donderdag 20 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (9)

In café ‘in den Draaitol’ was het zo langzamerhand  een gekkenhuis aan het worden. De vreemdste lui liepen de kroeg in en uit en omdat Janneke ook niet meer het kaf van het koren kon scheiden liep het even flink mis. De schrik zat er nog goed in bij haar en eigenlijk bij alle aanwezigen, na de aanslag van gisterenmiddag. In overleg met haar man Thijs had ze maar besloten om tot en met de crematie van Ome Bram twee veiligheidsagenten in te huren. Twee breedgeschouderde mannen in donkerblauw uniform. Zonder pet, want zonder hun grote, glimmende kale schedels zouden ze er veel minder afschrikwekkend uitzien.
Wat gebeurde er nu gisterenmiddag? De hele Draaitol zat mudvol. Er kon geen kip meer bij als het ware. Opeens: lawaai, gegil, gebrul, geschreeuw. Een schriel figuur met een grote zwarte helm op zijn kop kwam de Draaitol binnensjezen. Op een elektrische fiets! Iedereen die in de weg stond werd opzij gedrukt of ondersteboven gereden. Remmen was er niet bij…..jaaaaah………. pas toen  ie vlak voor dat ome Bram-monumentje stond, remde die. Geen van de gasten nam het initiatief om deze man aan te pakken. Hij droeg legerkleding en liep rond op de welbekende legerkissies. Door de bivakmuts onder de helm was zijn tronie totaal onherkenbaar. Iedereen hier stond elkaar verlamd van schrik aan te kijken. Zelfs naar de gewonden keek niemand om, ondanks hun geweeklaag.  De persoon met de helm eiste alle aandacht op.

De man eiste stilte en zegt dan het volgende:
‘De manier waarop u hier stilstaat bij  de dood van deze man is veel te veel eer voor deze man, ik kan beter zeggen: deze schoft. Neemt u  van mij aan, dat deze man zich verrijkt heeft over de ruggen van vele honderden mensen . Ook over de ruggen van mijn  vader en mijn oom. Beiden heeft hij weggesaneerd bij de Post; beiden hebben zich samen op de dag van hun ontslag, op het zelfde tijdstip, verhangen aan de zelfde boom: de perenboom om precies te zijn,  in de achtertuin van ons huis.’
Hij onderbrak zijn verhaal; het werd wat rumoerig in de kroeg:
‘Koppen dicht nou en luisteren!’
Toen vervolgde hij zijn verhaal:
‘Mijn pa en mijn oom hadden er  bijna veertig arbeidsjaren opzitten bij de Post. Maar dat telde allemaal niet voor deze minderwaardige  man. Ik weet  zeker dat ook  nu in dit café slachtoffers van deze ome Bram aanwezig zijn. Zij zullen mijn verhaal dus kunnen bevestigen. De enige zaken die voor jullie 'Kleintje Pils' telden:
 punt een: zijn reorganisatie-opdracht bij de Post en
punt twee : zijn honden.
 Die reorganisatie heeft minimaal vijftienhonderd mensen hun baan gekost en hem zes ton opgeleverd. 
Slechts weinigen waren op de hoogte van zijn grote hobby: honden. In zijn kennel liet hij zijn honden opleiden tot killers. Die honden hebben zich uiteindelijk tegen hem gekeerd en hem zijn verdiende loon gegeven. Geen enkel respect verdient dit onmens.’

De barkruk annex Bram-monument werd eerst even door de gehelmde omver getrapt waarna die sneller dan ie gekomen was, ook weer verdween. Dit keer kon iedereen de fietser zien aankomen en op tijd opzij springen.

De tot monument omgedoopte barkruk lag nu, voor de tweede maal nu al weer, op de vloer en natuurlijk ook alles wat er op stond. Wat erger was, de sfeervol brandende waxinelichtjes zetten à la minute de wenskaarten en Janneke’s hoeslaken in de fik. Razendsnel pakte Thijs vanachter de bar de emmer water die altijd klaarstaat voor het blussen van kleine brandjes en pas op het moment dat hij die emmer  leeg kieperde, merkte hij dat de emmer nog niet eens halfvol water zat en dat zijn rode boxershort daar nog in stond te weken. Nou, die onderbroek is ie dus gewoon kwijt. Door de rookontwikkeling moesten alle gasten zo snel mogelijk de zaak uit. Inmiddels was Janneke zo alert om het rode brandblusapparaat er bij te pakken. Toen was het brandje in een handomdraai geblust. Maar wat een teringzooitje, zeg. Het kostte toch zeker zo’n  tweeënhalf uur om alles weer op orde te krijgen.
Ook de ambulancebroeders zijn nog zeker anderhalf uur in de weer geweest; maar meer dan wat kneuzingen en schaafwonden viel er niet te behandelen. Voor hun was dus een makkie. Dat is ze van harte gegund! Niemand hoefde overigens mee naar het ziekenhuis.
Janneke had geheel onverwacht nog een kwaaie aan Thijs. Ze moest al haar overredingskracht aanwenden om hem zover te krijgen dat hij , uiteindelijk toch nog vrolijk fluitend het purperen hoeslaken van zijn bed  ging halen. Een prachtig hoeslaken, dit keer, zonder meer, om door een ringetje te halen.
Alleen de foto van ome Bram was zoek. Alles was inmiddels geveegd, gezogen en gesopt. Hoe er ook naar gezocht werd nergens kwam die foto boven water. En het is de enige en het is ook zo’n leuke; zo olijk staat hij er op!

Toen alles en iedereen weer een beetje op orde was stapte wijkagent Koedood binnen om eens polshoogte te nemen. Hij had gehoord dat er hier wat loos was, dus kwam hij maar eens  een kijkje nemen. Tsja, de nog aanwezige gasten in de Draaitol, konden hun lachen nauwelijks onderdrukken: als je alles gehad hebt komt, Koedood, onze ontwijkagent.
 
Die stem van de man op de elektrische fiets komt Janneke heel bekend voor; de stem zet haar aan het denken:
‘Die kerel, ja, want het is absoluut een vent.  Die vent probeerde zijn stem wel wat te verdraaien maar ik ken die stem. Ik kan hem nu alleen even niet thuisbrengen. Nee, het is zeker niet KeesJan, René of Simon; ook niet die van een politie-functionaris en van mijn Thijs al helemaal niet, natuurlijk niet, want die stond hier vlak naast me achter de bar, te bibberen van angst.  Verdorie, dat ik nou geen gezicht kan matchen met die stem, stom zeg, ………….maar wacht eens ja….ja….nee……….ja.........ja natuurlijk!
Dat is de stem van……….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten