maandag 7 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (14, slot)

Inmiddels is de zaak door een anoniem telefoontje van een bewoonster van de  Spangense Kade in een stroomversnelling geraakt.  Zij meldde dat zij tussen drie en vier uur die nacht heftig  geblaf hoorde. Ze had er eerst nog maar weinig aandacht aan geschonken maar toen het blaffen overging in amechtig janken,  ging ze toch even kijken wat er nu  aan de hand was.  De honden stonden daar beneden niet aangelijnd voor hun baasje en dat baasje schopte die arme beesten waar hij ze maar raken kon.  Dat kon zo niet lang doorgaan; dat pikken pitbulls niet. Het baasje pleegde  zijn sadistisch handelingen in doodse stilte. Toen de honden het welletjes vonden, sprongen ze in eerste instantie naar zijn kuiten en zo successievelijk naar andere lichaamsdelen. Ze trokken de man naar de grond en toen pas zag ik dat het ome Bram was.  Bram, de Graaier. Weinigen wisten dat hij ook de boekhouder van de Rotterdamse onderwereld was.  Daar wisten ook de honden niks vanaf maar desondanks gingen ze te keer. Ze rukten zijn armen, benen en hoofd, los van zijn romp. Ze wisten zelfs Brams onderlichaam van zijn bovenlichaam te scheiden.

Waarom ik de politie toen niet waarschuwde? Bang voor mijn eigen hachie. Wat dacht je? Je denkt toch zeker niet dat  ik de penose op mijn dak wil krijgen. Misschien was het wel een soort afrekening.  Ja, dat kan toch best? Die lui verzinnen van allerlei rarigheid.
Nu het onderzoek naar de moorden vast dreigt te lopen, dat lees ik tenminste in de krant,  wil ik anoniem wel laten weten wat ik gezien heb.  Volgens mij heeft Bram de hand aan zichzelf geslagen. Volgens mij heeft hij de honden zo getergd dat ze hem aanvielen. Op een gegeven moment bewoog er niets mee aan ome Bram. De honden zaten ieder met een arm van hem Bram in hun bek. Toe kwam er een kerel aangelopen, ogenschijnlijk stomdronken. Hij  liep een beetje wezenloos heen en weer door  de bloederige troep op de stoep. De honden leken hem niet eens in de gaten te hebben. Ze bleven althans roerloos met hun superbot in hun bek zitten en gaven geen kik. De man zwalkte in de richting van de romp van Bram en pikte de portemonnee uit diens jasje vermoed ik. De dronkaard stopte  die portemonnee in zijn eigen jack en zwalkte verder naar zijn huis, iets verderop de Spangense Kade. Ja, hij woont heel dicht bij mij zag ik.
Ik kon die nacht de slaap niet vatten. Geen wonder eigenlijk ook, op de keper beschouwd.
Die honden bleven de rest van de nacht in de buurt van de verslonden ome Bram hangen, alsof ze wilden aangeven het  allemaal niet zo dodelijk bedoeld te hebben. Tot de vroege ochtend, het zal half negen geweest zijn, was er behalve die twee pitbulls dan, verder geen hond te bekennen geweest op de kade.  Toen naderden twee mannen met gleufhoed en lange regenjas …..rechercheurs…….  De honden liepen nieuwsgierig op hen af en besnuffelden het duo. De heren zijn daar niet van gediend en  halen beiden flink uit naar de beesten, die bangelijk jankend afdruipen.   De heren bellen verderop  aan bij het dronken droppie dat vannacht die portemonnee uit de jas om de romp van wijlen Bram viste.
Het duurt even maar na een kwartier doet de man al open.

Ik vind dat die honden niet langer op straat moeten blijven zwerven, daar zijn ze veel te gevaarlijk voor.  Naar die dronken droppie breng ik de schatjes, die zoekt het maar uit met die kutbeesten.   Toen die vent vannacht in hun buurt was waren de honden zo mak als lammetjes.  Ik zie die beesten nog  als dolle de trap op stormen bij die gozer . Gelijk zetten ze hun tanden in de rechercheurs. De rechercheurs hadden de pech dat deze twee pitbulls uitstekend getraind waren om iemand af te maken. De honden hadden het allemaal geleerd van ome Bram zelf.  Daar komt dan nog bij de opgekropte woede van  van de beestjes van toen ze zo intens gemeen door de rechercheurs getrapt werden.  Ik kan van een dergelijk schouwspel niet genieten, keer me er vanaf  en loop in de richting van mijn woning. Nog geen twee minuten later haalt mijn 'buurman' me in,  rennend in de richting van de taxistandplaats. Hij is duidelijk niet meer onder invloed van alcohol.

De identiteit van de  anonieme dame, van het relaas van hierboven, is al snel achterhaald. Ten overstaan van zowel Staal als Kozijn heeft ze haar verklaring bevestigd en ondertekend.
Niet alleen de verklaring van deze buurvrouw  wees in de richting van suïcide. De notaris die het testament afhandelde was in het bezit van een brief van Bram waarin hij schreef dat hij zich ’s nachts, op straat,  door twee pitbulls wilde laten verslinden. Hij was al bezig de honden daar op af te richten.

Dus was het toch niet de doldwaze elektrische fietser en Bram-hater Chiel;  Chiel krijgt een flinke boete voor zijn roekeloze rijgedrag; alle schade aan café de Draaitol en de daar aanwezige mensen zal hij moeten vergoeden.
Ook was het  Thijs niet, de man van Janneke, die zo jaloers is op Bram.
Of  Janneke,  Brams minnares (in ruil dikke fooien).
En ook niet Sonja, de ex van Chiel  of Brams verongelijkte zoon Miech;  die laatste moet wel onmiddellijk zijn honden laten afmaken.
KeesJan kon gewoon de portemonnee aan Brams erfgenamen teruggeven. Hij had helemaal niks van het geld gebruikt. Nog net niet. Wel krijgt hij een taakstraf voor lijkenpikkerij.

Ome Bram sloeg dus via de hondjes van zijn zoon Miech heel gewoon de hand aan zichzelf! De dood van de twee rechercheurs was te verklaren als botte pech. Ze waren op het verkeerde moment op de verkeerde plek.




         

vrijdag 4 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (13)

Inmiddels is komen vast te staan, dat de honden, die verantwoordelijk zijn voor de dood van ome Bram en de twee rechercheurs,  afkomstig zijn uit de kennel van Miech. Beide beesten droegen een chip onder de huid met alle relevante gegevens. Rechercheur Kozijn krijgt die informatie van het hoofdbureau en sluit dit gelijk kort met zijn collega Staal in Portugal.
Volop reden voor Staal om ogenblikkelijk af te reizen naar Coimbra, ware het niet dat hij nog met KeesJan wat moet regelen. Hij kan niet anders dan de Portugese autoriteiten vragen KeesJan nog even vast te houden. Morgen komt Staal met een of twee andere verdachten uit Coimbra en dat stel gaat dan zo snel mogelijk richting Nederland. De Portugezen schikken zich in deze gang van zaken.

Staal neemt een taxi naar Coimbra. Die stad ligt ongeveer 100 kilometer ten zuiden van Porto.   Die taxi-chauffeur rijdt toch hard! Niet alleen op de vlakke weg maar ook op de bochtige gedeelten, bergopwaarts, met uitzicht op zeer diepe ravijnen. Bergafwaarts gaat het nog sneller. Meneer de chauffeur haalt net zo makkelijk in: of er nu wel of geen tegenligger aankomt op het veel te smalle tweebaansweggetje, het interesseert hem allemaal niet. Zijn devies is: vlug,vlug, vlug.  Voor 75 euro is hij in drie kwartier in Coimbra, bij het hondentrainingscentrum ‘Cuidado com o cão’, de  kennel van  Miech. Staal zegt de taxi-chauffeur te wachten. Hij gaat binnen het half uur met zijn taxi weer terug naar Porto.

Miech is op de kennel en loopt Staal tegemoet. De mannen hebben elkaar niet eerder ontmoet. Als Staal zich voorstelt, weet Miech meteen dat hij hier is in verband met de moord op zijn vader Bram.  Miech is er eerlijk over als hij geconfronteerd wordt met de gegevens van de twee honden, de killers van Bram en de rechercheurs. Het waren inderdaad zijn honden. Miech staat perplex, dat deze beestjes dat op hun geweten hebben. Hij is ze nu al een tijdje kwijt. Ze zijn hem ontstolen toen hij een paar dagen in Nederland doorbracht om wat geldzaken te regelen.  Hij heeft er niks van gemerkt. De achterdeur van zijn huis is gewoon open gemaakt; niet geforceerd dus. Er is geen enkele schade. Ik heb geen aangifte gedaan omdat ik dacht dat de honden wel gewoon weer naar me toe zouden komen. Dat gebeurde dus niet. Op een gegeven moment  ben ik zonder mijn honden maar wel met een nieuwe vriendin Sonja, naar Coimbra teruggekeerd. Haar heb ik leren kennen op de dag na verdwijning van de honden. Staal zegt dat hij dat verhaal kent, van zijn collega Kozijn, die sprak met de ex van Sonja. Die man is echt helemaal he-le-maal de weg kwijt.

Miech weet alleen maar uit de krant, dat zijn vader is afgemaakt door twee honden. Dat het zijn honden waren hoort hij nu pas. Zijn vader zal morgen worden begraven. Hij is niet van plan om speciaal voor die gelegenheid naar Nederland af te reizen. 
De relatie tussen Miech en zijn vader is nooit zo best geweest, zeg maar gerust dat de relatie slecht was.  En zeker, zo vertelt hij aan Staal, nadat zijn vader hem weigerde te helpen het faillissement te voorkomen van zijn kennel in Flakkee. Allemaal heel vervelend voor hem natuurlijk maar nog geen reden om de man af te maken.  Uiteindelijk heeft vader Bram wel een paar centen willen investeren in deze nieuwe kennel hier in het Portugese.

Staal wil dat Miech mee komt naar Nederland. De betrokkenheid van zijn honden bij de moorden  is daarvoor al genoeg aanleiding. Sonja kan wel gewoon in Coimbra blijven als ze dat wil en voor de beesten zorgen. Zij kan momenteel, met de beste wil van de wereld, nergens van worden verdacht in deze zaak.  Misschien wordt ze nog opgeroepen als getuige. Dat stemt Miech al gerust genoeg.

Ergens tussen Coimbra en Porta, krijgt Miech een helder moment. Hij heeft het steeds al vreemd gevonden, dat iemand zomaar uit zijn huis zijn honden kon stelen, zonder iets te forceren aan de woning. De woning, waar ik in verbleef,  was vòòr mij bewoond door mijn vader zelf. Het zou best kunnen dat hij alle sleutels van mijn huisje nog in zijn bezit had. Dus……………. het zou ook best eens zo kunnen zijn dat mijn pa zelf de hondjes meegenomen heeft. Of het moet iemand zijn geweest die die huissleutels weer gejat heeft van mijn vader.  

dinsdag 1 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (12)

Kozijn heeft al een paar keer op de bel gedrukt bij Chiel van Dam. Er komt geen enkele reactie. De rechercheur doet navraag bij de buren. De benedenbuurvrouw heeft hem twee dagen geleden voor het laatst gezien. Zij zag hem toen thuiskomen op zo'n elektrische fiets. Dat ding zette hij nog vast aan die lantarenpaal hier voor de deur.  Sindsdien heb ik hem niet meer gezien maar des te meer gehoord.  Vreselijke tering muziek, tering herrie kan ik beter zeggen,  maakt hij, het lijkt wel of de hele  Josti-band aan het inspelen is in zijn huis.  Vanmorgen zie ik dat het slot van zijn fiets doorgeknipt in de hondenzeik onderaan de lantarenpaal ligt; de fiets is pleite. Gejat dus. Nog maar eens aanbellen bij Chiel.   
Kozijn houdt nu de bel zeker drie minuten achtereen ingedrukt. Eindelijk! Chiel is wakker. Nou, ja wakker, wakker,….slaapdronken mompelt hij dat Kozijn naar boven mag komen.
‘Let maar niet op de rommel,’ zegt hij met dubbele tong. Over de vloer van zijn woonkamer verspreid liggen naar schatting zo’n vijftig, naar ik aanneem, lege blikjes Heineken. Kozijn verliest zijn evenwicht over een blikje en belandt zo op schoot bij Chiel, die ongeschoren op zijn zwart lederen tweezitter zit. Ongeschoren. Zijn blote, witte, zwaar behaarde benen steken uit een onderbroek, die al lang in de wasmand had moeten liggen. Openhangend ruitjesoverhemd met daaronder een verschoten  morsig wit t-shirt.
‘Zal ik eens een kopje koffie gaan zetten?’ vraagt Kozijn. Hij wacht wijselijk niet op antwoord. Chiel is niet in staat tot een behoorlijk gesprek. Een kop koffie doet  in dit geval vaak wonderen.
Als Kozijn met de koffie in zijn hand terugkomt, treft hij Chiel in tranen. Hij heeft in zijn spijkerbroek geplast. Dat is vast en zeker vaker gebeurd want dit huis is doordrongen van een penetrante zeiklucht.  Kozijn vraagt aan Chiel of hij soms zit te janken omdat hij in zijn broek heeft gepiest. Woedend is Chiel op zichzelf en hij roept uit:
´Ik heb het verdomme alweer niet gemerkt, weer niet, weer niet!´ ….en  hij slaat zichzelf heel hard met een blikje in zijn kruis.  
Na zijn eerste bakkie koffie begon Chiel gelukkig al wat helderder uit zijn ogen te kijken. Hij vraagt wat Kozijn komt doen. Deze legt uit en Chiel begint opnieuw smartelijk te huilen.
‘Ja, arresteer me maar, hoor,  meneer de rechercheur, ik ben met mijn fiets café de Draaitol in gereden en ik heb daar mijn gal gespuwd over ome Bram. Dat heb ik gedaan. Maar met de moord op hem en die agenten,  heb ik helemaal niks te maken toevallig.´

Chiel tipt Kozijn om eens met Miech, Bram zijn zoon te gaan praten. 
'Das geen beste die Miech. Ik durf er om te wedden, dat die moorddadige honden van zijn kennel komen. Die Miech heeft ook mijn vrouw Sonja van me afgepikt. Ik hoorde laatst dat  dat Sonja en Miech ergens in Portugal een kennel zijn begonnen.'  Chiel is nu weer ontroostbaar:
‘Er is nu niemand meer die een lekker badje voor me maakt en me eens lekker inzeept.’
Kozijn fronst zijn wenkbrauwen en vraagt:
‘Een badje? Inzepen? Deed je vrouw dat allemaal voor jou?’
‘Ja,  is daar wat mis mee dan?

Kozijn haalt zijn schouders op en maant Chiel het land niet te verlaten zolang de zaak Bram nog niet is opgelost. De rechercheur noemt Chiel een enorme klootzak, omdat hij door zijn gedrag in de Draaitol zichzelf heeft geprofileerd als zeer verdacht. Voor Kozijn is het echter al snel duidelijk dat deze  Chiel van Dam nergens toe in staat is. Zeker niet zonder vrouw. Het enige dat hij momenteel kan is zuipen, zuipen en nog eens zuipen.

Kozijn komt er via de Nederlandse ambassade in Portugal betrekkelijk eenvoudig achter dat Sonja en Miech honden trainen in Coimbra. et was nu zaak voor hem om razendsnel zijn collega Staal te contacteHet is nu zaak dat Kozijn zo snel mogelijk zijn collega  Staal informeert. Die zit nu hopelijk nog in Portugal om KeesJan, de hoofdverdachte op te halen. Sonja en Miech zitten daar ook. Die moet Staal dan gelijk maar even oppikken. 

vrijdag 28 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (11)

‘Klootzak, dat je d’r bent!’ Janneke heeft Chiel aan de telefoon. ‘Dacht je dat ik je niet zou herkennen, lul? Je stem had je goed verdraaid, dat wel, en ook die helm en die bivakmuts daaronder maakten je behoorlijk onherkenbaar maar toch ik herkende je meteen………..aan je sokken. Die kreeg je van mij,  voor je verjaardag, drie weken terug.’
‘Luister eens even naar mij, Janneke….’’
‘O nee, Chiel,  Janneke luistert dit keer  helemaal niet naar jou. Jij luistert nu eerst eens even naar mij. Ik weet dat jij ome Bram zijn bloed wel kan drinken maar dat betekent toch nog niet dat je mijn café en mijn klanten moet gaan beschadigen met die rare fratsen van je?  Chiel, ik was zo vreselijk kwaad op je, dat ik  de recherche verteld heb, dat jij die ravage hier hebt aangericht, met die klotefiets van je. Dus zeer binnenkort staat de politie bij je voor de deur. Je hebt met die onverantwoordelijke act van je in mijn café, ook nog eens de verdenking op je geladen van de moorden op ome Bram en die twee rechercheurs, snap je dat, uilskuiken….. en nou mag jij wat zeggen’
‘Jij weet toch net zo goed als ik, Janneke,  dat ik nooit zal moorden, Janneke?’
‘Ja, Chiel, dat kan ìk nou wel weten maar daar heb je naar de recherche toe helemaal niks aan. Je bent nu verdachte nummer één.’

Het is heerlijk weer hier in Coimbra, Noord-Portugal.  Zesentwintig graden. Het terrein van het hondentrainingscentrum ‘Cuidado com o cão’ ligt op een heuvel met een zeer gering hellingspercentage, net buiten de stad. Prachtige natuur hier. De zon en de vele  regen staan garant voor het frisse groen en een grote variatie aan kleurrijke veldbloemen.. Er loopt een kereltje over het trainingsveld van de kennel, gehuld in een lange leren jas, dito handschoenen, een helm en een masker.  Als hij er flink de vaart er in zet schreeuwt een vrouw in plat Rotterdams:
‘Graaipum, graaipum maaiden!’ en razendsnel, met nu al het schuim op hun lippen, achtervolgen de honden de kleine man, die binnen de kortst mogelijke tijd  achterhaald is, besprongen wordt, naar de grond wordt getrokken en wijselijk doodstil blijft liggen.’
‘Keurug maaiden, faain gewerrukt hoor, maaiden.' Dan wijst ze naar hun hok, klapt in haar handen en geeft het bevel:
‘Gaat af!!’.  In een mum van tijd zitten de beesten weer in hun hok.
‘So dah gateffe prima hè, Miech?’
‘Ja, Sonja, ze zijn perfect, onze hondjes.’
Volgens Sonja, sinds kort Miech’s vriendin, is er nog wel ruimte voor uitbreiding van de  kennel. Daar is Miech het wel mee eens maar hij wil eerst even afwachten  wat de erfenis van zijn vader hem precies oplevert.  Om nu al weer meer land er bij te kopen , terwijl de zaak op dit moment in feite met verlies draait. Daar wil hij niet aan. Hij wil niet nog een keer een faillissement meemaken.
Miech is de zoon van de vermoorde ome Bram. Zijn vader had zijn vorige kennel op Overflakkee wel kunnen redden maar verdomde het domweg omdat hij vond dat zijn zoon ten aanzien van de honden te weinig professioneel was.  Geld pompen in die kennel was voor Bram dweilen met de kraan open. Dat geld kreeg hij dus niet. Miech ging failliet en maar bleef liefhebber pur sang.  Zij verkaste naar Portugal om in Coimbra met zijn in Holland zwart verdiende centjes een nieuwe kennel op te zetten. Hij was al zo kien geweest om enkele van zijn beste pitbulls door Sonja naar Noord-Portugal te laten verhuizen.
Sonja is nu een paar maandjes  bij Miech. Kort nadat de scheiding was uitgesproken met Chiel van Dam, leerde ze Miech kennen, die toevallig even in Rotterdam was om, naar zoals nu bekend, tevergeefs,  te praten met zijn vader over zijn eventuele steun aan de kennel.
Het was laat in de avond. Sonja was met bonje de deur uitgegaan en liep smartelijk huilend over straat. Miech, die Wodan, zijn trouwste pitbull bij zich had, liep luid blaffend in haar richting. Sonja stond gelijk stil; ze was duidelijk bang voor de hond.
Wodan hield gelijk op met blaffen en Miech zag meteen de tranen van Sonja.  Hij vroeg of hij wat voor haar kon doen; wat er aan de hand was. Sonja deed haar verhaal over haar verstikkende en bizarre relatie met Chiel:
‘Hij wil persé elke avond, in een teil met handwarm water in de woonkamer voor de televisie zitten.  Onder de reclameblokjes moet ik hem wassen met een ingezeept washandje, zijn hele lijf,  maar vooral in al zijn holtes en spleetjes. Het is elke avond weer een natte kledderboel in de woonkamer. Soms laat hij ook zelf alles lopen. Hij spettert dan als een gek. Ik ben zelf ook elke avond zeiknat. Een paar keer ben ik ook al over dat natte zepige water uitgegleden. Als ‘Pauw en Witteman’ geweest is, staat meneer op, dan moet ik hem grondig afdrogen en dan gaat hij zijn bed in. Ik mag dan die teil leeg scheppen met de melkkoker. Ik heb het he-le-maal gehad met Chiel. Alleen weet Ik niet waar ik nu heen moet. Ik heb hier verder helemaal niemand.’
Afijn zo praatte zij en luisterde hij nog enige tijd en vervolgens liepen ze naar café de Draaitol. Geen van beiden was daar ooit eerder geweest. Daar dronken ze flink wat. Gretig ging zij in op het hartstochtelijk aanbod van Miech om mee te gaan naar zijn logeeradres.  Daar maakten ze er een zinderende nacht van en sindsdien zijn Sonja en Miech onafscheidelijk.  

Sonja doet nog wel een briefje bij Chiel in de bus.

Chiel,
Ik ben het zat dat leipe gelazer met jou, in dat bad
Vroeger werd ik nog geil van jou, poedelnaakt in die teil.
Nu maakt dat water uit je bad me alleen maar kleddernat.
Chiel je wilt niet dat ik lieg: de waarheid is: ik ben bij Miech.
Jij vindt het vast niet leuk dat ik Miech nu geregeld neuk.
Ik voel me nu hartstochtelijk verbonden aan Miech en zijn moordlustige honden.

doeiiiiiiii
Sonja

dinsdag 25 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (10)

Die stem van de man op de elektrische fiets komt Janneke heel bekend voor; de stem zet haar aan het denken:
‘Die kerel, ja, want het is absoluut een vent.  Die vent probeerde zijn stem wel wat te verdraaien maar ik ken die stem. Ik kan hem nu alleen even niet thuisbrengen. Nee, het is zeker niet KeesJan, René of Simon; ook niet die van een politie-functionaris en van mijn Thijs al helemaal niet, natuurlijk niet, want die stond hier vlak naast me achter de bar, te bibberen van angst.  Verdorie, dat ik nou geen gezicht kan matchen met die stem, stom zeg, ………….maar wacht eens ja….ja….nee……….ja.........ja natuurlijk!
Dat is de stem van……….

Ze  neemt onmiddellijk contact op met rechercheur Staal. Ze vertelt over het incident in het café met die even woedende als geheimzinnige fietser.
‘Ik weet wie hij is. Tot nog toe kende ik hem alleen als een vriendelijke, gezellige vent maar nu heeft hij zich wel van zijn slechtste kant laten zien. Het is Chiel van Dam. Ik ga hem aansprakelijk stellen voor de schade aan het interieur van het café en ik weet ook dat enkele stamgasten hem aansprakelijk zullen stellen voor beschadigingen aan hun kleding. Heus heus.’
‘Tsja,’ zegt Staal nuchter, ‘dan moeten jullie maar aangifte komen doen op het bureau hier.’
Chiel…..Chiel…., die naam heb ik toch al eens horen vallen, is hij niet die homoseksuele dameskapper uit de Bilder…...’
Nee, zegt Janneke, Chiel is onze postbode, althans, de laatste 5 , 6 jaar en voor zover ik weet is ie hetero. Daarvoor heeft hij vijftien jaar bij de Koninklijke Gestampte Muisjesfabriek gewerkt. Daar is hij met ruim zeshonderd honderd anderen weg gesaneerd. Die saneringsoperatie  stond onder leiding van onze Bram zaliger. Er zit flink wat rancune bij die jongen. Vreemd genoeg heeft hij er never nooit wat van laten merken als hij wel eens hier in de kroeg was.’

Reden genoeg voor Staal om eens een babbeltje te gaan maken met die postbode. Misschien kan Kozijn het deze keer wel doen. Als een kind zo blij is Kozijn met de opdracht. Babbelen met mensen (wat staat voor: een verhoor afnemen), daar acht Staal zijn collega Kozijn ten enenmale ongeschikt voor. Als Kozijn hem al eens vroeg om een eenvoudig verhoortje van bijvoorbeeld  een kruimeldief of een verdwaald hoertje, dan zei Staal hem recht op de man af :
‘Nee, nee, voor dat soort dingen ben jij gewoon te verlegen voor, Kozijn. Dat geeft op zich helemaal niks, beste kerel, want er is genoeg ander  politiewerk  te doen, waar je uitstekend mee uit de voeten kan.’  Maar dit keer komt het Staal heel goed uit om Kozijn op een verdachte af te sturen.
Staal moet namelijk zo dadelijk al naar Portugal, Porto om precies te zijn en dat gesprek met die postbode kan beslist niet wachten, want eer Staal terug is uit Porto zijn we weer twee dagen verder. Dus  gunt  hij collega Kozijn zijn bezoekje aan Chiel van Dam van harte.     

KeesJan ligt nog in zijn cel in het gevangenisziekenhuis. Er ligt nog een gedetineerde, die tot KeesJans grote opluchting zijn bed niet uit mag. Dat zou ook niet eens kunnen, want hij heeft beide benen gebroken. De man zegt geen woord. Het is een Portugees volgens de verpleegkundige. Hij werpt uiterst vijandige blikken in de richting van KeesJan. Het gebaar dat de Portugees naar hem maakt  snijdend met de zijkant van zijn hand over zijn hals.  Geen flauw idee waarom die man zo doet.
Gelukkig zal KeesJan gauw verlost zijn van die celgenoot. Deze ochtend krijgt hij immers zijn vrijheid weer terug. Het eerste dat hij gaat doen is met de ome Bram-passen zo veel mogelijk geld te pinnen en dan op reis naar Fatima om al dat geld te schenken aan de Heilige Maagd Maria, die daar vele malen verschenen is.  De ziekenbroeder/bewaker, die bezig is de verwondingen van de Portugees te verzorgen, vertelt KeesJan echter, dat ‘het wel wat later zal worden.  Er moeten nog wat formaliteiten geregeld worden.' 
KeesJan gaat helemaal door het lint als hij dat hoort! Oude en nieuwe vloeken slingert hij de cel in. Hij trapt in blinde woede hard tegen de goed gevulde ondersteek. De stinkende massa vliegt uit die po alle kanten op.  De werkkleding van de verpleegkundige was zoëven nog smetteloos wit. Voor het eerst nu heeft de Portugees duidelijk grote pret, tot hij merkt dat de infuus uit zijn arm is gerukt door de vliegende ondersteek. Als de Portugees de po vlak voor zijn neus ziet neerploffen op zijn buik is het lachen hem helemaal vergaan.
Met zijn laatste uithaal van woede, een schop tegen het traliewerk van zijn cel,  blesseert Keesjan zich dusdanig dat hij zeker ook vanavond niet zonder  begeleiding zou kunnen genieten van zijn vrijheid. Zijn voet is niet gebroken. Zwaar gekneusd. Wisselbaden moeten helpen en hij zit net te wisselbaden als er een grote kerel samen met een met een ziekenbroeder zijn cel binnenstapt.
‘Hallo, ik ben  Peter Staal, Recherche bureau Rotterdam West.’ Stelt hij zich voor en hij valt  gelijk met de deur in huis.
‘KeesJan Reindo, u wordt verdacht van enkele moorden in Rotterdam, de moord op ome Bram, u wel bekend en twee rechercheurs. Daarom ben ik hier. U gaat met mij mee naar Rotterdam.
‘U begaat een grote vergissing, meneer Staal,’ zegt KeesJan, ‘ik heb dan wel met mijn dronken kop  de knip uit ome Bram zijn colbert gejat, wat ik nooit had mogen doen natuurlijk, maar dat wil nog niet zeggen, dat ik hem heb laten afmaken. Mijn bedoeling was om Bram zijn geld te doneren aan een goed doel: de Heilige Maagd van Fatima!’
‘Ja, ja. Zal wel,’ bromde Staal, ‘en mijn twee collega rechercheurs heb je zeker ook niet laten afmaken………in je eigen huis nog wel? Hoe kom je in godsnaam aan die honden, man?’
‘Je denkt toch zeker niet dat die honden van mij zijn?! Ik ken maar één figuur die he-le-maal mesjoche was van dat soort honden en toevallig was dat ome Bram zelf en ……..’ Dan maakt  het mobieltje van KeesJan geluid…….een sms’je zo blijkt. Een sms’je  van zijn vriend  René. Hij meldt een zege van hun voetbalteam.
‘Yeah!!!’, even is er alleen maar blijheid bij KeesJan.
‘Die honden, zei je,  ……….toevallig ome Bram zelf en wie nog meer dan?’ vraagt Staal.
‘Ome Bram en zijn zoon; maar of die laatste nog leeft zou ik niet durven zeggen.’

donderdag 20 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (9)

In café ‘in den Draaitol’ was het zo langzamerhand  een gekkenhuis aan het worden. De vreemdste lui liepen de kroeg in en uit en omdat Janneke ook niet meer het kaf van het koren kon scheiden liep het even flink mis. De schrik zat er nog goed in bij haar en eigenlijk bij alle aanwezigen, na de aanslag van gisterenmiddag. In overleg met haar man Thijs had ze maar besloten om tot en met de crematie van Ome Bram twee veiligheidsagenten in te huren. Twee breedgeschouderde mannen in donkerblauw uniform. Zonder pet, want zonder hun grote, glimmende kale schedels zouden ze er veel minder afschrikwekkend uitzien.
Wat gebeurde er nu gisterenmiddag? De hele Draaitol zat mudvol. Er kon geen kip meer bij als het ware. Opeens: lawaai, gegil, gebrul, geschreeuw. Een schriel figuur met een grote zwarte helm op zijn kop kwam de Draaitol binnensjezen. Op een elektrische fiets! Iedereen die in de weg stond werd opzij gedrukt of ondersteboven gereden. Remmen was er niet bij…..jaaaaah………. pas toen  ie vlak voor dat ome Bram-monumentje stond, remde die. Geen van de gasten nam het initiatief om deze man aan te pakken. Hij droeg legerkleding en liep rond op de welbekende legerkissies. Door de bivakmuts onder de helm was zijn tronie totaal onherkenbaar. Iedereen hier stond elkaar verlamd van schrik aan te kijken. Zelfs naar de gewonden keek niemand om, ondanks hun geweeklaag.  De persoon met de helm eiste alle aandacht op.

De man eiste stilte en zegt dan het volgende:
‘De manier waarop u hier stilstaat bij  de dood van deze man is veel te veel eer voor deze man, ik kan beter zeggen: deze schoft. Neemt u  van mij aan, dat deze man zich verrijkt heeft over de ruggen van vele honderden mensen . Ook over de ruggen van mijn  vader en mijn oom. Beiden heeft hij weggesaneerd bij de Post; beiden hebben zich samen op de dag van hun ontslag, op het zelfde tijdstip, verhangen aan de zelfde boom: de perenboom om precies te zijn,  in de achtertuin van ons huis.’
Hij onderbrak zijn verhaal; het werd wat rumoerig in de kroeg:
‘Koppen dicht nou en luisteren!’
Toen vervolgde hij zijn verhaal:
‘Mijn pa en mijn oom hadden er  bijna veertig arbeidsjaren opzitten bij de Post. Maar dat telde allemaal niet voor deze minderwaardige  man. Ik weet  zeker dat ook  nu in dit café slachtoffers van deze ome Bram aanwezig zijn. Zij zullen mijn verhaal dus kunnen bevestigen. De enige zaken die voor jullie 'Kleintje Pils' telden:
 punt een: zijn reorganisatie-opdracht bij de Post en
punt twee : zijn honden.
 Die reorganisatie heeft minimaal vijftienhonderd mensen hun baan gekost en hem zes ton opgeleverd. 
Slechts weinigen waren op de hoogte van zijn grote hobby: honden. In zijn kennel liet hij zijn honden opleiden tot killers. Die honden hebben zich uiteindelijk tegen hem gekeerd en hem zijn verdiende loon gegeven. Geen enkel respect verdient dit onmens.’

De barkruk annex Bram-monument werd eerst even door de gehelmde omver getrapt waarna die sneller dan ie gekomen was, ook weer verdween. Dit keer kon iedereen de fietser zien aankomen en op tijd opzij springen.

De tot monument omgedoopte barkruk lag nu, voor de tweede maal nu al weer, op de vloer en natuurlijk ook alles wat er op stond. Wat erger was, de sfeervol brandende waxinelichtjes zetten à la minute de wenskaarten en Janneke’s hoeslaken in de fik. Razendsnel pakte Thijs vanachter de bar de emmer water die altijd klaarstaat voor het blussen van kleine brandjes en pas op het moment dat hij die emmer  leeg kieperde, merkte hij dat de emmer nog niet eens halfvol water zat en dat zijn rode boxershort daar nog in stond te weken. Nou, die onderbroek is ie dus gewoon kwijt. Door de rookontwikkeling moesten alle gasten zo snel mogelijk de zaak uit. Inmiddels was Janneke zo alert om het rode brandblusapparaat er bij te pakken. Toen was het brandje in een handomdraai geblust. Maar wat een teringzooitje, zeg. Het kostte toch zeker zo’n  tweeënhalf uur om alles weer op orde te krijgen.
Ook de ambulancebroeders zijn nog zeker anderhalf uur in de weer geweest; maar meer dan wat kneuzingen en schaafwonden viel er niet te behandelen. Voor hun was dus een makkie. Dat is ze van harte gegund! Niemand hoefde overigens mee naar het ziekenhuis.
Janneke had geheel onverwacht nog een kwaaie aan Thijs. Ze moest al haar overredingskracht aanwenden om hem zover te krijgen dat hij , uiteindelijk toch nog vrolijk fluitend het purperen hoeslaken van zijn bed  ging halen. Een prachtig hoeslaken, dit keer, zonder meer, om door een ringetje te halen.
Alleen de foto van ome Bram was zoek. Alles was inmiddels geveegd, gezogen en gesopt. Hoe er ook naar gezocht werd nergens kwam die foto boven water. En het is de enige en het is ook zo’n leuke; zo olijk staat hij er op!

Toen alles en iedereen weer een beetje op orde was stapte wijkagent Koedood binnen om eens polshoogte te nemen. Hij had gehoord dat er hier wat loos was, dus kwam hij maar eens  een kijkje nemen. Tsja, de nog aanwezige gasten in de Draaitol, konden hun lachen nauwelijks onderdrukken: als je alles gehad hebt komt, Koedood, onze ontwijkagent.
 
Die stem van de man op de elektrische fiets komt Janneke heel bekend voor; de stem zet haar aan het denken:
‘Die kerel, ja, want het is absoluut een vent.  Die vent probeerde zijn stem wel wat te verdraaien maar ik ken die stem. Ik kan hem nu alleen even niet thuisbrengen. Nee, het is zeker niet KeesJan, René of Simon; ook niet die van een politie-functionaris en van mijn Thijs al helemaal niet, natuurlijk niet, want die stond hier vlak naast me achter de bar, te bibberen van angst.  Verdorie, dat ik nou geen gezicht kan matchen met die stem, stom zeg, ………….maar wacht eens ja….ja….nee……….ja.........ja natuurlijk!
Dat is de stem van……….

maandag 17 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (8)

Dat had KeesJan ook nooit gedacht: dat hij met zijn vrome gezicht en doorgaans keurige gedrag, ooit nog een Portugese gevangenis van binnen zou zien en dat uitsluitend en alleen door zo’n stelletje bezopen en gedrogeerde klootzakken dat zich F-supporters noemt. Die vonden het nodig om elkaar in de ontvangstruimte van het vliegveld door winkelruiten te flikkeren, koffers uit de handen van reizigers te trappen en te pissen waar ze maar stonden. Logisch dat de politie ingreep.  Ze hadden hem er alleen buiten moeten laten. KeesJan liep er heel toevallig tussen.
Als een leeuw heeft hij gevochten om uit de gevangenis te blijven maar de agenten waren onvermurwbaar. Voor de agenten was hij gewoon een van de raddraaiers. KeesJan weet zeker dat hij vrij komt zodra ze de beelden van de beveiligingscamera uit die ontvangsthal van het vliegveld bekeken hebben.

Ondertussen zat hij, in die cel, opgescheept met twee van die onbehouwen, ongeletterde F-beesten. Keesjan is een  F-hater pur sang en dat zal hij nooit onder stoelen of banken steken. In zijn woede bedankte hij het duo hartelijk dat hij nu dankzij hun walgelijke wangedrag bij hen in de cel moest zitten. Hij maakt het tweetal uit voor een stel dolgedraaide domkoppen, fascisten.   Dat had hij beter niet kunnen doen want deze twee jongens laten het, zoals KeesJan deed,  niet bij wat verbaal gepruttel. Met zijn tweeën zijn die jongens natuurlijk veel en veel sterker en slaan er keihard op los: 'geen woorden maar daden'. De dichtstbijzijnde bewaker zei dat het hij het al enige tijd wat rumoerig vond in de cel van de drie mannen. Toen hij ging kijken bleek wat er aan de hand was. Keesjan was helemaal murw getikt met als resultaat een afzichtelijk opgezwollen gezicht in de kleur paars. Hij was buiten bewustzijn. De F-jongens werden ieder in een hoek van de cel met handboeien aan de muur geketend. KeesJan werd op een brancard gelegd om naar het gevangenisziekenhuis te worden afgevoerd.
Alsof ze het hadden afgesproken spuugden de F-boys vrijwel tegelijkertijd een dikke groene klodder slijm in de richting van KeesJan…..en nog precies op zijn hoofd ook. Het duo kwam niet meer bij van het lachen.  Ook een van de verpleegkundigen kon zijn lachen niet inhouden en  toegegeven: voor de onpartijdige waarnemer was het een uitgesproken kolderiek tafereel en omdat Keesjan er toch totaal geen weet van had, gezien zijn buiten-westen-zijn, kon er best even om worden gelachen.

Het waren weliswaar flinke klappen die Keesjan opliep maar in het gevangenishospitaal knapte hij snel op. Hij was goed geluimd temeer daar hij van het afdelingshoofd te horen kreeg dat de beelden van de beveiligingscamera’s  geen wangedrag van hem lieten zien. Ze wilden hem daar nog wel één dagje ter observatie houden, dan zou hij voldoende van de opgelopen klappen zijn hersteld.

Keesjan had nu mooi even de tijd om na te denken wat hij met het vele geld van ome Bram zou kunnen gaan doen. Hoe groot het vermogen van Oma Bram precies was wist Keesjan niet. Hij wist wel dat hij met de portefeuille en pinpas van hem al gauw honderdduizend euro’s zou kunnen opnemen.  Nu opeens schiet hem een heel goed doel te binnen: Fatima!! Het kleine Portugese plaatsje waar de Heilige Maagd Maria enige malen verscheen aan de drie eenvoudige, normale, sympathieke herderskinderen Lucia, Franceso en Jacintha.
Bij haar verschijningen zou deze Maagdelijke Vrouwe, reeds in het begin van de vorige eeuw (!) gewaarschuwd hebben voor graaiers,  hebzuchtigen en egoïsten.adden we maar wHhhhhh Hadden we maar wat meer naar haar maagdelijke waarschuwingen geluisterd. Met de 100.000 euro van ome Bram heeft de Heilige Maagd  straks wat meer armslag om haar gewichtige boodschap uit te dragen. De Heilige Maagd….wie kènt haar nièt?!

Als hij overmorgen uit het ziekenhuis ontslagen wordt,  kan KeesJan nog bijtijds in Lissabon zijn. Lissabon ligt toch op de weg route naar Fatima. Net als in honderden andere steden in de wereld zal dan ook in Lissabon gedemonstreerd worden tegen hebzuchtigen, graaiers,  ongelijkheid, de duurder wordende en winstmakende zorg, de oorlog  en de schrikbarend snel groeiende kloof tussen arm en rijk. Al weer een maand geleden nu is  het begonnen in New York met de actie ‘Occupy Wallstreet’. Dag-in-dag-uit wordt daar al die dagen al gedemonstreerd. Overmorgen zal de actie wereldwijd worden. Nu Keesjan toch in Portugal is wil hij overmorgen graag aanwezig zijn bij ‘Occupy Lissabon’.

Het afdelingshoofd van het gevangenisziekenhuis van Oporto ontvangt inmiddels een mail van de Rotterdamse politie. Hij wordt geïnformeerd over de moord op ome Bram en de verdenking jegens Keesjan dienaangaande.  Het verzoek aan Lissabon is om in afwachting van enkele Rotterdamse rechercheurs  Keesjan in het gevangenishospitaal te houden.