dinsdag 11 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (6)

‘KeesJan is helemaal niet zo gewelddadig,’ zegt Rene stellig. ‘Ik heb hem zelfs op het voetbalveld, in die dertig jaar dat we nu al samenspelen,  nog nooit een grove overtreding zien maken. KeesJan is al jarenlang jaren mijn beste vriend en voetbalmaatje en eerlijk is eerlijk: ik heb echt in mijn hele voetbalcarrière nog nooit zo’n mietje meegemaakt als hij. Technisch en tactisch is hij een van de besten maar als het aankomt op bikkelen dan drukt KeesJan zich toch. Daarom kan ik me ook niet voorstellen dat hij ook maar iets van doen heeft met de moord op ome Bram. Daar is hij veel te teerhartig voor.’

Janneke heeft over de omzet van haar ‘Café de Draaitol’ deze dag niks te klagen. Sinds ome Bram, alias ‘Kleintje Pils’, niet meer op zijn eigen barkruk kan zitten, is het een gekkenhuis in haar kroeg. Over Brams barkruk heeft Janneke een van haar witte hoeslakens gedrapeerd. Het laken is op zich wel schoon; alleen zijn niet àlle vlekken er in de was uitgegaan; ook dat elastiek in het laken is hinderlijk. Maar het gaat om het gebaar. Bovenop de kruk staat een fotolijstje met een tamelijk jonge Bram en een aangelijnde bloeddorstig ogende hond; weinigen hier zullen hem zo  kennen. Een guitige blik in de  ogen, vrolijk, glad geschoren, sportief gekleed; kortom een  veel vlottere Bram dan menigeen hier hem kende. Rondom zijn foto op de barkruk staan wat brandende waxinelichtjes en drie kleintjes pils. Telkens als het bier doodgeslagen is, ververst Janneke het.
Op het laken hebben velen kaartjes gespeld met woorden die uiting geven aan hun gevoelens over deze gebeurtenis. Woorden waarmee de schrijver zijn hart kon luchten. Troostende woorden wellicht ook voor eventuele familieleden van Bram, hoewel hij nooit  over familie over gerept heeft. De opeenstapeling van rode en witte rozen en  lelies op de vloer rondom zijn kruk zijn tekenend voor wat het misdrijf allemaal los heeft gemaakt in de buurt.  

Het was te verwachten dat de recherche, de heren Staal en zijn assistent Kozijn, deze kroeg al vrij snel aan het begin van hun onderzoek zouden opzoeken. Twaalf uur per dag bracht Bram hier door.  Dus als er ergens info te halen is dan is het hier wel.
Bij Burgerzaken op het stadhuis had Kozijn al uitgevist dat Bram anderhalf jaar getrouwd is geweest en dat uit dat huwelijk een zoon is geboren genaamd Miech. Dertig jaar zou hij nu moeten zijn.  Van die Miech heeft niemand van de aanwezige stamgasten ooit gehoord. Bram zelf kwam altijd alléén in de Draaitol; sporadisch maakte hij een praatje met een andere stamgast. In de eerste jaren dat Bram in de Draaitol kwam gebeurde het nog geregeld, dat er lui in het café in kwamen om hem uit te foeteren. Ze gebruikten niks. Alleen maar veel geschreeuw. Handtastelijk werden ze niet, dat gelukkig niet; ze gooiden hem allerlei verwijten naar zijn hoofd: een zakkenvuller zou hij zijn; terwijl zij met lege handen stonden. Ongetwijfeld waren dat de door hem weggereorganiseerde werknemers van de Koninklijke Gestampte Muisjesfabriek.

Rechercheur Staal vindt het erg ongeloofwaardig dat KeesJan geen contact heeft gezocht met René na de moord op Bram; Staal is er ook van overtuigd dat hij zijn stamkroeg nog heeft opgezocht. Maar zowel Janneke als René ontkennen in alle toonaarden.
‘Geloof me nou maar, meneer de rechercheur, Keesjan is hier niet meer over de vloer geweest. Dat zal iedereen hier kunnen bevestigen,’ zegt Janneke.
Wat niemand hier kon weten is dat KeesJan om deze tijd verbleef in het luchtruim boven Zuid Frankrijk in een Boeing 767; binnen het uur zou hij landen op het vliegveld van Porto, in Portugal.

Staccato stelt rechercheur Staal wat vragen aan René over hoe laat zij die nacht uit de Draaitol vertrokken. Hij wil weten waar en wanneer René en hij afscheid namen en waar zij over spraken. René barst in lachen uit:
'We konden nauwelijks praten met elkaar, met die driedubbeldikke tongen, lallen konden we, ja, maar je moet niet vragen waarover.'
Rechercheur Kozijn, noteert wat er allemaal gezegd wordt. Eerder op de avond, nog in de kroeg, hadden KeesJan en ik het erover dat het wel dapper is van Bram om elke  avond in zijn eentje half teut naar heus te tollen. Misschien wel wat overmoedig.

Wanneer Bram iets meer aangeschoten was dan normaal, bracht Janneke hem ook wel eens naar huis. Dat kwam toch zeker één keer per week voor. Dan kleedde ze hem in zijn slaapkamertje uit, deed zijn pyjamaatje, stopte hem onder de wol, aaide hem over zijn bolletje,  gaf hem een nachtzoen en ging dan weer terug naar haar etablissement. Janneke is daar altijd open over geweest: wat zij had met Bram mocht iedereen weten. Ook mocht iedereen weten dat hij haar dagelijks met een vorstelijke fooi beloonde. 
Thijs, de kroegbaas, tevens haar partner, had zo zijn twijfels. Die fooien waren wel aan de erg hoge kant. Maar Thijs kon zich ook weer niet voorstellen dat Janneke hem ontrouw zou zijn.
Staal had er even genoeg van:
‘Ik ga er vandoor. Jullie horen nog van me.’ Schielijk stapte Kozijn achter Staal aan. Zo’n haast heeft Kozijn om weer dicht bij het baasje te kunnen zijn, dat hij van de weeromstuit het Bram-gedenkteken omver loopt. Het glas van het fotolijstje kapot, bloemen geplet en wat eigenlijk nog het ergste is: het hoeslaken met de kaartjes vliegt in de fik. Daadkrachtig optreden van Staal voorkomt veel erger. In no-time ligt de hele boel op straat te fikken. Daar kan het niet zó veel kwaad. Door een emmer water leeg te gooien over het brandende  beddengoed weet Janneke het brandje snel te blussen.  Pech voor Kozijn, dat hij iets te dicht bij Janneke staat: hij krijgt een halve emmer water over zijn schoenen. Vooral Staal maakt na dit bezoek aan de Draaitol een opgewekte indruk en dat zal niet alleen met zijn droge sokken te maken hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten