woensdag 3 januari 2024

WINDJE TEGEN.

 Windje tegen.

Vanmiddag heb ik meel gekocht. In Vlaardingen. In molen Aeolus. Het meeste brood dat ik eet, bak ik zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbol van de supermarkt of een sneetje Allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het zelf … met dat meel … heerlijk stevig zuurdesembrood.

Zo eens in de twee maanden heb ik meel nodig. Ik fiets dan in een uurtje naar die molen. Koop daar niet alleen meel maar ook zemelen, pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad … gaat allemaal in dat brood.

Het personeel in de molen is vriendelijk ... beetje paranoia wel. Op hun hoede. ’t Is net of daar pas  een roofoverval is gepleegd. Als ik binnenkom, zoek ik meteen wat ik nodig heb. Elke stap die ik zet wordt door drie personeelsleden met Argus-ogen bekeken.  Kom daar al vijf jaar en betaal toch altijd netjes. Rond de tien euro meestal. Eet ik acht weken van.

Op de terugweg rijd ik langs het flatgebouw waar een oude vriendin van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden, dat we wat met elkaar hadden. Ik was 22 … Sonja net 17 … eigenlijk mochten we het nog helemaal niet met elkaar doen …  althans: ik niet met haar.

Het lijkt wel of ik haar daar zie. Op dat grasveld voor die flat. Een leuke, kleine vrouw ... rood haar. Ze laat twee drukke honden uit. Haar rode haar … kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur heeft … maar àls ze inmiddels grijs geworden is …  jaaa … dat kàn toch haast niet anders … dan heeft ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd.  Ze loopt zo ongeveer 100 meter voor me  … nog precies datzelfde loopje …. dezelfde houding.

‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fiets, zó hard … ze moet me wel horen … ik zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Herkent ze me? Of zwaait ze zo maar terug?  Lacht ze? Uit de verte zie ik haar tanden blinken in het zonnetje dat toevallig even schijnt. Dan loopt ze weer door naar haar flat ... zonder verder op of om te kijken. Ze trekt haar hondjes naar binnen. Verdwijnt uit mijn zicht.

Ik heb niet de illusie dat ze mij herkend heeft. Tóén had ik contactlenzen en een mooie bos donkerblonde krullen ... nu loop ik met een bril en een kale kop.

Kan ook best zijn dat ze me herkend heeft … en dat ze het verleden liever laat rusten.

Zes keer per jaar fiets ik langs Sonja’s flat … heel even is zij dan terug in mijn gedachten. Aangename gedachten vandaag … ik heb nu niet eens gemerkt, dat ik al een paar kilometer ‘windje tegen’ had.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten