Hallo. Toch maar wel?
zondag 2 april 2023
DE KINDERVRIEND.
zaterdag 1 april 2023
OP DE KAAP.
Mijn vriend, René en ik zijn zeventien jaar en hebben een leuk vakantiebaantje in de kantine bij de Volksbond. Vuile borden en kopjes ophalen, afwassen en afdrogen. Afwasmachines waren er nog niet halverwege de zestiger jaren (vorige eeuw dus). Die kantine was ‘op de Kaap’, de Rotterdamse hoerenbuurt. Na een dag hard werken kunnen René en ik flink geil worden van die wijven. Sommigen staan op hun stoepje voor de deur (ook tegen mij en René zeggen ze ‘ga je mee, schat’), anderen zitten binnen en tikken op hun raam om onze aandacht te trekken.
We spreken af om een keer naar de hoeren te gaan. Als we
voldoende verdiend hebben. Tot die tijd gaan we rustig kijken met wie we het gaan
doen. René weet het nu al. Hij neemt die donkere, Spaanse met lang, stijl zwart
haar. Vlak naast sigarenmagazijn ’t Hart’ staat ze meestal. Ze is niet meer zo
jong, veertig denken we maar haar grote borsten maken voor René veel goed. Hij
hoopt dat ze niet zo duur is omdat al aardig op leeftijd is.
Ik heb mijn keuze vandaag pas gemaakt, de dag, dat we ook
echt gaan! Ik val op blonde, niet zo grote, slanke vrouwen met stevige billen
en benen. Haar tietjes hoeven voor mij niet zo super groot te wezen. En … ziedaar:
aan de overkant naast dat Chinees
restaurant staat ze. Helemaal mijn type.
René is al met zijn Spaanse schone naar binnen.
Ik loop naar de overkant.
Best eng om naar die vrouw toe te gaan en haar te vragen:
‘Hoeveel, mevrouw?’
Ja, ik vraag het gewoon netjes. Waarom ook niet?
‘Fünfundzwanzig,’ zegt ze.
‘Das ist nicht so teuer,’ denk ik en dan ‘oh, ze is een Duitse
….’
‘Gut,’ zeg ik in mijn beste Duits.
De sappige Duitse vrouw pakt een grote bos sleutels uit haar
vest, opent de voordeur en loopt voor me uit een trap op. Ik kan me haast niet
beheersen.
Een smal eenpersoonsbed in een piepkleine kamer. Zouden we
het echt hierop moeten doen?
‘Setz dich
nur, Jung und Hose aus bitte.’
‘Komm mal hier,’ beveelt ze. Ze staat bij een fonteintje en
gaat mijn piemel staan wassen met een ingezeept koud washandje. Gelukkig droogt
ze hem ook nog even af.
‘Setz dich mal wieder aufs Bett, Jung, ich komm sofort.’
Lekker voel ik me niet echt, op dat kraakbed, in mijn t-shirt, spijkerjasje met
daaronderuit mijn blote kont en blote
benen. Zelden was mijn piemel zieliger dan ‘jetzt’. Zij komt naast me zitten,
doet zwaar zuchtend haar truitje uit en wipt verveeld haar borsten uit haar
beha. Ze wenkt me: ik mag met haar borsten spelen. Het effect op mijn piemel is
vooralsnog nihil. Ook haar plichtmatige massage heeft geen enkel effect. Ik
vraag haar of ze zich alsjeblieft (bitte) helemáál wil uitkleden.
‘Dat zal me gewiss wóhl aufregen,’ zeg ik tegen haar.
‘Gut, … aber das kostet wohl etwas,’ zegt ze …’wie veel habst
du sie eigentlich bei dir, Jung?
‘Wie meinen Sie dass …. Sie sagte doch fünfundzwanzig?’
‘Um an zu fangen, ja … aber ganz nackt … : gib mir noch mal
fünfundzwanzig, Jung.’
‘Tering wijf,’ dacht ik, ‘dan ben ik godverdomme bijna blut
en misschien wil ze dan nòg wel meer van me aftroggelen.
Haar geheel blote lijf kan me gelukkig wel wat opwinden. In
ieder geval heb ik nu (al zeg ik het zelf)een joekel van een erectie. Het
probleem dat zich nu voordoet is dat haar poes, door de aard van haar werk,
drie keer zo wijd is als mijn piemel dik. Dus ìn haar klaarkomen gaat van geen
kanten lukken.
Als zij dat ook beseft gooit ze me van zich af. Gaat naast me op bed zetten en trekt me dan nog
even vlug-vlug af voor die vijf tientjes. Hooguit tien minuten ben ik binnen
geweest.
René baalt helemaal als een stekker. Die is ook zijn vijftig
piek kwijt en niet eens klaargekomen. Die Spaanse hoer heeft hem flink
belazerd. De vrouw blijkt een stuk ouder dan veertig. Ze weigert haar beha uit
te doen en bovendien: dat mooie zwarte haar is een pruik, die van haar hoofd kukelt
als ze op d’r bed neerploft. Ook René stond binnen tien minuten weer op
straat.
vrijdag 31 maart 2023
DE KORTROKS (SLOT) KIK IS EEN WOESTE.
Dan is er ook nog broer Kik. Kik is een jaar ouder dan ik. Deze jongen is totalemento ditorbiato dell completemento falicantissimo victoria in excelsis pro deo … geestelijk gestoord dus … eten, drinken gaan bij hem meer dan goed en tevens in razend hoog tempo. Zijn motoriek is matig te noemen. Horen doet hij goed. Zien heel slecht. Zwijgen kan hij helemaal niet. Kik functioneert tot zijn dood op het niveau van een peuter van anderhalf jaar. Vrolijk, onbekommerd en onbeheerst gaat hij door het leven.
Kik is een woeste. Mam vertelt me dat hij het presteerde, om
mij, ik was drie,(nota bene één jaar ouder dan Kik, een zwieper te geven tegen
onze kokendhete potkachel aan. Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken
van de derdegraads brandwond te zien; een souvenir uit een periode waarvan ik
me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.
Al snel wordt duidelijk dat Kik een gevaar is voor zichzelf
en zijn omgeving. Als hij twee is wordt hij opgenomen in een tehuis voor
geestelijk gehandicapten bij de Witte Nonnetjes ver weg in Zuid-Limburg. Eens
in de paar jaar bezoeken mam en pap hem. Hij vervreemdt van zijn broer en
zussen.
Het is nù zó gelopen dat Kik Kik is en ik Onno ben … maar … even
zo goed had het zo kunnen zijn dat ik Kik was en Kik Onno. Dan was me wel een
heleboel ellende bespaard gebleven. Werkelijk, dat realiseer ik me nu pas, want
voor Kik is het immers elke dag lekker makkelijk.
‘Hallo Kik, lekker geslapen Kik?’
‘Ontbijtje Kik? Wat wil je op je boterhammetje?’
‘Zullen we even samen aankleden Kik? Want we gaan dadelijk
naar de dierentuin, zwembad, wandelen in het park, kijken naar een
voetbalwedstrijd of paardrijden enz. enz.
….Kiks leven is keuzenloos genieten
Zijn eten wordt dag in dag uit, gekozen, klaargemaakt en
voor zijn neus gezet. Hup, lekker eten Kik. Gaat hij ergens heen dan wordt hij
door een busje voor zijn huisdeur opgehaald en afgezet voor de deur waar hij
moet wezen. Lezen of schrijven kan hij niet dus dat wordt voor hem gedaan. Af
en toe een beetje wandelen en in ’t rond
kijken ... en ga zo maar door … een luizenleventje.
Met zijn verjaardag krijgt hij bezoek en zijn standaard
verjaardagskado’s zijn grote kralen om kettingen mee te rijgen, daar krijgt hij,
ook na tientallen jaren rijgen, nog geen genoeg van. Hij probeert op zo’n verjaardag
ook altijd de tas van een van de gasten af te pikken … tsja, als Kik dat soort
dingen gaat doen wordt hij door de begeleiding naar zijn kamer gebracht.
Op haar sterfbed vraagt mam mij of ik Kik zo nu en dan wil
bezoeken. Dat heb ik gedaan. Het eerste wat ik deed was hem van Zuid-Limburg naar
Rotterdam verhuizen. Dan kon ik hem makkelijker bezoeken en kreeg ik toch nog
een beetje een band met hem. Hij leefde nog zes jaar hier in de buurt. Op 65
jarige leeftijd stierf Kik.
donderdag 30 maart 2023
DE KORTROKS 5. HIJ HEEFT HET ZWAAR GEHAD.
Niet zonder een flinke dosis gêne, erken ik, dat ik me nauwelijks bemoeit heb met mijn broertje Tet, ons mongooltje. Mam, mijn zussen, broers en ook pap zijn veel meer bij Tet betrokken geweest, dan ik. Twintig jaar ben ik, als hij geboren word. Tet en Ik hebben in feite nooit als broers onder één dak gewoond.
Vlak voor Tet ter wereld komt leer ik haar kennen.
Tijdenlang kan ik aan niemand anders denken dan aan Carola, mijn grote liefde … alles
draait dan alleen nog maar om haar.
Drie weken na Tets geboorte ga ik ‘op kamers wonen’. Van het
knetterdrukke Kortrok-huis, naar de beklemmende,
eenzaamheid van de kleine, veel te dure zolderkamer in Utrecht. Voor journalist ga ik daar leren.
Nieuw in huize Kortrok is de aanwezigheid van pap. Pap vaart
niet meer! Hij doet nog precies hetzelfde werk (afwassen) maar zijn werkplek is nu geen stralend,
decadent cruiseschip meer op de oceanen maar de gaarkeuken van een de adem benemend-christelijk
bejaardentehuis in Barendrecht.
Het is natuurlijk niet voor niks, dat die man ruim twintig
jaar op zee gezeten heeft. Hij is liever weg of onderweg, dan thuis bij vrouw
en kinders. Ook als hij vrij dichtbij huis werkt, is hij niet veel thuis. Òf
hij werkt over, òf hij klaverjast, biljart of bingoot met de ouwetjes in zijn
ouden-van-dagen-huis. Met de jongelui thuis weet hij niet zo veel raad. Thuis
is hij de boebaas, op zijn werk de toffe peer.
Pap heeft er zelf nooit zo veel over verteld, maar hij moet
het zwaar hebben gehad in zijn jeugd. Hij woont in Nederlands-Indië als de
Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Op negenjarige leeftijd wordt hij gevangen gezet
in een concentratiekamp, een Jappenkamp. In het plaatsje Tjimahi zit hij met
zijn moeder en twee oudere zussen en nog
een stel Duitse vrouwen in een voormalige kazerne van de KNIL (het Koninklijk
Nederlandsch Indisch Leger). Twee oudere broers en paps vader verdwijnen dan in
zijn beleving, van de ene op de andere dag. Ze zijn zomaar ineens van de
aardbodem verdwenen. Zijn vader en broers moeten aan die beruchte Birma-spoorlijn
werken. De spoorlijn, die zo bekend wordt door de gruwelijke verhalen van de
cabaretier Wim Kan. Eten en drinken krijgen de Hollandse gevangenen niet. In de
tropische hitte moeten ze heel, heel hard werken aan die spoorlijn, werken en
hun eigen reserves opgebruiken … tot ze er uitgemergeld, dood bij neervallen.
Het is een hel en het kost vele levens …
maar niet die van mijn opa en de broers van pap … ook de cabaretier Wim
Kan, brengt het er levend van af. Gelukkig maar, want hoe waren we anders die
schokkende verhalen te weten gekomen?!
Als pap in het Jappenkamp vastgezet wordt, is hij negen jaar
en zit hij in de derde klas van de lagere school. Pap zal nooit meer in welk
schoolklasje, waar dan ook zitten.
Soekarno, de president van Indonesië, schopt rond 1949 alle
Hollanders zo’n beetje zijn land uit. In 1949 komt pap met het passagiersschip de
Willem Ruys aan in Nederland. Om precies te zijn in Rotterdam, dat vier jaar na
de Duitse bezetting, nog opgescheept zit met de puinhopen van de nazi terreur.
Pap laat zich daar niet door van zijn stuk brengen. Hij
ontmoet mam, ze worden verliefd. Spoedig maken zij hun eerste kind en gaan dan
trouwen (in die volgorde). Het gezin Kortrok is gesticht.
woensdag 29 maart 2023
DE KORTROKS 4. EEN MONGOOLTJE.
Bijna zou ik mijn eigen diepe ellende, als kind, in de tweede helft van de vorige eeuw, hierdoor vergeten … een van mijn geliefde jankonderwerpen: het grote gezin. Ja, je spoort in feite toch niet als ouderpaar als je dertien kinderen neemt wanneer je er hooguit één misschien twee kan onderhouden. Nu heb ik nog niet eens verteld, dat van die dertien kinderen er twee geestelijk gestoord zijn. De een nog erger dan de ander.
De jongste is een mongooltje. (Aan het Syndroom van Down doe
ik niet). Nota bene geboren in een periode dat alle bladen, van de Margriet tot de
Donald Duck met schreeuwende koppen publiceerden: vrouwen opgelet! Als je boven de 38 jaar zwanger wordt, is de kans wel héééééééeéél erg groot, dat je
een mongooltje baart!!!! Maar mam leest dat niet of ze wil het gewoon niet
weten of het kan haar geen ene moer schelen. Mam maakt het inderdaad helemaal
niks uit: ze is 43, houdt van zwanger zijn en van alle mogelijke kleine
baby’tjes. Terwijl ik net in het tijdschrift ‘Ouders van Nu’ een ongeloofwaardig artikel lees over pril ouder geluk in
combinatie met een meervoudig gehandicapte kind, baart mam, haar dertiende en laatste
kind. Mijn jongste broer: Tet (met een t). Op kraamvisite zegt iedereen: ‘wat een leuk ventje’
… ja, ja, zeg dat wel....maar ik zie het gelijk al. Tet, dat leuke ventje, is dus
een mongooltje. Dat zie ik zo. Mij hoeven ze niks wijs te maken. Ik ben niet gek. Een mongooltje uit het boekje: oogplooitjes; breed neusje,
huidplooitje op de handpalm en ga zo maar door. Ik heb het net allemaal zitten
lezen in Ouders van Nu.
‘Dat heb je d'r nou van, mam' zeg ik, 'daar zit je tot je
dood aan vast.' Als een soort troost vertel ik haar, dat mongooltjes nooit zo
erg oud worden vijftig hooguit zestig jaar. Mam reageert nauwelijks verheugd.
Ze lijkt wel geïrriteerd door wat ik zeg … ’zo lang ik kan, zorg ik voor Tet,’
zegt ze berustend, ‘al word ik honderd … wie dan leeft, wie dan zorgt’.
In 1970 zijn er nog geen testen die kunnen aantonen dat er
een mongooltje groeit in de buik van de zwangere vrouw. Als die er wel waren geweest
had ie tenminste al in een vroeg stadium geaborteerd kunnen worden. Dan hadden
we geen Tet gehad.
Ik vraag me af of mam dan besloten zou hebben om Tet te laten
afdrijven … nee, ik vraag het me niet af ook … ik weet heel erg zeker dat ze
dat nóóóít, nooit van haar leven gedaan
zou hebben. En … eerlijk is
eerlijk: Tet is een lieverd, een heel kwetsbare
lieverd. Hij is gevoelig, lief, vriendelijk en grappig. Kortom: Tet is
een schat, fijn dat hij er is.
dinsdag 28 maart 2023
DE KORTROKS 3. MOEDERS WIL IS WET.
Wij zijn het gezin Kortrok. In 1957 bestaat die uit mam, pap, twee jongens (Onno en Bob) en drie meisjes (Anna, Ada en Beb). In 1970 is de familie bijna uitgegroeid tot een klein kindertehuis. Dan bestaan wij uit pap, mam, vijf meisjes en acht jongens.
Het bijzondere van dit grote gezin is dat er nauwelijks
centjes worden ingebracht door pap, de kostwinner … niet omdat pap dat niet wil
… of omdat pap het geld verbrast maar … omdat pap domweg te weinig kennis, te
weinig diploma’s en te weinig flair in huis heeft om een goed betaalde baan te
krijgen. Desondanks is hij, op zijn
zachtst gezegd, zo onnadenkend om mijn moeder onophoudelijk ‘vol met jong te
stoppen’. Als verzachtende omstandigheid geldt voor hem, dat mam in dergelijke
zaken wel heel erg dominant is … als mam ‘n kind wil dan komt dat er gewoon … pap
kan dan op zijn kop gaan staan … maar dan gaat het gezegde op: ’moeders wil is
wet’ … mam heeft me wel eens verklapt, dat ze ontzettend blij is met haar zwangerschap, als excuus om pap negen maanden bij haar uit de buurt te houden …
(nou ja, zoiets zeg je toch niet tegen je zoon,
een jongen van dertien, nota bene?!). Mam is overigens altijd best
positief. Ze ziet er niet tegenop een mondje meer te moeten voeden: ‘komt tijd, komt raad’, zegt ze altijd … raad die overigens verdomd
weinig buikjes voedt.
Ik vind het belachelijk, hoor. Met zo'n hongerloontje als
dat van pap moet je niet meer dan twee kinderen nemen. Zelfs dan zal het nog
niet meevallen om rond te komen. Jaar in jaar uit liggen we aan de geeuwhonger
maar eerlijk is eerlijk: dood gaan we er ook weer niet van. Dat dan ook weer
niet.
Jezus Christus nog an toe!
Wat is dìt nu weer?! Zit ik net een beetje lekker te schrijven … Gaat
die klote buurman Kok, van hier beneden op een radiator staan te beuken,
terwijl ik hier rustig (maar toch diep) in mijn geheugen zit te graven over
mijn in en in zielige leven in de vorige eeuw. Die tering-alcoholist. Tachtig
keer is hij al opgenomen in de Hannah-kliniek, de plaatselijke afkickkliniek voor verslavingszorg. Meneer
loopt daar doodleuk weg en is vervolgens zijn buren wekenlang tot hemeltergende
overlast. Reken er maar niet op dat die lamzakken van de Hannah hem weer als de
donder komen oppakken. Het lijkt haast wel of ze daar blij zijn dat ie is
opgerot. Zondagochtend om half elf staat Kok, weer eens volkomen lam, met zijn gore onderbroek op
zijn knieën, voor mijn deur.
’Ik heb toch een dorst, Onno’, (dat ben ik) ‘heb je
misschien wat voor me liggen?’ De klootzak. Hij bedoelt natuurlijk te zeggen
dat ie smacht naar een neut. Wat hij van mij kan krijgen en dat moet hij nu
toch onder hand wel weten, is een emmer
koud water in zijn smoel en als hij met dit soort ‘grappen’ bij me blijft aan
komen, dan krijgt hij een emmer kokend heet water over zijn kop. Die lul! Dan
kan hij op het brandwondencentrum een paar weken afkicken. Weglopen is dan
onmogelijk zolang de brandblaren voor zijn ogen zitten. Zo!!
maandag 27 maart 2023
DE KORTROKS 2. OP DE POF.
Eén hele auto staat te glimmen in onze straat. Voor de deur van de winkel. Daar staat de witte Peugeot (net een racecar) van de krenterige kristelijke kruimelkrimineel, tevens kruidenier Henk de Porte. Potlood achter zijn oor; vetknobbel op zijn kin, vlakbij zijn oor. De vrouw van onze kruidenier is een wandelende vetknobbel, net als haar dochter Tanja. Geen wonder, want moeder en Tanja stoppen met veel te grote regelmaat, etenswaren uit hun eigen winkel in het gapende gat onder hun neus. ’Mááááááá, mag ik wat pakken?’ zingt Tanja. Bij menig klant van de Porte staat die vraag in het geheugen gegrift, met name de lijzige, lamlendige en tegelijk dwingende wijze waarop Tanja de vraag stelt.
Wij (Kortrok) moeten poffen bij de Porte. Poffen? Ja,
poffen! Nú kopen en (veel) later betalen. Ik sta in die winkel. De Porte tilt
zijn hoofd met een kort knikje iets omhoog … kijkt me vuil aan … zegt niets … wat
hij, zonder woorden vraagt is:
‘Wat mot je, jong, je zal wel weer geen geld bij je hebben?
’
‘Mijn moeder vraagt of u mij een kilo suiker en een pak
koffie wilt meegeven … en … eh … wilt u het in het boekje opschrijven? 't Is
voor Kortrok, meneer.’
'Kortrok’. De Porte draait
zich om. Zegt verder niks. Weegt de suiker af en pakt de koffie. ‘Zeg maar
tegen je moeder, dat ik deze zaterdag een betaling van haar verwacht.’
Ik krimp ineen en zeg: ‘Ja, meneer, ik zal het tegen me
moeder zeggen’.
Bij het afrekenen, drie maanden later overigens pas, blijkt
de kilo suiker in het boekje van meneer de Porte anderhalve kilo te zijn
geworden. Dat ene, destijds meegenomen pak koffie zijn er zomaar ineens twee geworden. De fijn-katholieke meneer de
Porte, lid van het kerkbestuur, heeft in de kerk blijkbaar ook een beetje leren
toveren … tsja … ga drie maanden nadien nog maar eens twisten over een beetje
suiker en wat koffie … bovendien kunnen we verder poffen bij hem dan wel
schudden. Zo is die de Porte dan ook wel weer.
Tanja, is de vriendin van mijn magere sprietzus Anna. Mam wil niet hebben
dat ik Anna ‘magere spriet’ noem. Ze wil ook niet dat ik Anna ‘pissebed’ noem,
hoewel ze toch wel mooi elke nacht haar bed nat zeikt. Maar
het is niet alleen mijn magere spriet-pissebedzus Anna; ook mijn stoere
zussie Ada … zo ... die kan me ook flink
in d'r nest zeiken, hoor,
on-ge-lo-fe-lijk. Als ze daarmee wat had kunnen winnen, was ze nou mooi binnen
geweest. En … gotte gotte God, wat
stinkt het bij ons in huis. Met dank aan de zeikende zusters Kortrok, die zich
overigens, geloof het of niet, hebben ontwikkeld tot de mooiste meiden van de
straat! Tsja … het kan raar lopen.
O ja, ik moet eigenlijk nog even uitleggen wie wij (de Kortroks)
zijn; dat doe ik volgende keer dan wel.
Wordt vervolgd.