Die nacht vat ook Vera kou. Ze ligt te woelen op haar bed en voortdurend te ijlen tot ruim na middernacht. ‘Neeeen! … waarom … niet doen! … het is veel te heet … ik kan het niet … het is te hoog … neen … laat me … laat me met rust. De kleine meid slaat met haar armpjes wild om zich heen … ga weg!
Dan valt ze stil. Lijkt nu in diepe slaap. Haar gezicht is
bezweet. Haar kussen zeiknat. Af en toe hoor ik nog een kreuntje.
Ik ben net weer beter. Heb het
behoorlijk voor mijn kiezen gehad. Hoge koorts. Alsmaar onrustig woelen in bed.
Een duivels figuur probeert op slinkse wijze mijn kamer binnen te dringen. Door
het ventilatiekanaal, door het slaapkamerraam op zestien hoog in te slaan,
onder de slaapkamerdeur door te glippen. Ik moet alles in de gaten houden …
zodra ik hem in zijn ogen kijk is hij verdwenen.
Vera slaakt een huiveringwekkende kreet, zit rechtop in haar
bed te huilen; haar handen voor haar gezichtje.. Ik, haar grote broer, schuifel
naar haar toe om haar hoofdje droog te deppen. Ik leg haar hoofd rustig terug
op het kussen. Verdrietig snikkend valt ze weer in slaap.
Ik ben te moe om attent te blijven op die achterbakse
indringer. Ik zak steeds weer weg in een onrustige slaap. De in het zwart
gehulde engerd verrast me, wanneer ik net iets te diep weg dut. Hij trekt de dekens over mijn hoofd. Kan hem
niet zien. Met zijn armen om mijn borst troont hij me mee: ‘Kom , niet bang
zijn, we gaan naar je balkon, loop mee. Ik lijk wel gehypnotiseerd, loop als
een mak schaap mee. Op het balkon trekt
hij de deken van me af. Hij staat achter me: ‘Je gaat nu vliegen … ik weet dat
je het kan … jij weet ook dat je het kan … toe maar … toe maar … je kan het.’
Vera rolt uit haar bed en laat haar plas lopen. ‘Vera, Vera’,
roep ik maar ik krijg geen contact. Haar barbie-ponnetje is doorweekt. Ik dweil
haar plas op en pak een schone pyjama voor haar … als ik haar natte nachtpon uit wil doen
begint ze moord en brand te schreeuwen, slaat en krapt me … allemaal in haar slaap … ze heeft haar ogen nog toe. Haar gekrijs houdt
pas op als ik haar teder in mijn armen neem en haar zachtjes heen en weer wieg.
Ik leg haar met haar droge Ienieminie- pyjamaatje weer in bed. Stop haar lekker
in.
‘Je kan het’ hij duwt me naar de balustrade, ‘je kan
vliegen, probeer het maar… , je kan het’
Dan kom ik opeens weer in mijn kracht, draai me om, pak hem bij zijn
lurven en smijt hem over het balkon. Hij weegt niks! Ik hoor hem helemaal niet eens
meer.
Onregelmatig ademhalend, zwetend, word ik wakker in mijn overhoop geschopte bed.
Kussen doornat. Dekens en laken op een prop. Maar de dreiging is vervlogen.
Nu kan zij ontspannen slapen, uitzieken ook en dromen over Luvabella,
haar lievelingspop, haar schatje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten