woensdag 20 maart 2024

BLIJF VAN MIJN LIJF.

Ik heb nooit begrepen waarom mijn zus besloot haar leven met hem te delen. Hij was een botterik eerste klas. Nooit eens een vriendelijk woordje. Iets wat mijn lieve zus Frieda zo nodig had. Op werkdagen ging hij na zijn werk eerst naar huis om te eten. Daarna kwam hij, nog in zijn werkkloffie bij ons thuis tv kijken. Bij ons thuis werd trouwens nooit veel anders gedaan dan tv kijken.


Alhoewel, ik was de enige die wel es wat anders deed. Huiswerk maken. Dat deed ik net zo lang tot ik hoorde dat Tom oprotte. Ik had echt een pleurishekel aan die lul. Meestal ging hij tegen een uur of tien weg. Dan stonden hij en Frieda nog even te flikflooien in de bijkeuken. Dat waren de enige minuten dat ik Tom ooit hoorde lachen. Geen idee wat er zo leuk was. Frieda heb ik nooit horen lachen in de bijkeuken. Gelukkig duurde dat gedoe daar nooit langer dan een minuut of tien. Kon ik in de huiskamer nog net even het laatste nieuws kijken.

Op zich was dat niet zo’n geen pretje want in de hele huiskamer hing nog de geur van zure melk. Tom bezorgde ‘schoolmelk’ in de regio Rotterdam.


Frieda had best een ander kunnen krijgen. Ze was een leuke verschijning, maar ze was als de dood voor Tom. Hij was heel autoritair. Ze deed alles wat Tom wilde. Hij bracht haar naar school en kwam haar weer halen. Toen hij vermoedde dat ze een klasgenootje mèèr dan leuk vond, moest ze van school af. Ze moest maar gaan werken en dat deed ze heel gedwee.


Desalniettemin trouwden ze. Ze gingen wonen in Puttershoek ver bij ons vandaan. Ze maakten daar samen veel ruzie en ook, kort na elkaar, twee kinderen: een jongen en een meisje. Toen Tom handtastelijk bleek te zijn, konden Frieda en de kids (5 en 6 inmiddels) al snel terecht in een ‘Blijf van mijn lijf’ huis, op een geheime locatie.


De eerste twee dagen bleven Frieda en de kids ‘thuis’ om een beetje te wennen. De derde dag liepen ze met z’n drietjes naar het winkelcentrum: onder andere langs de slager, die ook maaltijden verkoopt en langs de bloemenman. Alle twee die winkeliers: peperdure afzetters.


Die derde avond hoorden de kids waarschijnlijk niet eens dat Frieda ze 'slaap ze' wenste. Ze vlogen elkaar in de haren net zoals zij en Tom dikwijls deden. Zittend op de rand van het aanrecht, luisterde Frieda naar de klanken van hun geruzie en wachtte ze tot het stil werd.

dinsdag 19 maart 2024

SMEERLEVERWORST

Ik woon hier nu bijna negen jaar. Toen ik mijn appartement huurde in september 2015, werd er gefluisterd dat er beneden mij een drugsdealer woonde. Hij moest een norse man zijn, normaal postuur, kaal, zwijgzaam, grijs baardje, altijd in het zwart gehuld en vaak met alcohol in de weer. Daar schrok ik wel even van, want dat ‘signalement’ is het toonbeeld van mijzelf. Het klopte precies. Met uitzondering van de alcohol dan, want in die tijd dronk ik, in verband met mijn medicatie, voornamelijk koffie, thee, tonic en melk.


Een gewaarschuwd man telt voor twee. Vandaar dat ik hem al in een vroeg stadium ging vragen of hij misschien last had van mijn stofzuigen. ‘Welnee man, dat interesseert me geen reet. Ik ben zo doof als een kwartel . Als je d’r zin in heb maggie ook bij mij komen zuigen’.

Ons gesprekje duurde hooguit een halve minuut. Toen duwde hij zijn deur, wat schuwig, in het slot. In de gauwigheid was me opgevallen, dat daar binnen op de grond, een blaadje met stukjes brood met smeerleverworst stond.


Ik woonde er ongeveer een half jaar, toen ik heel vroeg in de ochtend gewekt werd door geschreeuw en gebeuk. Een politie-inval. Het was maart 2016. Ik heb mijn buurman hier nooit meer gezien. Van andere buren hoorde ik, dat hij zijn woon- en slaapkamer had ingericht als wietplantage. Alles wat naar wiet rook was door de recherche meegenomen en vernietigd.


Wat niemand mij echter wist te vertellen, was, dat hij er ook een klein hondje (een dwergpinchertje) op na hield. Kort na die ramsessie van de politie, zat dat kleine beestje te rillen en te piepen voor mijn deur. Baasje pleite, huis gemold en geen bord met eten. Wat moet je dan met zo’n beestje? Liet hem maar zo lang binnen. Wodan noemde ik hem, omdat ie zo klein was. Schuw dat ie was. Janken. Hij durfde m’n huis niet uit. Bibberen. Als ie moest poepen of piesen ging ie (meestal)staan krabben aan de balkondeur. Verder was hij zó braaf. Lag altijd netjes in zijn schoenendoos met lapjes stof. Ik gaf hem precies te eten wat hij ook bij zijn baasje kreeg: stukjes brood met smeerleverworst. Elke dag prakte ik een van mijn lorazepammetjes door zijn smeerleverworst. Hij bleef rillen ... maar 't werd steeds minder. Na zes weken was die kleine, lieve schat, uit zijn lijden verlost. In zijn slaap. Dat wel.

maandag 18 maart 2024

EEN ANDERE BUURMAN.

In zijn onderbroek staat Herman (24) op het aanrecht aan zijn geiser te rukken. Het is drie uur in de nacht. Na nog een paar keer rukken, spuiten gas en water het keukentje in. Geschrokken springt hij van het aanrecht en loopt radeloos heen en weer. Hij snelt naar de stapel kleren naast zijn bed, schiet een sportbroekje, een T-shirt en z’n Nikes aan en rent de trap af naar buiten. De waxinelichtjes wapperen vredig op de schoorsteen in de verder duistere woonkamer.



Hij is vandaag duidelijk anders dan anders. Herman is doorgaans een leuke vent, vriendelijk ook. We zijn maatjes sinds de basisschool. We voetbalden bij dezelfde club en nu vormen we een cabaretduo. Hij maakt de teksten. Ik doe vooral de muziek. Binnenkort hebben we een try-out. We zijn er nog niet helemaal klaar voor ... Herman levert de laatste tijd alleen maar shit-teksten. Eigenlijk zijn ze zo kut sinds het uit is met Dorothy. Hij gaat niet meer naar zijn werk, heeft geen zin om te oefenen. Gisteravond was ik nog bij hem. Hij liep maar te foeteren over die klote-geiser. Van muziek maken kwam ook niks terecht. Hij was te onrustig. Morgen misschien.


‘Ga maar weg,’ zei hij rond een uur of tien tegen me. ‘Ik moet nu gaan slapen’.


De benedenbuurvrouw staat onthutst in 'n plas water als Herman de trap af komt rennen. Hij omhelst haar met zijn kletsnatte lijf: ‘Ik ga het helemaal maken buurvrouw. Je ziet hier een totaal andere buurman voor je! Ik houd van je!’


Dan holt hij verder en roept: ‘Ik ga joggen … heb ik nu net even nodig. Don’t worry, be happy.’

zondag 17 maart 2024

UITVAART.

Van het kerkhof is het een kwartiertje lopen naar het huis van mijn vriend Ton. Ik heb net mijn oudste broer Martin begraven. Sta nog stijf van de spanning. Al dat geregel. ’t Meeste is nou achter de rug. Voor ik op de metro stap: een borreltje. Bij Ton ben ik daarvoor aan het goeie adres. Hij was er daarnet niet bij omdat hij mijn broer niet eens kent. Martin en ik ontmoetten elkaar uitsluitend in het verpleeghuis. Ton, zijn ex Toos en ik kennen elkaar nog uit de kroeg: café Faas op het Zwaanshals.



Ton kijkt me vol begrip aan, condoleert me, loopt naar de koelkast, pakt de fles Henkes en schenkt het borrelglaasje ,tot de rand toe vol. In één teug klok ik de jonge jenever naar binnen en Ton, die nog met de koude fles in zijn hand staat, vult m’n glaasje opnieuw. Hij weet precies wat ik nodig heb.
Ton vraagt hoe het was bij de begrafenis. Vijfenzestig was hij. Eén jaar jonger dan ik. ‘Het was gezellig druk,’ zeg ik, ‘en tegelijk ook verdrietig natuurlijk.

Martin was nou wel mijn broer maar we hebben nauwelijks als broers met elkaar in één huis gewoond. Hij was driedubbel geestelijk gehandicapt en bovendien een uitermate gezellige goser. Lachen, zingen, eten: allemaal volop en graag. Hij woonde al van zijn eerste jaar in een verpleeghuis, bij nonnetjes, diep in Zuid-Limburg.


De laatste paar jaar van zijn leven zat hij in Rotterdam. Daar werd hij ook ‘gezellig’ begraven. Het past ook bij hem, gezelligheid. De toon werd gezet door een aantal van Martins huisgenoten. Die waren ‘goed genoeg’ om op zijn uitvaartplechtigheid aanwezig te mogen zijn. Niet alleen vloeiden tranen. Zo werd er met name door Martin’s huisgenoten ongeremd gelachen ... ‘om niks’, om foto’s en sprekers. Martins lievelingsliedje ‘Mama’ van Heintje werd wel wat te uitbundig meegezongen.’


Boven ons hoofd klonken voetstappen. ‘Nee, hè!’ Ton stapt driftig de trap op. Ik hoor ‘boze woorden’.

Ton zegt: ‘Toos is aan de drank. Had geen geld meer voor de huur. Ze is haar huis uit gezet. Zò lullig … ze zit ook nog met die stiefzoon van haar. Heb ze voorlopig even in huis genomen en wat denk ie: ‘Is ze weer strontlazarus’.


In deze sfeer pak ik m’n rust niet … stap dus maar weer op. ‘Bedankt, Ton, voor de borreltjes. Hou je soepel en tot ziens’.


Ik ga lopend naar metrostation Blaak. Verrek, daar komt toeval of niet dat pestapie van Toos me tegemoet.

zaterdag 16 maart 2024

KRASSE KRASSER.

De donkere man, van Surinaamse afkomst, gok ik, koopt bij de Primera tien krasloten. Een eurootje per lot. Ik zoek een kaart. Een vriendin van me, die een paar jaar geleden verhuisde naar Enschede, is vandaag jarig. Negenenveertig is ze geworden. Ik ga daar niet heen. Mij te ver. Stuur haar een leuke kaart.



Die Surinamer aan de krasbalie, staat te grommen. Af en toe vloekt ie. ’Het geluk komt goddomme altijd alleen bij hen, die het niet nodig hebben. Geef me d’r nog maar tien!’, zegt ie op een bevelerig toontje tegen de verkoopster. ‘Zeker weten, meneer?’, vraagt de verkoopster. Hij geeft geen antwoord. Krast alweer. Hij is toch al twintig euro kwijt.


Toen ik zelf vijftig werd, ik ben nu drieënvijftig, leek mijn familie het geinig om een Sara-pop in mijn achtertuin te zetten. Ik liet ze begaan maar vertelde niet dat ik rond mijn verjaardag in Ibiza zou zitten. Toen ik uit Spanje terugkwam lag er een verfomfaaide Sara bij de vuilcontainer. Daarmee was het nog niet gedaan. De gezelligheidsafdeling van mijn familie komt kort na mijn thuiskomst in actie om mij alsnog te feliciteren met vrolijke Sara-artikelen . Een verkeersbord, toiletpapier, masker, mok, gouden ballonnen en nog twee kadobonnen … van vijfentwintig euro elk. Grappig en toch leuk.


Het zit de kraslotenman niet mee. ‘Dsjiezus kraaist’ bromt ie. Gooit al zijn gekraste loten in de afvalbak, naast de balie. Haalt uit zijn binnenzak een pakje Camel. Stopt een sigaret in zijn mond, loopt naar buiten en steekt zijn sigaretje op. Het is nou net of tie in z'n eentje zielig staat te doen over zijn verloren centjes. Maar ... blijkbaar geeft dat sigaretje hem toch weer nieuwe moed. Hij doet een stap naar voren, gaat de Primera weer in en bestelt ‘om het af te leren’ nog es tien loten.


‘Voor de grap’ kies ik een kaart met een foute tekst: ‘Kut! Ben ik helemaal je vijftigste verjaardag vergeten, Leanne’.

Ik wens haar nog een superfijne dag en … vraag haar de groeten te doen aan haar man (ze zijn sinds een half jaar uit elkaar).
Eén dag na haar verjaardag komt die kaart bij haar in de bus. Kan ze wel tegen, hoor. Een beetje plagen.

Een bescheiden gelukskreet ontsnapt de krasse krasser. Dertig euro verkrast. Vijf euro gewonnen. Precies het bedrag, dat ik kwijt ben aan die Sara-kaart met postzegel.

vrijdag 15 maart 2024

KOFFIE HALEN.

Mijn vermoeden is dat Anja er vandaag niet is vanwege mot met collega Trees. Zo, wat was die pissig. Ze haalde alleen koffie voor mij. Een dóódzonde!

‘Haalt ze nou ècht alleen koffie voor jou, Sander???!!, vroeg Trees, met een venijnige blik in haar ogen.

‘Ik heb zeker een streepje voor’, zei ik wat verlegen.

Met een veelbetekenende blik zei Trees toen tegen me: ‘Ze houdt van je, Sander!’

Hmmmm. Die blik, wat heeft die te betekenen? Ja. Misschien wel. Misschien dat ik haar opmerking serieus moet nemen. Trees is er kennelijk van overtuigd dat Anja van me houdt. Daar moet ik heel alert op zijn.

Zou het echt zo zijn? Het is heel leuk om te horen, te voelen, dat er van je gehouden wordt maar wat moet ik er verder mee? Ze is een fijne collega. Leuk om mee te praten, small talk, soms ook wat minder small. Ja, ik houd er oprecht van om met Anja om te gaan, zoals nu. Prettig, heel prettig zo … maar eerlijk gezegd, houd ik op zich meer van grote breed geschouderde mannen èn …  tsja, ‘t is helaas niet anders, van lieve kleine diertjes. Maar dit even terzijde.

Wel jammer voor Anja.

donderdag 14 maart 2024

BUITENSTAANDER.

Rietje is er vandaag niet. 'Pijn aan haar knieën', zègt ze. Ik geloof er niks van. Jammer dat ze er niet is. Op het werk is het leuker als ze er wèl is. We hebben het echt gezellig. Zo tussen het werken door een beetje babbelen over de kids. Die van haar is rete-moeilijk: Berna, een niet zo snuggere autist van zestien. Onophoudelijk zoekt ze ruzie met haar moeder. Rietje maakt het die meid veel te makkelijk. Berna wil graag naar het conservatorium in Den Haag. Dat is nog een hele papierwinkel om te regelen. Rietje krijgt het toch mooi voor mekaar.



De eerste de beste schooldag ging het niet naar Berna d’r zin. Te veel allochtonen daar in de buurt. Die mag ze niet. Er wordt een beetje gestoeid in de bus van station naar school. Ze besluit gelijk om niet meer naar Den Haag te gaan. Niet één keer is ze in het conservatorium geweest.


Nu zit ze gewoon weer in haar eigen kleine kutdorpje, op een klein benepen kut-hb-ootje. Mam vindt dat zwaar kloten maar regelt het zoals het prinsesje het wil.


Berna heeft nu ook plotsklaps verkering met een jongen van achttien. Daar gaat ze van de zomer mee naar Noorwegen. Vlakbij de Hardinger Vida. Zijn pa en ma zijn er ook bij. 'Als dat maar goed gaat', tobt Rietje een beetje.


Rietje heeft eigenlijk geen tijd om te werken. Regelen, regelen, allerlei dingen regelen voor haar dochter, praten op school met de dekaan. Op school wordt gezegd, dat Berna spijbelt. Ze is de laatste tijd opvallend veel tegelijk absent met haar vriendje.
Rietje is thuis ook de fietsenmaker, plakt de lekke banden, vervangt kapotte jasbeschermers enz. Dan heeft ze ook nog het huishouden. Berna doet thuis geen fluit.


Nu speelt ook nog het probleem met de moeder van Rietje. Haar moeder heeft een nieuwe vriend. Want vader is pas acht jaar dood. Nu al een nieuwe vriend is toch wel wat snel. Rietje zelf heeft er verdriet van. Haar oudere broer Koos is echter furieus. Het liefst zou hij die nieuwe vriend het ziekenhuis in slaan. Het ergste is nog wel, dat moeder zeer binnenkort al gaat samenwonen met die nieuwe vriend. Nog wel in zijn huis.


Als buitenstaander zie ik het probleem niet. Leuk toch, als die twee ouwetjes het zo naar hun zin hebben met elkaar.