Waar ben je nou? Ik loop al zo lang naar je te zoeken, Ruud. Ik ben heel ongerust. Het is al vijf uur. Je bent nog zo klein. Het wordt al donker. Ik was bij de zandbak, daar was niemand te zien. Alleen een zandkasteel, een diepe kuil en een zandberg. Zou jij gemaakt kunnen hebben, schatje van me.
Bij de speeltuin zijn een man en vrouw bezig met hun
dochtertje (?). Keer op keer wordt ze de glijbaan op geholpen, zodat ze weer
kirrend naar beneden kan roetsjen. Ik vraag nog of ze mijn zoontje Ruud gezien
hebben. Hij is vijf jaar heeft donkerblond haar, sproetjes op zijn wangen. Heeft
een spijkerbroek aan en een warm rood jasje, groene kaplaarsjes. Het is goed
fris vandaag. Ze hebben niemand gezien in het half uurtje dat ze hier zijn.
Bij de voetbalkooi zijn alleen maar pubers aan het
voetballen. Eigenlijk gaat Ruud hier alleen maar naar toe met zijn vader, wanneer
die grote jongens er niet zijn. Dan kunnen ze rustig samen even een balletje
trappen. Ik vraagt niks aan die knullen, als Ruud hier was geweest, dan hadden
ze hem niet eens gezien.
Ik loop door wat straatjes. Roep af en toe ‘Ruud, Rudie …. Ruud‘ maar zie of hoor niks. Ik kom in de
buurt van de Schie loop langs het water. Enkele mannen zitten met meters lange
hengels te vissen. Hier zal hij niet komen. Maar je weet maar nooit. Misschien
is hij hier wel eens met een vriendje of vriendinnetje van school geweest. Even
verderop staat een clubje mannen op een kluitje. Hij zal toch niet … het zweet
breekt me uit … ik ben niet zó snel … loop zo snel ik kan. Struikel bijna over zo’n
kinderhoofdje; de hele schiekade is hiermee geplaveid. Heb duidelijk de
verkeerde schoenen aan.
De oude mannen op dat kluitje zijn gefocust op het water.
Het zal Rudie toch niet zijn daar, hè. Neen, anders had een van die mannen zijn
jas toch wel uitgetrokken en hem nagesprongen zijn? Of niet? Misschien kan
niemand hier zwemmen. Komt nogal eens voor bij oude mensen. Die hebben nooit zwemles
gehad. Ik duik er zo in, vis hem gelijk uit het water. Ik zet wat mannen brutaal
opzij …. ‘doe eens even normaal mevrouw’. Ik ga ze nu niks uitleggen, dring me verder
naar voren naar het water en zie dan, dat een oude hengelaar een grote snoek aan
de haak geslagen heeft. Met een groot groen schepnet haalt hij de wild
kronkelende vis naar de kant. De mannen om me heen applaudisseren voor die knappe
visser. Bewondering. Pffff, ik
transpireer, ondanks het koele weer. Ben nota bene zonder jas de deur uit
gegaan. Ook hier vraag ik niks. Loop de smalle straatjes weer in. ‘Ruud …Rudie
…Ruud’.
Ben nu vlakbij zijn school. Op het schoolplein, niemand te
zien. Wel brandt er nog licht in de school. In een van de lokalen. Ik ga de
school in. Daar is geroezemoes, gelach, soms, gezang ook. Ik snel de gang in, ren in de richting van het lokaal
met de geluiden. ‘Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven … in de gloria,
in de gloria!’ Trudie, zijn vriendinnetje, is vandaag jarig. Daar zie ik mijn
schatje. Hij stiefelt gelijk naar mij toe. Ik druk hem stevig tegen me aan. Zo
blij dat je er bent. Knuffel hem. De schooljuf is er ook. Ze zegt
dat ze me eerder had verwacht om Ruud op te halen. Hoe kan ze dat nou denken?
Ik wist van geen feestje af.
'Je had me, met dat vak van je, juf, moeten laten weten, dat Rudie hier uitgenodigd
was.'
Ze slaat haar hand voor haar mond: ’helemaal vergeten …’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten