zondag 2 augustus 2015

DONKERE WENKBRAUWEN

Er fietst al een minuut of vijf een vrouw voor me. Van achteren ziet ze er leuk uit. Onder haar kleine, bruin geruite herenhoedje wapperen fraaie, lange, blonde en bruine haren.  Ze draagt een kort wit getailleerd jasje en daaronder, een lange zwarte rok, die steeds, net niet, gegrepen wordt door de spaken van haar fiets. Ze heeft een stevig rijwiel. Het frame bestaat uit dikken buizen. Ze zit een beetje vreemd op haar fiets. Haar zadel zit eigenlijk veel te laag en haar stuur te hoog. Ze fietst alsof ze op een Harley Davidson aan het toeren is.
Maar goed, ze komt vooruit èn ze blijft me nog voor ook. Ze kiest de rustige weggetjes in het Oude Noorden … mijdt de drukke Zwartjan- en Noordmolenstraat. 
We gaan precies even hard, want de afstand tussen ons blijft gelijk. Bij de Jacob Catsstraat komt van rechts een autootje aansjezen. Omdat ze hard moet remmen sta ik ineens naast haar.  We kijken elkaar aan en lachen voorzichtig. Een grappig rond gezichtje, bolle wangen, vrolijke bruine ogen en een brilletje met kleine ronde glazen.
Ze mompelt wat onverstaanbaars … kijkt dan weer voor zich uit en fietst verder.
‘Dat heb je nog maar net overleefd, hè?’ zeg ik,  terwijl ik haar rechts inhaal.
‘Jij hebt gezien?’, vraagt ze.
 O, ze is buitenlands. Duidelijk. Spaans zo te horen. Ik houd wat in, zodat we naast elkaar komen te fietsen.
‘Ja, die gek reed veel te hard’
‘Ja, hele jonge stomme Marokkaan,’ zegt ze. Nou weet ik het zeker ze is Spaans; ze drukt haar tong steeds  iets te hard tegen de binnenkant van haar bovenste voortanden.
‘Jij niet haast hebben?’ We fietsen nog steeds naast elkaar. Ik ben in mijn korte broek.
‘Nee, het is lekker weer; ik doe het lekker rustig aan. Even een paar boodschappen doen bij Bas van der H …. Neen bij Dirk van Broek op de Bergweg’
‘O.’ lacht ze,’ ik ook en eh, waar ik geboren, is altijd lekker weer bijna.’
‘Ben je dan Turks, soms,’ raad ik expres fout.
‘Turks?! Ik? Nee! Waarom jij denken dat?’
‘Ik dacht, ze heeft van die mooie donkere wenkbrauwen. Ze komt vast uit Turkije.’
‘Neen, ik ben van Argentina, ik al 20 jaar woon hier.’  Ze is denk ik een jaar of veertig … en daarvan twintig jaar in Nederland … dan had haar Nederlands wel een ietsiepietsie beter kenne wezen,  dacht ik bij mijn eiger.
‘Ga je echt naar Dirk van der Broek?’, vraag ik ongelovig.
‘Hmhm,’ knikt ze.
Het is vrijdag, vroeg in de middag. Ze is zeer doortastend:
‘Jij niet werken?’
Ik vertel haar dat ik niet meer werk omdat in gepensioneerd ben. Ik ben 65 jaar. Helaas reageert ze niet met ‘zo ben je al 65 jaar, dat zou je niet zeggen’. Ze wil ook nog weten wat voor werk ik gedaan heb en of ik getrouwd ben.  Ik zeg haar dat ik nog maar kort geleden gescheiden ben. Ze vindt het raar dat ik mijn trouwring nog draag.
We staan inmiddels voor de supermarkt, stallen onze fietsen en zetten ze op slot. Ze stelt zich aan me voor als Reina.
‘Ik heb die ring nog om omdat ik nog steeds veel van mijn ex houd?’ is mijn reactie op haar bevreemding. ‘Ik ben ook nog steeds heel verdrietig over de scheiding, Reina.’
Haar is, ook kort geleden, iets dergelijks overkomen, zei ze  vaag ... voor uitgebreide verhalen is nu geen tijd … later misschien … daarom wisselen we telefoonnummers uit om  wat af te spreken … een wandeling, een fietstocht of Nederlandse les …

Dat laatste vindt ze niet zo leuk plan. Ze denkt echt dat ze goed Nederlands spreekt. Desalniettemin belt Reina me die zelfde vrijdagavond nog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten