maandag 18 augustus 2014

6.47 minuten

Nog nooit was ik zo laat  op de sportschool. Om half twee maar liefst en dit terwijl mijn normale tijd zo rond acht uur ’s morgens is. De afgelopen nacht was ik laat naar bed gegaan en ik sliep eigenlijk pas nadat ik twee slaappillen had geslikt en het zal toen drie uur in de nacht geweest zijn. Tja, het is weer klote met in slaap vallen maar gelukkig: ik sta ’s morgens tussen elf en twaalf uur  fris en vrolijk op.

Ik had best wel eerder op de sportschool kunnen zijn maar ik wil altijd eerst even een ontbijtje en een stevige bak koffie bij de Volkskrant. Een enorme teleurstelling: er is géén Volkskrant maar er ligt een Trouw in mijn brievenbus. Wat een enorme miskleun van de bezorger! Voor mij is er geen grotere kutkrant dan Trouw. De Volkskrant heeft op maandag altijd een prima uitgebreide sport(voetbal)bijlage en Trouw heeft nauwelijks sport. Nog nooit had ik zo snel mijn ontbijtje op; Trouw is he-le-maal niks. Die bezorger moet het niet wagen morgen weer zo’n stink-Trouw in me bus te stoppen…. want dan ga ik mijn abonnement opzeggen.
Vroeger, als je de krant een keertje niet kreeg, of je kreeg de verkeerde krant  bezorgd, werd je eigen Volkskrantje dezelfde dag nog nabezorgd. Dat doen ze tegenwoordig niet meer.
‘Lees de krant maar op internet,’ zegt de bezorgservice  … en daar geven ze je dan een code voor …. maar daar begin ik niet aan ……. al die broodkruimels in mijn toetsenbord en m’n koffie d’r overheen … ik eet en drink niet achter mijn pc ……en nou heb ìk toevallig een pc …wat doen ze met iemand die zo’n ding niet heeft? Geven ze misschien tegoedbonnen; kan je de krant van morgen in de super kopen …. die van vandaag mag je zelf van je eigen geld gaan kopen in de winkel.

Nou mag ik onderhand mijn sportspulletjes wel bij elkaar gaan zoeken, anders zit ik tegen de tijd dat ik het eten moet klaarmaken nog te roeien op de gym. (Vanavond maak ik trouwens Burrito’s van Knorr…..voor het eerst …. is dat goed binnen te houden? …. dit overigens  terzijde).
Van mijn jongste zoon en zijn echtgenote kreeg ik een kadobon ter waarde van maar liefst veertig euro. Te besteden bij Bever, wandelsport BV.  Zoals iedere wandelaar in Nederland weet is Bever zo’n beetje de allerduurste wandelsportzaak van Nederland, dus echt helemaal blij was ik niet met die kadobon. Natuurlijk bedankte ik ze wel vlug:…haar: drie luchtkusjes (links, recht, links) hem: een high five maar ik dacht gelijk: wat moet in daar nou in godsnaam mee? Daar koop ik bij die Bever hooguit een paar sokken voor of een zweetbandje en dan moet ik nog een tientje bijbetalen of zo. Maar dat viel me eigenlijk reuze mee. Ik had toevallig een wandelrugzakje nodig en laat er bij Bever nou een hangen voor 49,95 euro. Hoefde ik maar 9.95 euro bij te betalen voor het schattigste rugzakje dat ik ooit had. Als ze dát bij Bever hadden geweten, hadden ze er, zeker weten, veel en veel meer voor gevraagd.
In mijn fraaie rugzakje gaan, vandaag voor het eerst, mijn propere sportspulletjes mee. Mijn keurige nette en heerlijk geurende schoongewassen witte handdoek. D’r is niemand die dat ziet, want de handdoek ziet er elke dag hetzelfde uit. Net zo schoon als gisteren. Hij ruikt ook nog net zo  lekker als gisteren, want ik ben dan wel aan het sporten … dat wel … maar zo weinig fanatiek, dat ik nooit transpireer. Mijn sportkleding  wordt dus ook nooit vuil. Maar toch …. maar toch gaan ze elke dag lekker kopje onder in mijn wasmachine en zo hoort het ook volgens een van de ongeschreven regels van de sportschool.
Verder gaat in de tas mijn flesje water, zonder water natuurlijk, want ik vul het flesje op het fitnesscentrum, dat scheelt weer sjouwen, toch? Verder de wielrenhandschoenen, van die   handschoenen waar de vingers van afgeknipt zijn. Die laatste gebruik ik bij het spinnen, fietsen en cross-country en als ik gewichten ga heffen. Het helpt tegen eelt op de vingers, zeggen ze. 
Inmiddels ben ik (hè, hè)op weg naar de sportschool. Het is maar zeven minuten lopen  van huis (ik heb het eens precies opgemeten met een stopwatch): 6:47 minuten precies.
Een andere ongeschreven regel op vrijwel elk fitnesscentrum is dat er geen winden worden gelaten. Terecht! Het is daar binnen toch al zo benauwd en broeierig en als je dan toch persé een wind moet laten, doe het dan zo ver mogelijk uit de buurt van een medesporter of trek je even terug op het toilet.

Ik heb me er de afgelopen jaren op getraind om in die wandeling van 6:47 minuten van huis naar de sportschool alle scheten te laten die me dwars zitten.  Ook vandaag is het weer gelukt. Ik ga weer onbezorgd aan het sporten.

zondag 17 augustus 2014

REGENZONDAG

De hele dag binnen zitten, omdat vandaag de ene na de andere stortbui losbarst, daar heb ik trek in. Ik ga eerst even douchen, mijn haar wassen, me scheren en dan ga ik naar buiten. Sjiesus Mina, wat stort het als ik de douche uitkom. Ik zie de regen neerstorten in de Rotte en dan weer een flink eind opspatten. Vandaag doe ik een rood t-shirt aan en de broek van mij Adidas trainingspak. Gelukkig heb ik voor de vierdaagse een paar waterdichte loopschoenen aangeschaft (bij de LIDL, voor nog geen 20 euro) en eindelijk had ik vandaag ook mijn regenpak weer eens nodig. Een half jaar geleden kocht ik het en die zelfde avond al had ik het nodig. Het goot en toevallig moest ik op de fiets helemaal van Rotterdam Noord naar Rotterdam West. Nog nooit was ik zo nat! Het bleek zo’n regenpak te zijn dat niet ademt … alle uitademing van mijn lijf tijdens de route van Noord naar West was in mijn pak blijven drijven.
Dat weet ik natuurlijk als ik het pak vandaag aantrek. Maar dat het pak toen zo nat van binnen geworden was kwam natuurlijk doordat ik zo vreselijk hard gefietst had, want als ik niet door zou fietsen zou ik te laat komen op de toneelrepetitie en dan zou ik de wind van voren krijgen.
Vandaag is dus de  tweede keer dat ik dat regenpak gebruik … nu ga ik me niet haasten en zal er geen sprake zijn van nattigheid aan de binnenkant, hoop ik. Er zit ook een capuchon op de jas, die zet ik alvast op voordat ik de deur achter me dichttrek.
Halverwege het trappenhuis kom ik de buren tegen die me  verbaasd aankijken en vragen:
‘Ga je wandelen met dit weer?’
‘Ja, zeg ik, ik heb echt eens zin om me helemaal te laten verzuipen.’
‘Getver.’ zegt de buurvrouw.
‘Nou buurvrouw, ik heb er ook helemaal geen zin in om de hele dag binnen  te blijven hangen. Ik wandel even naar mijn volkstuin, compost wegbrengen.’
‘Ja, eigenlijk heb je wel gelijk ook.’ zegt de buurvrouw.
De buurman, nog steeds in zijn korte broek, gromt met zijn blik gericht op zijn blote harige beentjes iets onduidelijks ..het klonk als:
’gmggg s.’
Als ik eenmaal buiten sta is het noodweer voorbij. De eerste meters wandel ik nog met de capuchon op mijn kop maar doordat dat al gauw te warm wordt, gaat die snel weer af.
De straten zijn nat, logisch en niet overal heeft het regenwater goed de weg weten te vinden naar het riool. Grote plassen liggen langs de Noordsingel. Er is heel weinig verkeer. Nauwelijks wielrijders, sommigen met poncho’s, een enkele ‘dwaas op de fiets’ met een plu, en sporadisch komt een auto me tegemoet.  Een enkele automobilist kan de verleiding niet weerstaan  en rijdt hard door een plas regenwater zodat ik zeiknat wordt. Het is dan mijn lol dat die infantiele automobilist niet weet dat ik zo’n uitstekend waterdicht regenpak aan heb.
Aan de waterkant zie ik een, naar ik aanneem Marokkaanse man, spijkerbroek, grijs katoenen jack, capuchon op, een zeer lange scherpe neus, waaronder een Hitlersnorretje prijkt. Hij voert brood aan de eendjes. Dat zal wel het brood van gisteren zijn, want ik heb wel eens gehoord dat van de islam geen oud brood gegeten mag worden. Wel vreemd, alleen de eendjes hebben belangstelling voor het brood van de Marokkaan. Om hem heen zitten tientallen meeuwen die er niet naar talen. Ook de ganzen achter hem geven geen sjoege, hoewel ze doorgaans als er brood te snaaien valt haantje …. nou ja oké …. haantje de voorste zijn. De enige aalscholver in het gezelschap blijft met zijn vleugels gespreid op de rand van singel zitten opdrogen.

Eindelijk denk ik dan toch de regenbui te horen die ik al verwachtte toen ik naar buiten ging … maar  het blijkt  de luid klaterende fontein in de Bergsingel te zijn. Het blijft voorlopig nog droog. Het regent nu alleen nog  af en toe wat druppels op me kop van de bomen waar ik onderdoor loop. Een enkele keer hangen takken van struiken zo laag, dat ze over mijn hoofd scheren.
Na drie kwartier wandelen arriveer ik bij mijn huisje op de volkstuin Op het moment dat ik de inhoud van de compostzak leegschud  in de compostbak laat een plotseling opspringende pad mij behoorlijk schrikken. Die pad zal zelf ook wel geschrokken zijn.
Nu alleen nog even piesen en dan weer naar huis. In de spiegel in het huisje zie ik een rode veeg over mijn voorhoofd en mijn grijze haren. Het is geen bloed, ik ruik al gauw dat het het sap is van vlierbesjes; ik was er zojuist nog onderdoor gelopen. Even wassen en op naar huis …. en er dreigt nog steeds geen druppel regen te vallen.







zaterdag 16 augustus 2014

KOTS, BEDELEN EN CATHY

Augustus is al een aardig eind op streek, de dagen korten, het wordt buiten allengs frisser maar onze dappere ouwe buurman laat zich op straat nog altijd zien in zijn korte broek … en naar ik aanneem houdt ie hem ook thuis doorgaans aan.
Het is normaal gesproken niet zo’n zooitje in ons portiek maar vandaag blijkt de buurman extra ontdaan. Hij komt walgend de trap afwankelen met een tot aan de nok toe gevulde tien-liter-gieter: ‘Ze hebben de portiek weer eens onder gekotst.’
Het is inderdaad een misselijk makende aanblik, dat overgeefsel, uitgestort over dat wat er al op de vloer van het trappenhuis ligt, zoals zonnepitschillen, sigarettenfilters, verfomfaaide chipzakjes, potato chips (paprika en naturel), lege sigarettenpakjes, alluminiumfolie van chocolade repen, ongewenste post van andere buren, verpakkingen van marsreepjes, gebruikte tissues, lege frisdrankblikjes, lege bierblikjes, een paar waterijsstokjes, kauwgum (van bijna veertig jaar oud), een stukje döner of kapsalon en een flinke homp pizza.
Eén gieter is duidelijk niet voldoende buurman gaat er met frisse tegenzin nog een gietertje … hij zal wel moeten, want ik kan het nu niet doen. Ik ga zoals altijd op zaterdagochtend namelijk naar Bas van de Heijden oh nee, dat heet tegenwoordig DIrk van den Broek. Als ie slim is, buurman, dan pakt die gelijk z’n  bezem om alle troep van het trottoir af naar het riool te vegen; dan zijn we er tenminste gelijk vanaf. Maar, goed dat zien we dadelijk wel weer als ik terug ben van Dirk van den Broek.

Bij binnenkomst bij Dirk van den Broek  staat een persoon met een groen veiligheidsjack met zijn rug naar mij toe  hinderlijk in de weg. Hij probeert een andere klant, die de winkel wil verlaten, iets duidelijk te maken. Als ik ‘het veiligheidsjack’ op zijn schouder tik draait hij zich om en meteen is het me duidelijk. Het is die Noordafrikaanse verstandelijk gehandicapte man  ….of … ach, ik zeg maar ronduit: die Marokkaanse gek. Hij wendt zijn blik meteen weer van mij  af en gaat verder met bedelen bij die andere klant, want dat was hij aan het doen. Hij heeft het gemunt op de halve euromunt van het boodschappenkarretje. De meeste klanten zijn bang … ze durven geen ‘neen’ te zeggen tegen die idioot. Ik weiger hem wat te geven. De filiaalchef komt aangelopen en dat ziet de Marokkaanse gek nu ook … hij duwt me bijna ondersteboven en rent de winkel uit … hij weet best dat hij hier niet mag bedelen, zo gek is ie nou ook weer niet.

’t Is eigenlijk altijd dezelfde riedel die zaterdagse boodschappen. Ik koop bij … nou, bij Dirk zal ik dan maar zeggen …  voor de hele week voornamelijk de wat zwaardere spullen zoals melk, yoghurt, bier, frisdrank, spa, appelen, aardappelen.  Mijn vrouw gaat voor kaas en de  vaak minder ‘gewichtige’ groente- en fruitinkopen naar de markt.
Als ik klaar denk te zijn met boodschappen doen, schiet me ineens te binnen dat ik nog een reep melkchocola mee moet nemen voor mijn zoon. Daarvoor moet ik wel bijna helemaal terug naar de ingang van de super. Daar zie ik opeens een leuke, mooie vrouw vrolijk op me af komen:
‘Hé, hallo Jee, hoe gaat het met jou?’ en ze geeft me de bekende kussen: twee links en een rechts.
‘Hallo,’ zeg ik tussen de kussen door, ‘hoe gaat het met jou?’ en eigenlijk weet ik niet eens wie ze is, realiseer ik me als ik haar alweer verder de supermarkt in zie lopen.
‘Ik weet niet eens meer hoe je heet; wat stom hè?’

‘Welnee joh, ik ben Cathy … weet je het nou weer?’

vrijdag 15 augustus 2014

OPPASSEN

Ruim een half jaar zijn ik en mijn geliefde echtgenote opa en oma. Het was nog maar net Nieuwjaar geweest, toen Ben, onze kleinzoon geboren werd. Wat waren we trots op die kleine Ben. Als man krijg je er nooit helemaal hoogte van maar alle dames rondom mijn schoondochter Ina, waren het erover eens èn het was duidelijk van alle damesgezichten af te lezen: het was een extreem, extreem moeilijke bevalling geweest. Ook was iedereen het erover eens, dat het alle moeite dubbel en dwars waard was geweest want wat een heerlijk jong had ze ter wereld gebracht.
Moeder Ina was, zo gelijk na de geboorte, helemaal tevreden over haar zoon … op één klein detail na: ze vond dat hij van die dikke lippen had. Maar die dikke lippen? Die  zijn toch alleen maar mooi?! Veel mensen leggen vandaag de dag veel geld neer om hun lippen wat dikker te maken en Ben heeft ze van nature.
Mijn zoon Alf was natuurlijk ook apetrots op zijn zoon. Nooit zag ik hem zo  blij, trots, ontroerd en niet te vergeten beschermend. Zijn vrouw Ina en zijn zoon Ben hadden hun rust natuurlijk hoognodig. Het waren voor allebei (maar zeker ook voor Alf zelf) uiterst vermoeiende dagen geweest. De eerste paar weken schroomde hij ook niet tegen het kraambezoek te zeggen dat het de hoogste tijd was … of hij verzocht de bezoekers vriendelijk doch dringend het pand (zijn huis) te verlaten.
Mijn vrouw en ik zijn trouwens niet zomaar alleen opa en oma, neen we zijn oppasoma en oppasopa: vrijdags reizen mijn vrouw en ik van Rotterdam naar Dordrecht om op Ben te passen. Op de donderdagen wordt Ben naar ‘s-Gravendeel gebracht en daar zorgen de ouders van Ina voor hem en op woensdag gaat hij naar de kinderopvang.
Ik kijk met heel veel plezier uit naar de oppasdag: flesjes maken, fruit- en groentehapjes voeren, vieze luiers verschonen (meestal, godzijdank, alleen pies), speentjes oprapen, ze afspoelen en weer in het mondje doen; Ben een boertje laten doen (en dan een hele golf spuug over je rug heen krijgen), en ….. als het lekker weer is lopen deze trotse wandelopa en wandeloma achter de Maxi-Cosi te flaneren over de Dordtse markt. Tijdens deze wandelingen ligt Ben steevast te pitten. Slapen doe ie nog veel en dat moet ook wel gezien  de groei en ontwikkeling, die hij in relatief korte tijd heeft doorgemaakt; het is ook heel spannend en mooi om te zien hoe Ben zich van week tot week ontwikkelt.
Als oudste jongen uit een gezin met 10 kinderen, ben ik wel wat gewend, zo draai ik mijn hand niet om voor een vies luiertje meer of minder: vaak genoeg heb ik de poepluiers van mijn kleine broertjes moeten  verschonen. Bovendien heb ik me, in ons huwelijk, als progressieve huisvader, met onze eigen kinderen ook nooit afzijdig gehouden van de minder appetijtelijke klusjes. Alf en Ina weten zich dus verzekerd van een flink stuk baby-ervaring bij deze oppasopa.
Waar ik zelf eigenlijk wel van opkijk is dat het aantal tot nu toe door mij verschoonde (poep)luiers op de vingers van een hand te tellen is. Het is niet zo dat ik het niet wìl doen, absoluut niet, maar om de een of andere reden heb ik het steeds net iets te laat in de gaten dat het nodig is.

Ik moet er gewoon weer even aan wennen zeker.    

donderdag 14 augustus 2014

MOBIEL GESPREKJE

Hallo, waar ben je?
……….………………………………………………………………
Ook thuis! … Gaat ie?
………………………………………………………………………
Toe maar, heb je soms een prijsje gewonnen?
…………………………………………………………………….
Of voel je je zomaar zo lekker?
…………………………………………………………………..
Natuurlijk moet dat kunnen!
…………………………………………………………………
Inderdaad, ik heb dat zelf ook wel eens, ja.
………………………………………………………………..
Ik ben meestal niet zo uitbundig.
………………………………………………………………
Je doet net alsof het je niet bevalt.
……………………………………………………………
Mag best hoor … maakt mij echt niks uit; hé jij daar ga eens gauw  weg daar!
………………………………………………………………
Nee, dat heb ik niet tegen jou.
……………………………………………………………
Welnee joh, ik heb het tegen onze Poefie. Ze spring op mijn
net opgemaakte bed die kleine deugniet.
……………………………………………………………..
Die kattenharen hè, ja, heb je daar ook zo’n hekel aan?
………………………………………………………………
O, ja, dat is waar ook, daarom ben je toch gestopt met katten.
………………………………………………………………..
Ja, toen ben je toch aan honden begonnen?
…………………………………………………………….
Twee honden? Ik vind persoonlijk honden véél bewerkelijker dan poezen.
………………………………………………………………..
Ja, je krijgt misschien wel veel meer liefde van die beesten terug maar ondertussen moet je ze minstens wel drie keer per dag uitlaten en binnen het half jaar hebben ze je bankstel compleet verziekt.
………………………………………………………………
Ook heel kleine hondjes moet je toch zeker drie keer per dag uitlaten?
……………………………………………………………..
Wat zeggie nou? Op je balkon?
………………………………………………………………
Getverdemme, dat kejje toch niet maken ……… en sta je er dan per ongeluk nooit eens een keertje midden  in?
………………………………………………………………..
Hoe doe krijg je dat dan voor mekaar?
……………………………………………………………………
En vallen er dan nooit eens klodders uit die krant? Wordt die krant nooit eens  eh…… ik zal maar zeggen week?
……………………………………………………………………
Noem je dat soms geen werk?!
……………………………………………………………………….
Overal die kattenharen vanaf lopen borstelen dat is inderdaad ook een rotwerk, ja, daar kom ik zomaar rond vooruit. 
Effetjes wat anders …. waarom gaan die keffertjes van jou ineens zo tekeer? ………………………………………………….
Da’s toch bezopen, vind je ook niet? Dat doen ze toch zeker niet bij iedereen die bij je aanbelt?
…………………………………………………
en bij vrouwen en kinderen houden ze zich koest?... geef mij ook van die beesten.
………………………………………………….
Je raakt zelf ook een beetje opgewonden als er mannen in de buurt zijn, hè? Ik heb het laatst gemerkt, zeg het nou maar eerlijk.
………………………………………………………
Het is toch niet altijd slecht volk.
……………………………………………………
Waarom zou je bang zijn voor je buurman?
………………………………………………….
De nek omdraaien? Die kleine schatjes?
………………………………………………….
Ik weet niet of de dierenbescherming daar iets aan doet.
………………………………………………….
Waarom wil je buurman die schattige hondjes van jou nou de nek omdraaien?
………………………………………………..
Heb je hem dan aangeraden om vlak voordat hij naar bed gaat een glaasje warme melk met honing te drinken ……….; daar slaap je doorgaans zo heerlijk op, althans ik wel …...
……………………………………………….
O, hij slaapt er niet op …….. misschien kan hij eens melatonine proberen vòòr het slapen gaan.
………………………………………………….
Zo, dan schrik je je even rot hè? Dat geeft een flinke dreun op zo’n ruit.
……………………………………………………
Gelukkig dat hij alleen maar een heel grote ster in je ruit sloeg, want ja, als hij door de ruit heen geslagen had, nou, dan zou hij  een lelijke wond aan zijn hand gehad kunnen hebben.
……………………………………………….
Ja, dat is wel het verstandigste wat je kan doen … gewoon weggaan bij die deur en in de woonkamer gaan zitten: tv kijken ofzo ….
……………………………………………..
Bleef dat dan nog de hele nacht duren?
………………………………………..
Okee, op den duur slaat toch de vermoeidheid toe en verdwijnt hij wel weer naar zijn eigen huisje….dan kan jij rustig gaan slapen.
………………………………………..
Ga vanavond wat eerder onder de wol en doe voor de zekerheid iets aan de ruit van je voordeur.
………………………………………..
Wat? Je buurman …  in een grote plas bloed?
…………………………….………
Neen, niet de dierenbescherming natuurlijk niet!. Bel maar gauw 112; doei!


woensdag 13 augustus 2014

RIJDEN OP DE MARKT

Gelukkig was het vandaag niet zo druk op de markt. Meestal is het: hoe warmer hoe drukker. Ik schrijf ‘gelukkig’ omdat het er weer eens wemelde van de voertuigen en hulpmiddelen op wieltjes en als het dan mooi weer is er voor de normale marktklant zowat geen plaats.
Het is natuurlijk vreselijk dat mensen noodgedwongen van een scootmobile gebruik moeten maken. Maar ik vind het daarentegen bespottelijk dat ze zich rustig met hun ruimteverslindende voertuig tussen de overige marktklanten inwringen en zonder blikken of blozen tegen hielen botsen en over tenen rijden. Rijden in de scootmobile, vind ik, zou op de markt verboden moeten worden.
Ook rollators zijn zo’n bron van ergernis. Van een scootmobilist kan ik me nog voorstellen dat ie per ongeluk tegen enkels aan botst maar marktgangers met een rollator verdenk ik vaak van om hun hulpmiddel als wapen in te zetten in de strijd om de koopwaar: niks zeggen maar stevig met het rollatoortje duwen: ‘ga eens opzij’….’laat me er eens langs’. Gebruik van de rollator zou op de markt alleen toegestaan moeten zijn op daluren: voor negen uur ‘s ochtends en na vijf uur ‘s middags.
Het zou overdreven zijn om te stellen, dat het voor alle rollatorgebruikers geldt, maar ik heb er eens opgelet en het viel mij op, dat de persoon achter de rollator, doorgaans uitermate veel ruimte in neemt. Overigens mag dàt natuurlijk nooit een reden zijn voor strengere sancties in de richting van de omvangrijkere rolstoelgebruiker; die kan er natuurlijk ook niet altijd iets aan doen.
Kinderwagens horen eigenlijk ook thuis in de categorie rollator. O, sorry, tegenwoordig worden  kinderwagens, zo begrijp ik, maxi cosi’s genoemd. Die maxi cosi voor één kindje veroorzaakt qua ruimte een vergelijkbare irritatie-overlast als de  rollator; deze zou dus uitsluitend op daluren de markt op mogen. Die maxi cosi’s voor tweelingen echter zijn qua ellende net zo erg als scootmobiles en zouden dus helemaal van de markt geweerd moeten worden. Trouwens (en dit terzijde): er worden me de laatste jaren wel erg veel tweelingen geboren, zeg, … ze rijzen de pan uit, …. ik hoorde laatst iemand zeggen dat ‘de tweeling’ een degeneratieverschijnsel is … schijnt iets te maken te hebben met incest … ik weet ook niet hoe het precies  zit … zal ’t es googlen.
Van de boodschappenwagentjes op kleine wieltjes heb ik eigenlijk niet zo’n last. Ze worden meestal door de marktklant achter zich aan getrokken. Ze zijn voor mij als achterop komend verkeer altijd duidelijk zichtbaar en voor het zeldzame geval dat iemand me met zo’n karretje voor de voeten loopt, zie ik het direct en in het ergste geval kan ik het karretje altijd een rotschop geven … meestal zijn de bezitters van boodschappenkarretjes niet de sterksten …. dus dat kan ik rustig doen.

Helemaal onbeschoft vind ik de steeds vaker voorkomende, arrogante rotgewoonte van voornamelijk jonge mensen,  om, maakt niet uit hoe druk het ook is, met hun fiets aan de hand, laadbak voorop, grote fietstassen achterop de markt op te lopen … van vroeg tot laat  lopen ze te shoppen op de markt met hun fietsen, van aftandse roestige brikken tot gloednieuwe hybrides. Met de uitstekende fietssturen botsen ze tegen tegen ruggen, armen en borsten van niets vermoedende marktkopers aan. Deze categorie marktbezoekers zou niet alleen geweerd moeten worden van de markt, neen, deze categorie zou meteen bekeurd en hun fiets geconfisceerd moeten worden..

Ik heb trouwens een behoorlijk pijnlijke rib (gekneusd … gebroken) overgehouden aan een  botsing met een fiets op de markt deze middag. 

dinsdag 12 augustus 2014

GRIJZE DUIF

Grijze Duif
In 1959 wonen mijn drie zusjes, mijn moeder en ik in Rotterdam, Spangen; in de van Lennepstraat op twee hoog in een vierkamerwoning. Mijn vader woont hier officieel natuurlijk ook maar hij is er alleen nooit: hij vaart als pantrybediende op een passagiersschip van de Holland Amerika Lijn; maar daar gaat het nu niet om.
Ik ben een jongen van negen, mijn zusjes zijn zeven, zes en twee. Mijn moeder is dan dertig. Ons (huur-) huis is gebouwd rond 1910. Van buiten veel steen; van binnen veel hout. Houten vloeren. Elke stap die in dat huis gezet wordt, elk stukje speelgoed dat daar valt, elke stoel die er verzet wordt, alles dreunt door naar de buren. De benedenbuurvrouw wordt gek van ons. Ze reageert meestal onmiddellijk; dan bonkt ze met een voorwerp tegen haar plafond … onze vloer dus. Ik weet nog steeds niet met welk voorwerp ze dat doet … met een zwabber, vermoed ik.
Mijn moeder lijkt daarna gelijk een beetje van slag:
‘Doe maar een beetje zachtjes, jongens; ik wil geen last met dat mens van beneden.’  ‘Jongens’ noemt ze  mijn zusjes ...  stom. Eigenlijk vindt mijn moeder die buurvrouw maar een zeikwijf.
‘Kinderen moeten toch gewoon kunnen spélen,’ vindt ze … dat denk ìk tenminste, alleen zegt ze dat nooit hardop. Wel stampt ze een enkele keer hard op vloer als reactie op het gebonk van de buurvrouw. Van die onduidelijke houding van mijn moeder heb ik wel een beetje last. Ik hou me thuis meestal maar koest; zit rustig in de stoel van mijn vader. Mijn zusjes trekken zich nooit iets aan van die buurvrouw en evenmin van mijn moeder, áls die zich al eens boos maakt tenminste. Soms zeg ik er, als grote broer, wel eens wat van. Maar naar mij luisteren? Ho maar! Ze blijven klieren, gillen en met speelgoed gooien en ze hebben er nog lol in ook. Maar dadelijk, als ik naar buiten moet, ben ik het weer die op zijn kop krijg van die ‘grijze duif’, want zo noemen wij onze ‘geliefde’ benedenbuurvrouw.
Het lijkt haast wel alsof ze achter haar voordeur staat te luisteren of ik naar buiten ga. Want net als ik voor haar deur sta trekt ze die met een ruk open en zegt dan met een gemeen snerpende heksenstem:
‘‘Waarom hebben jullie de hele ochtend weer zo’n rotherrie lopen maken? Ja jij! Jij en die ellendige rotzusjes van je. Het moet nou maar eens afgelopen zijn! Ik sterf de hele dag van de koppijn door jullie! Zeg maar tegen je moeder, dat ‘ik er werk van ga maken.’’
Ik word een beetje eng van die grijze duif, mompel ‘jjjjja buuv….’ en sluip verder zo geruisloos mogelijk de trap af.
Eigenlijk is het toch te gek voor woorden, dat ik het me zo aantrek: ik maak zelf helemaal geen herrie. Ik lees boekjes, maak moeilijke sommen en doe, in mijn eentje, rustige spelletjes, zoals bijvoorbeeld het vlooienspel en hoedje-wip. Dààr kan dat mens toch geen last van hebben?
En wat mijn moeder betreft: zij veroorzaakt al helemaal geen overlast: op haar sloffen beweegt ze geruisloos door het huis en iets als stofzuigen bijvoorbeeld: dat doet ze alleen als ze zeker weet dat de ‘grijze duif’ niet thuis is.
Je kan dus wel zeggen dat mijn moeder en ik heel erg rustig zijn thuis, ‘dooie vogeltjes’ bijna.  Aan ons ligt het dus niet. Het vreemde is alleen dat mijn drie zusjes, de drie kleine herrieschoppertjes, om de een of andere onduidelijke reden nooit door die grijze duif worden aangesproken. Het gevolg daarvan is dat ze zorgeloos en onbekommerd hun gang blijven gaan: ze bekogelen elkaar met hun knikkers (met veel gejank tot gevolg), ze maken hoge torens van mijn houten blokken, die omkieperen als ze  te hoog worden en soms gaan ze gewoon in de woonkamer touwtje staan springen … ze kunnen eigenlijk net zo luidruchtig zijn als ze maar willen. Dat doen ze dan ook naar hartenlust; mijn moeder doet er in feite nooit iets tegen en naar mij luisteren ze gewoon niet.

Pech voor de buurvrouw. Pech ook voor mij want ik ben en blijf de Kop van Jut al is dat wel minder sinds ik met wollen sloffen aan naar buiten sluip.