Posts tonen met het label kaplaarzen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kaplaarzen. Alle posts tonen

zondag 4 juni 2023

DE DWARSLIGGER.

Aldo zit met z’n rug naar de zee, alleen, op een linnen ligstoel op het strand. Het is absolùùt geen strandweer. De wind is aanlandig en straf. Het zand kurkdroog. Zandkorrels striemen zijn kale hoofd. Hij heeft een rood gewatteerd jack en een spijkerbroek aan. Af en toe bedekt hij met zijn handen zijn grote vlezige oren tegen het hem pijnigende zand. Naast zijn strandstoel staan rechts zijn groene kaplaarzen, maat 46,  waar hij zijn geitenwollensokken in heeft gestopt. Links ligt de badtas met zijn standspullen en mondvoorraad. Zijn blik focust op de hoogste  duintop  waar met onregelmatige tussenpozen een donkere ongeklede dagrecreant te zien is. De recreant staat daar met zijn blote billen gericht naar de zee te springen, te heupwiegen en met zijn uitgestrekte  armen, te zwaaien naar het land.

Aldo blijft zitten waar hij zit en zoekt met zijn linkerhand zijn badtas. Die zet hij op zijn schoot, opent hem en haalt er stapeltje kranten uit, oude kranten, want hij maakt tot lezen geen aanstalten. Hij legt het stapeltje kranten op zijn ligstoel en gaat er op zitten.

Hij pakt met een gehaaide beweging een krantje onder zijn benen vandaan en versnippert de krant in piepkleine stukjes. Alle zakken van zijn jack en broek vult hij met de snippertjes. Ook de kaplaarzen en zijn geitenwollensokken stopt hij er mee vol.

De donkere duintopswinger laat zich opeens weer even zien, alsof hij onheil verwacht en het binnenland daar voor waarschuwen wil. Maar zo, draaiend met zijn blote bruine billen naar het strand, is hij niet meer dan een roepende sukkel in de woestijn. Meer dan verdwijnen achter het duintopje kan hij niet.

Duidelijk wordt nu wat Aldo met krantensnippers voor heeft. Hij pakt, handje voor handje de snippers en gooit ze in de lucht, alwaar ze, onder zijn hysterisch gelach, gegrepen worden door de snoeiharde zeewind, richting de duinen. Een gigantische wolk van duizenden snippers wordt over de duinenrij gedreven en komt boven het land tot uitbarsting. Aldo buldert zijn hysterische lach, wanneer hij de donkere man, geheel beplakt met natte snippers, paniekerig over de duintoppen ziet zwabberen.

Als de hoosbui tot bedaren is gekomen begint hij aan zijn twaalfuurtje. Rabarber deze keer. Hij houdt van die groente. Rabarber moet koud zijn en goed zuur. Het smaakt hem het best na reuring zoals zoëven.

Terwijl hij smult van zijn gezonde hapje staat daar als een donderslag bij heldere hemel, een dwarsligger tegen zijn ligstoel. Telkens als Aldo hier recreëert wordt hij gedwarsboomd door de Knutselaar. Nu eens wordt hij ‘kopje onder’ geduwd, dan weer begraven onder het zand (behalve zijn hoofd dan) of …  hem wordt zand in de ogen gestrooid.  De Knutselaar heeft voor vandaag een dwarsligger gefabriceerd.  Aldo kan geen kant op. De dwarsligger gaat alleen tegen betaling opzij. Hij heeft nog een bakje rabarber in zijn badtas. Voor een bakje rabarber wil de Knutselaar met zijn dwarsligger wel wijken. ‘Eerst opzijgaan jij’, gebaart Aldo, dan krijg jij je rabarber pas. Dat doet de Knutselaar braaf, die niet kan weten dat de rabarber zo zuur is. Maar dat zal Aldo worst wezen. Zolang hij maar geen last meer heeft van die geniepige Knutselaar met zijn dwarsligger.

Aldo doet zijn sokken en laarzen aan, hangt zijn badtasje over zijn schouder, klapt zijn ligstoel in, neemt hem op en loopt op zijn dooie akkertje naar het nog maar net in gebruik genomen metrostation Hoek van Holland Strand. Tevreden grinnikend kijkt hij nog even achterom naar de over de duintoppen stuntelende donkere recreant.

vrijdag 2 december 2022

WAAR WAS JE NOU?

Waar ben je nou? Ik loop al zo lang naar je te zoeken, Ruud. Ik ben heel ongerust.  Het is al vijf uur. Je bent nog zo klein. Het wordt al donker. Ik was bij de zandbak, daar was niemand te zien. Alleen een zandkasteel, een diepe kuil en een zandberg. Zou jij gemaakt kunnen hebben, schatje van me.

Bij de speeltuin zijn een man en vrouw bezig met hun dochtertje (?). Keer op keer wordt ze de glijbaan op geholpen, zodat ze weer kirrend naar beneden kan roetsjen. Ik vraag nog of ze mijn zoontje Ruud gezien hebben. Hij is vijf jaar heeft donkerblond haar, sproetjes op zijn wangen. Heeft een spijkerbroek aan en een warm rood jasje, groene kaplaarsjes. Het is goed fris vandaag. Ze hebben niemand gezien in het half uurtje dat ze hier zijn.

Bij de voetbalkooi zijn alleen maar pubers aan het voetballen. Eigenlijk gaat Ruud hier alleen maar naar toe met zijn vader, wanneer die grote jongens er niet zijn. Dan kunnen ze rustig samen even een balletje trappen. Ik vraagt niks aan die knullen, als Ruud hier was geweest, dan hadden ze hem niet eens gezien.

Ik loop door wat straatjes. Roep af en toe  ‘Ruud, Rudie  …. Ruud‘ maar zie of hoor niks. Ik kom in de buurt van de Schie loop langs het water. Enkele mannen zitten met meters lange hengels te vissen. Hier zal hij niet komen. Maar je weet maar nooit. Misschien is hij hier wel eens met een vriendje of vriendinnetje van school geweest. Even verderop staat een clubje mannen op een kluitje. Hij zal toch niet … het zweet breekt me uit … ik ben niet zó snel … loop zo snel ik kan. Struikel bijna over zo’n kinderhoofdje; de hele schiekade is hiermee geplaveid. Heb duidelijk de verkeerde schoenen aan.

De oude mannen op dat kluitje zijn gefocust op het water. Het zal Rudie toch niet zijn daar, hè. Neen, anders had een van die mannen zijn jas toch wel uitgetrokken en hem nagesprongen zijn? Of niet? Misschien kan niemand hier zwemmen. Komt nogal eens voor bij oude mensen. Die hebben nooit zwemles gehad. Ik duik er zo in, vis hem gelijk uit het water. Ik zet wat mannen brutaal opzij …. ‘doe eens even normaal mevrouw’.  Ik ga ze nu niks uitleggen, dring me verder naar voren naar het water en zie dan, dat een oude hengelaar een grote snoek aan de haak geslagen heeft. Met een groot groen schepnet haalt hij de wild kronkelende vis naar de kant. De mannen om me heen applaudisseren voor die knappe visser. Bewondering.  Pffff, ik transpireer, ondanks het koele weer. Ben nota bene zonder jas de deur uit gegaan. Ook hier vraag ik niks. Loop de smalle straatjes weer in. ‘Ruud …Rudie …Ruud’.

Ben nu vlakbij zijn school. Op het schoolplein, niemand te zien. Wel brandt er nog licht in de school. In een van de lokalen. Ik ga de school in. Daar is geroezemoes, gelach, soms, gezang ook. Ik snel  de gang in, ren in de richting van het lokaal met de geluiden. ‘Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven … in de gloria, in de gloria!’ Trudie, zijn vriendinnetje, is vandaag jarig. Daar zie ik mijn schatje. Hij stiefelt gelijk naar mij toe. Ik druk hem stevig tegen me aan. Zo blij dat je er bent. Knuffel hem. De schooljuf is er ook. Ze zegt dat ze me eerder had verwacht om Ruud op te halen. Hoe kan ze dat nou denken? Ik wist van geen feestje af.  

'Je had me, met dat vak van je,  juf, moeten laten weten, dat Rudie hier uitgenodigd was.'

Ze slaat haar hand voor haar mond: ’helemaal vergeten …’

 Ik heb doodsangst uitgestaan. Ben helemaal gesloopt. Kom, lieverd, we gaan.