Mijn vriend Deef heeft een zusje van veertien Frieda. Ze is vier jaar jonger dan ik en beeldschoon. Lief koppie, lang blond haar, leuke tietjes en rete-brutaal. Het enige dat ze niet mee heeft, is haar rechter been. Dat is een dun, mank, kort poliobeentje. We hebben twee weken ‘met elkaar gelopen’, gezeten, gevreeën, gezoend. Het gaat me al gauw vervelen dat gehinkelepink naast me, hoe leuk ze ook is. Eerlijk gezegd schaam ik me voor haar. Voel me een beetje voor lul lopen met haar. Hoewel … nooit heb ik er iemand over gehoord. Na die twee weken maak ik het uit. Vanaf die dag, tot op de dag van vandaag, vijfenvijftig jaar later, schaam ik me voor mijn gedrag van destijds. Ik zeg tegen het kind, dat Frieda in feite nog is, dat ik het uitmaak. Zij haalt haar schouders op, zegt: ’Goed dan.’ Draait zich om en loopt bij me vandaan in de richting van haar huis. Ik kan eigenlijk niets beters krijgen dan Frieda, dus misschien is ze wel allang blij dat ze van me af is. Ben dan nou niet bepaald ‘moeders mooiste’.
Ik heb er verder nooit ellende mee gehad. Niemand heeft me
ooit verweten dat ik Frieda heb laten stikken. Ik verweet het alleen mijzelf
heel erg. Van Deef en haar ouders en zussen heb ik er nooit een kwaad woord
over gehoord. Toen ik het mijn vriend vertelde, wist hij nog van niks (of hij
deed alsof). Ze heeft er dus haar mond over gehouden thuis. Daar ben ik wel
blij om. Want zelf heb ik die twee weken omgang met Frieda al die jaren beschouwd als misbruik van een
minderjarig gehandicapt, meisje. Ik was tenslotte al meerderjarig. ‘Even ge-(mis)bruikt
en dan gedumpt, zo heb ik het al die jaren gevoeld. Beneden alle peil.
Jaren later loop Frieda, gearmd met een lange, magere man , me
tegemoet in de Zwartjanstraat. Ze is moddervet en nog net zo klein als toen ze
veertien was. Hinkeldepinkelde natuurlijk nog net zo. Naast haar loopt een leuk
jochie van een jaar of vijf te trekkebenen. Met zijn linker beentje. Ze heeft
het dus aan hem doorgegeven. Hij loopt met een voetbal onder zijn arm. Zou hij
werkelijk kunnen voetballen? ‘Alles kan, behalve het puntje van je neus
bijten,’ zei mijn moeder altijd.
Ondertussen klopt mijn hart
heftig in mijn keel. Ik wil hard terug lopen maar het is al te laat. Zij
doet net of ze me niet ziet als we langs elkaar heen lopen … ik sta voor de
étalage van Van Haren te kijken … nergens naar.
Deef en Frieda heb ik nooit meer gezien. Via via heb ik
gehoord dat Deef op 21 jarige leeftijd aan longkanker is overleden. Ik was toen
inmiddels 35 en vijftien jaar getrouwd met een beeldschone vrouw, knap
gezichtje, lang blond haar, een lekkere kont, slim en super creatief.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten