‘Hebben jullie wat met elkaar?’
‘Hoe kòm je daar bij?
‘Zie jullie steeds samen …’
‘Gewoon aantrekkingskracht misschien.’ We hebben het best gezellig:
beetje praten, lachen, zingen. Maar een relatie met haar: ’Nee, dank je’. Vriendschap is voor mij de limit.
Ze woont alleen met haar hondje Fikkie in een
appartementencomplex. Vertelt me over haar buren. Sinds kort heeft ze een
Chinees echtpaar boven haar wonen. Asielzoekers. De man lijkt wel zo’n Sumo
worstelaar. Hij is de rust en vriendelijkheid zelve. Maar… totaal niet haar type.
Ze komt hem vaak in de lift tegen.
Ze denkt zeker dat ik een relatie met haar wil. Ik zou haar
leuk vinden … is het gerucht. Midden in de nacht belt ze me uit mijn bed om me te
zeggen dat ik er goed uit zie ... voor mijn leeftijd dan, hè (75).(Ze had me die
nacht eens moeten zien liggen). Maar goed … een relatie met mij … ze moet er
niet aan denken.
Ze glimlacht, uit beleefdheid naar de Chinees: ’Goedemorgen’.
Hij brabbelt iets onverstaanbaars terug. Spreekt geen woord Nederlands. Zo’n
tien keer per dag, gaat hij naar buiten. Een sigaretje roken. Is zijn sigaretje
op, dan loopt ie nog wat rond in de buurt.
Dzjiesus Christ! Dàt komt me even rauw op mijn dak vallen!. Mijn
wereld stort in. Geestelijk raak ik helemaal
in de knoop … wat een desillusie … wèèr alleen. Volslagen kut…. Nee, nee, sorry
hoor, ik zit te liegen. Het interesseert me werkelijk geen reet. Ze is qua uiterlijk mijn type helemaal niet …
Ik vind haar wel leuk, grappig en slim maar dat is allemaal qua innerlijk, hè.
Belangrijk! Natuurlijk, maar het gezicht wil ook wat, toch?
Het is een mistige dag in november, kwart voor acht in de
ochtend. Ze laat Fikkie uit. Ze is een kwartiertje onderweg. ’t Is nog goed
donker. Opeens herkent ze de gestalte
van de Sumo-buurman. Ze schrikt. ‘Waarom
is hij nu precies hier, waar ik ook ben? Hij stalkt me.’ Het beangstigt haar.
In paniek gaat ze met grote stappen naar huis. Een verbijsterde Fikkie trekt ze
achter haar aan.
Ze is 60. Ook als ze (veel) jonger zou zijn, zou ik het bij
vriendschap laten. Overkomt me zelf ook vaak genoeg, dat ik iemands type niet ben.
En dan vinden ze me óók nog eens niet
leuk, niet grappig en niet slim. Tsja, dan kan ik vríéndschap wel helemààl vergeten.
Als ze bij de ingang van het appartementencomplex is
aangekomen kijkt ze schichtig om zich heen. De ’stalkende Chinees’ in geen
velden of wegen te bekennen … maar … daar staat hij al, in de hal, bij de lift,
bezweet. Zo te zien is hij wezen trainen. Hij wenkt haar … houdt de liftdeuren open
voor haar en haar hondje.
Het licht jankende beestje likt zijn wonden. Zij tilt Fikkie
op, drukt hem tegen haar aan: ‘Jaaa. Rustig maar, rustig schatje. Vrouwtje heeft
zich weer eens voor niks gek laten maken’.
‘Kom … lekker tegen me aan. Rustig maar. Mmmmmm, jaaa, je
bent mijn lieve kleine schattekindje’. Ze gaan ze samen als eerste de lift in. Dan
stapt de Chinese buurman rustig glimlachend in. Terwijl de liftdeuren sluiten aait
hij Fikkie voorzichtig over zijn rugje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten