook. Ze kiest de rustige weggetjes in het Oude Noorden
… mijdt de drukke Zwartjan- en Noordmolenstraat.
We gaan precies even hard,
want de afstand tussen ons blijft gelijk. Bij de Jacob Catsstraat komt van
rechts een autootje aansjezen. Omdat ze hard moet remmen sta ik ineens naast
haar. We kijken elkaar aan en lachen voorzichtig.
Een grappig rond gezichtje, bolle wangen, vrolijke bruine ogen en een brilletje
met kleine ronde glazen.
Ze mompelt wat onverstaanbaars
… kijkt dan weer voor zich uit en fietst verder.
‘Dat heb je nog maar net
overleefd, hè?’ zeg ik, terwijl ik haar
rechts inhaal.
‘Jij hebt gezien?’, vraagt
ze.
O, ze is buitenlands. Duidelijk. Spaans zo te
horen. Ik houd wat in, zodat we naast elkaar komen te fietsen.
‘Ja, die gek reed veel te
hard’
‘Ja, hele jonge stomme
Marokkaan,’ zegt ze. Nou weet ik het zeker ze is Spaans; ze drukt haar tong
steeds iets te hard tegen de binnenkant
van haar bovenste voortanden.
‘Jij niet haast hebben?’
We fietsen nog steeds naast elkaar. Ik ben in mijn korte broek.
‘Nee, het is lekker weer;
ik doe het lekker rustig aan. Even een paar boodschappen doen bij Bas van der H
…. Neen bij Dirk van Broek op de Bergweg’
‘O.’ lacht ze,’ ik ook en
eh, waar ik geboren, is altijd lekker weer bijna.’
‘Ben je dan Turks, soms,’ raad
ik expres fout.
‘Turks?! Ik? Nee! Waarom
jij denken dat?’
‘Ik dacht, ze heeft van
die mooie donkere wenkbrauwen. Ze komt vast uit Turkije.’
‘Neen, ik ben van Argentina,
ik al 20 jaar woon hier.’ Ze is denk ik
een jaar of veertig … en daarvan twintig jaar in Nederland … dan had haar
Nederlands wel een ietsiepietsie beter kenne wezen, dacht ik bij mijn eiger.
‘Ga je echt naar Dirk van
der Broek?’, vraag ik ongelovig.
‘Hmhm,’ knikt ze.
Het is vrijdag, vroeg in
de middag. Ze is zeer doortastend:
‘Jij niet werken?’
Ik vertel haar dat ik niet
meer werk omdat in gepensioneerd ben. Ik ben 65 jaar. Helaas reageert ze niet
met ‘zo ben je al 65 jaar, dat zou je niet zeggen’. Ze wil ook nog weten
wat voor werk ik gedaan heb en of ik getrouwd ben. Ik zeg haar dat ik nog maar kort geleden
gescheiden ben. Ze vindt het raar dat ik mijn trouwring nog draag.
We staan inmiddels voor de
supermarkt, stallen onze fietsen en zetten ze op slot. Ze stelt zich aan me
voor als Reina.
‘Ik heb die ring nog om
omdat ik nog steeds veel van mijn ex houd?’ is mijn reactie op haar bevreemding.
‘Ik ben ook nog steeds heel verdrietig over de scheiding, Reina.’
Haar is, ook kort geleden,
iets dergelijks overkomen, zei ze vaag ...
voor uitgebreide verhalen is nu geen tijd … later misschien … daarom wisselen
we telefoonnummers uit om wat af te
spreken … een wandeling, een fietstocht of Nederlandse les …
Dat laatste vindt ze niet
zo leuk plan. Ze denkt echt dat ze goed Nederlands spreekt. Desalniettemin belt
Reina me die zelfde vrijdagavond nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten