donderdag 31 augustus 2023

DOODS.

 Doods.                                                (Reprise)

Steunend op haar rollator schuifelt Adrie (74) richting abri. Het is hier druk. Zo gaat het  elke ochtend tussen kwart over acht en kwart voor negen. Auto’s en fietsen rijden af en aan. Vaders en moeders brengen hun kinderen naar de school verderop in de straat. Er komen af en toe ook wel kinderen hand in hand lopend, met hun vader of moeder. Heel soms ziet ze kinderen in kleine groepjes òf alleen lopen; dat zijn meestal de wat ouderen.

Over vijf minuten moet ze de bus hebben. De bus van dertien minuten over half negen. Naar metrostation Capelsebrug.  Ze gaat naar haar zus Hella (76), die woont ook nog op zichzelf,  in Kralingen. Elke dinsdag gaan ze bij elkaar op de koffie. De ene week bij de een, de andere week bij de ander. Vandaag is het eigenlijk de beurt van Hella om bij Adrie op bezoek te gaan. Gisteravond belde ze af want morgen wordt er tussen tien en twaalf uur een pakketje bij haar bezorgd.

Het zal wel wennen zijn zonder al die vrolijk spelende en kwetterende kinderen op het schoolplein. Deze week zijn ze voor het laatst. Dan verhuizen ze naar de Dokter Beelstraat een beetje dieper Prinsenland in. De oude basisschool, waar ik nu op uit kijk, wordt over drie weken gesloopt. Na vijftig jaar was de school wel toe aan vervanging, met name de verwarming, ventilatie en isolatie voldeden niet mee aan de eisen van deze tijd. Ze is er blij om dat op dezelfde locatie de nieuwe school zal verrijzen. Zonder kinderen is deze straat wel erg doods.

Adrie moet de altijd drukke Michelangelostraat oversteken om bij de abri te komen. Een vriendelijke automobiliste stopt en wappert met haar hand, ten teken dat ze kan oversteken. De opstap naar die bushalte is haast niet te doen, met die rollator. Veel te hoog. Het lukt nog maar net. Het moet niet gekker worden. In de abri controleert ze nog even of de bus inderdaad om dertien over half negen komt. ’t Klopt. Het busje komt zo. Op de glazen wand van de abri is met koeienletters gekalkt: ‘Fuck Poetin.’ Hoe dat zo?  Ze gaat nog even op het metalen bankje zitten. Het is vrij schoon hier; dat is ook wel eens wat anders geweest. Nu liggen er alleen twee blauwe en een zwart mondkapje. Vroeger zou ze het opgepakt en in de afvalbak gegooid hebben. Maar zo gek is ze niet meer: ‘t is onhygiënisch en ze is er sowieso veel te stram voor.

Schuin tegenover haar wordt hard gewerkt.  Een woontoren in aanbouw. Bouwvakkers, in rode overalls, met witte helmen  op, loodsen een grote vrachtwagen vol zand de bouwplaats op.  Er wordt geschreeuwd, gewezen, geschept en met water gespoten … zou niet weten waarom allemaal. Hé, daar staat de buurman van nummer 162. Hij maakt foto’s  van de werkzaamheden. Misschien kan hij daar wel een woning krijgen. Niks voor haar … ze hoeft niet meer zo nodig te verhuizen.

Wat zou Hella eigenlijk voor pakketje besteld hebben   ze is het haar gisteren helemaal vergeten  te vragen. Toen ze haar vorige week aan de telefoon had vertelde ze dat haar Senseo het begeven had. Zou me niks verbazen als ze een nieuwe besteld had bij Bol.com. ’t Zal straks wel Nescafé worden.     

Ah, daar is de bus al .. die vijf minuten zijn voorbijgevlógen.

 

Het verhaaltje ‘Doods’ verscheen eerder op 2 maart 2022. Het is veruit mijn best gelezen stukje.

Tevens is dit voorlopig mijn laatste verhaaltje. Ik laat nog wel wat van me ’horen’ uit Porto, waar ik op vakantie naar toe ga.

Verder krijg ik 4 oktober een nieuwe schouder. Het schrijven zal dan aanvankelijk niet zo makkelijk gaan. Misschien dat het eind oktober weer lukt.

   

   

woensdag 30 augustus 2023

VARKENSPOOTJES

Karel (15) wacht bij de slager op zijn beurt. Hij heeft een baseballpetje op met de tekst: ‘fuck you’. Hij is wel aan de beurt maar de vrouw van de slager zeemt nu de ramen en de slager zelf hakt, met de tong op de schoenen, in op een dikke varkenskluif. Dan hakt hij een groot stuk los. Het schiet over de toonbank, bovenop de kop van de Rotweiler, van die vrouw, die achter Karel is. De hond geeft geen krimp, hij is blij … er zit vlees aan die kluif. Vlees daar lust Weirdo wel pap van. Zijn vrouwtje probeert de kluif uit zijn bek te sjorren (‘Af Wierdo! Af! Foei Wierdo!!’). Dat maakt het beest alleen maar kwaad. Hij dreigt in haar hand te bijten. Na een poosje laat de hond de ‘schone’ kluif uit zijn bek vallen. Kijkt hij nu echt smalend naar zijn vrouwtje?

Karel mag het zeggen.

‘Dag slager, … heeft ù misschien varkenspootjes?’

‘Maar natuurlijk heb ik die, beste knul. De slager duikt in de koelcel. Dan zegt het pest-apie: ‘Dat loopt niet zo lekker, hè slager?!’ En Karel neemt een spurt de winkel uit. Maar waar Karel niet aan denkt, is dat hij Weirdo opfokt.

De hond rukt zich los van de vrouw.

De slager: ‘ Zeg het maar mevrouw.’  Zij kan echter geen woord meer uitbrengen. Ze ligt uitgeteld op de vloer.     ‘ Zeg het maar mevrouw… zeg het maar mevrouw …’  Hij doet als een robot …. totdat zijn vrouw, die inmiddels klaar is met de ramen, een doorregen varkenslapje met zwoerd in zijn nek legt.

De vrouw van de slager schiet het gevallen hondenvrouwtje te hulp. Ze is nog heel. Het is meer de schrik geweest.

De hond is , schor blaffend, alweer snel terug in de keurslagerij. Hij heeft Karels baseballpetje half ingeslikt. De domme viervoeter krijgt het zijn strot niet uitgewerkt.

De slager geeft Wierdo een plakje worst. Daar hapt het beest zo gretig op toe dat het petje eerder uit zijn bek valt dan het plakje er in glijdt. De hond kalmeert.

De vrouw wil ‘voor haar hond’ een doorregen varkenslapje van twee ons.’ ’t Mag een ietsje meer zijn, hoor’. Met een geroutineerd armgebaar haalt de slager het varkenslapje van zijn nek af.

Tegenover de slagerswinkel staat Karel te joelen: ’de slager, die heeft varkenspootjes hi ha ho (10x)’.

Wierdo gaat zó weer uit zijn dak, hoor, daar kan je op wachten.

dinsdag 29 augustus 2023

BEHAPBAAR STILLEVEN.

 

We zitten lekker gezellig te eten, Petra en ik. Met ‘lekker gezellig te eten’ bedoel ik het opeten van de makkelijke maaltijd die Petra heeft bereid. Ze roept zelf tegen iedereen, die het maar horen wil:

‘Ik ken helemáál niet koken, hoor’ en dat klopt ook helemaal. In feite doet ze niks anders dan bij de supermarkt ‘kant en klare’ producten kopen, die opwarmen en netjes, zeg maar pittoresk, op een bordje rangschikken. Zo presenteert ze me vandaag een bord met worteltjes (uit een pot), een paar (Kapitein Iglo) vissticks, een hamburger (uit een pak), een lepel mayonaise (uit een pot), frites (uit een Aviko-zak) met als groenvoer een mix van sla, tomaten en olijven. Het is een behapbaar stilleven. Voor zichzelf heeft ze ook iets dergelijks gecreëerd. Voor dit soort gelegenheden is naar mijn gevoel de uitdrukking ‘een vorkje mee prikken’ uitgevonden. Ik prikken een vorkje mee en we babbelen over onze wederzijdse partners, de kinderen, haar broers, zussen en vrienden.

Haar man, Dolf, is voor een week naar Duitsland, op studiereis. Hij is roostermaker op een heel grote scholengemeenschap en omdat ze in Duitsland van ouds her, heel goed zijn in het maken van ultra strakke roosters, moet hij daar de cursus ‘een strak rooster maken’ gaan volgen.  Petra is blij met die cursus, in die zin dat hij dan een weekje ‘opgehoepeld’ is’, zoals zij het uitdrukt. Dolf is helemaal geen slechte vent maar ik kan me voorstellen dat Petra het af en toe een beetje benauwd van hem krijgt.

‘Die worteltjes zijn trouwens heerlijk zoetig van smaak en zó waanzinnig gaar … bijna om te zuigen, Petra.’

Nee, aan Dolf is zo’n schilderachtig bord eten niet besteed. Hij wil niks anders dan (scharrel)kip met, au bain-marie: bloemkool, broccoli en worteltjes met zilvervliesrijst. Natuurlijk gaat ze niet voor zichzelf iets anders klaarmaken. Dat is een van de redenen, dat ze zo blij is dat Dolf even een paar dagen weg is. Dan kan ze zich lekker uitleven met haar pittoresk koken. Deze week heeft ze elke dag iemand anders aan tafel om van haar kookkunst te genieten. Vandaag ben ik aan de beurt.

‘Lekker, Petra, die knoflookolijven … van de markt?’

‘Nee, uit een potje van de Jumbo.’

Haar zussen en broers, haar ouders komen nog, maar er zijn ook mensen die Dolf niet hoeft te kennen. Bijvoorbeeld van haar vriendschap met Bernardo en Franco, die de cursus ‘Zumba’ geven, hoeft Dolf niks te weten. Ze is op allebei een beetje verliefd …  op Bernardo een beetje meer dan op Franco. Ze wil Dolf niet onnodig jaloers maken. Want Petra weet dondersgoed dat Dolf het meteen in de smiezen heeft als ze verliefd is. Dat kan ze niet verhullen. ‘Het is alweer jaren geleden, dat hij me verliefd heeft gezien: vrolijk, lichtvoetig zwierend  door het huis, stralend in mijn zwoele, meest uitdagende minirokje’.

‘Je moet die hamburger eens samen met een klodder mayonaise weghappen Leen, … dat is me toch lekker!’

maandag 28 augustus 2023

NAGELBIJTEN.

Dat Karel, mijn buurman geen vast werk heeft, merk ik, omdat ik hem vaak thuis en in de kroeg aan de overkant zie zitten. Die enkele keer dat ie es aan het werk gaat moet de hele buurt het zien. In een schoongewassen overall, gaat hij met zijn schoudertas (waarin zijn twaalfuurtje èn zijn fles jenever) naar de koppelbaas. Soms duurt dat werk één dag. Soms een of twee weken. Maar Karel gooit steeds zijn eigen glazen in, door hetzij te laat, hetzij bezopen of allebei tegelijk op zijn werk te verschijnen. Hij heeft, als WAO’er, te lang niks gedaan om weer aan het gewone dagelijkse ritme van werken, eten, slapen te wennen.

Karel woont onder mij. Geregeld nodigt hij me uit voor een drankje. Aan mijn uitnodigingen geeft hij ook altijd gehoor. Ik vind het vreemd en ongemakkelijk, dat hij bijna nooit zijn mond open doet. Hij komt, neemt zijn pilsje in ontvangst en gaat zitten nagelbijten.

‘Kijk je nooit tv?’ vraagt hij.

‘Nooit als ik bezoek heb.’

Het wordt me duidelijk, dat hij genoeg heeft aan z’n sjekkie, z’n biertje, zijn nagels en de tv ... het is gewoon goed voor hem om zo, met z’n tweetjes, bij elkaar te zitten.

Een heel enkele keer laat hij iets los over zijn verleden. Hij is als jonge militair in het begin van de vijftiger jaren betrokken bij de politionele acties in Nederlands Indië. Als ik hem nu, in zichzelf gekeerd, zijn zware Van Nelle-sjekkies zie rollen (een pakje per dag), zijn bier zie opslurpen (een kratje per dag) en voortdurend op zijn nagels zie bijten, maakt hij op mij een gebroken indruk.

Op een dag, vragen kennissen me of ik hun kater, Joep, over wil nemen. Een reuzenbeest, die Joep.Tot op de dag van vandaag heb ik nooit een grótere kater gezien. M’n kennissen zijn dolblij het beest kwijt te zijn. Ik kan me zelfs niet herinneren, dat ik die kennissen nadien ooit nog gezien heb. Waarschijnlijk bang dat ze Joep weer mee terug zouden moeten nemen. 

Maar goed … ik heb zelf destijds drie jonge poesjes. Binnen een halve dag zijn ze dankzij Joep hun jeugdig élan kwijt geraakt.

Als drie dooie vogeltjes zitten ze onbeweeglijk in een hoekje van de kamer.

Ik heb het al snel gezien: Joep en mijn kleine poesjes, dat gaat echt niet samen. Als Karel, een grote, zware man, dat ter ore komt biedt hij onmiddellijk aan, Joeps nieuwe baasje te worden. Er is gelijk een klik tussen die twee.

Enige tijd later, is Joep op een nacht de deur uitgeglipt. Op het trappenhuis is hij niet dus moet hij op het dak zitten. Karel waagt zich met zijn zware lijf op het natte, gladde draadglasdak. Dat houdt hem niet. Karel zakt er door en maakte een smak van drie meter, waarbij hij wonderwel niks breekt maar waaraan hij twee slagaderlijke bloedingen overhoudt. De ambulance is snel ter plekke … Karel overleeft het … Joep heb ik nooit meer terug gezien.

zondag 27 augustus 2023

TWAALF.

Ik probeer me voor te stellen wat er kan zijn gebeurd. In het huis is het doodstil, alsof er niemand aanwezig is, wat vrijwel nooit voortkomt. Zeker niet op zondagmorgen. In dit huis woont een gezin met twaalf kinderen! De familie Richardson. Ik kan naar binnen omdat de deur van de bijkeuken  niet op slot zit. Tegen de linkerwand staat een werkbank met een stoel  ervoor en op de grond een houten krat met ijzeren veren. Tegen die stoel zijn twee blauwe mountain-bikes aangegooid. Onder de ene helft van de werkbank ligt een heel regiment schoenen en pantoffels kriskras door elkaar, onder de andere helft zie ik een verzameling schoonmaakspullen: een zwabber, emmers, schoonmaakmiddelen, moppen en dweilen. 

 ‘Hallo,’ ik ben het, Peter. Is er iemand thuis?

In de keuken ziet het er opgeruimd en ordelijk uit. Abnormaal, want normaal gesproken,  is het daar een rommeltje. De stoelen staan dan schots en scheef om de tafel. Kruimels en plassen drinken liggen op de eettafel en de keukenvloer. Het aanrecht staat vol vuile afwas.

Misschien dat er boven nog iemand is. Vreemd, want ik heb toch herhaaldelijk en luid geroepen. De badkamerdeur zou volgens het witte kleurtje onder de deurknop vrij moeten zijn maar ik krijg hem niet open. Ik hoor de douchestraal niet en ook geen gerommel met zeepjes of deodorant. Ik stomp  op de deur maar er komt geen reactie. Ik trèk dan hard aan de deur en voel aan de bovenkant wat speling. .. blijkt dat er aan de onderkant een schuifje de deur dicht houdt. Waarom is dit?

Er is niemand in de vier slaapkamers maar er heerst wel een bijna onbeschrijfelijke orde en netheid. Het is normaal gesproken in elke kamer een zooitje.

De overbuurvrouw, een tengere Indische vrouw weet te vertellen, dat er rond twaalf uur een zwart geblindeerd ‘Groep 12’ busje voor de deur stopt. Twee mannen in het zwart, met bivakmuts, bellen aan bij de Richardsons. Mevrouw Richardson, die opendoet, moet mee,  stribbelt wel even tegen maar is kansloos. Er is veel activiteit en heen en weer geloop in Huize Richardson gedurende zeker een kwartier. Dan komen één voor één, van klein naar groot, alle bewoners naar buiten gelopen en worden naar het busje geleid. De mannen met bivakmuts herstellen de voordeur, doen hem op slot en rijden tussen half één en één uur de straat weer uit. Zo althans luidt het relaas van de kleine overbuurvrouw. Zij belt 112 maar daar lachen ze haar gewoon uit.

Er zijn volgens teletekst nog meer raadselachtige ontvoeringen die nacht. Niet alleen gezinnen met twaalf kinderen. Ook huishoudens, die op huisnummer twaalf 12 wonen, in elke willekeurige stad, worden opgepakt en allemaal zo tussen twaalf en één uur en uitsluitend in Nederland, België en Luxemburg. (De voormalige Benelux dus.) Zolang de verantwoordelijkheid niet is opgeëist tast een ieder nog danig in het duister omtrent het doel van deze actie en het  lot van de ontvoerden.

 

(wordt niet vervolgd)

zaterdag 26 augustus 2023

DE SLANG.

 De slang (1)

Schuin tegenover mij in de trein zit een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze leest een krantje. Naast haar op de bank staat een rode hoedendoos. Ze legt het krantje weg en pakt een blokfluit uit haar Jumbo - tas. Ze begint te fluiten. Een oosters deuntje. Ze haalt de deksel van de doos. Uit de doos verrijst  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het weet mag het zeggen. De slang is bijna twee meter. Een heer, hij zou zomaar een gepensioneerde badmeester kunnen zijn,  is gefocust op een  woordzoeker. Naast zich hoort hij venijnig gesis. Dat geluid kan hij niet zo gauw thuisbrengen. Van geen kwaad bewust puzzelt hij rustig door. Nogmaals klinkt het gesis, ditmaal dichtbij zijn oor.  Nu kijkt hij op en schrikt zich een hoedje.

‘Krijg nou wat! Een slang!’ roept hij. De puzzel valt pardoes voor de voeten van  de jongedame.

‘Vlug! Weg wezen! Levensgevaar.’ De badmeester en alle medereizigers nemen hals over kop de benen en laten uit pure angst al hun bezittingen achter. Op station Barendrecht stormen allen in paniek de trein uit.

‘Een slang, een slang,’ wordt er nog geroepen op het perron. Een aantal geschrokken reizigers heeft het zichtbaar in de broek gedaan.

De jongedame laat de slang weer in haar doos zakken. Ze stopt met fluiten en vult haar Jumbo tas met de door haar medepassagiers achtergelaten telefoons, portemonnees en andere waardevolle spullen.

De trein vertrekt naar Zwijndrecht. Daar stapt de jongedame uit. Op het stationsplein van Zwijndrecht staat de chauffeur van een Chevrolet – Camaro met draaiende motor tevergeefs te wachten op één van  de in Barendrecht bangelijk uitgestapte treinreizigers. De jongedame pakt haar fietsje, stopt de doos en de overvolle Jumbotas in haar fietstassen en fietst kalm weg.

 

De slang (2)

Schuin tegenover mij zat een jongedame, gekleed in een witte blouse, een zwart mini rokje, een witte maillot en rode pumps. Ze las een krantje. Naast haar op de bank stond een rode hoedendoos. Ze legde het krantje weg en pakte een blokfluit uit haar Jumbo - tasje. Ze begon te fluiten. Een oosters deuntje. Ze haalde de deksel van de doos. Uit de doos verrees  een kolossale slang. Een adder? Een cobra? Een python? Wie het wist mocht het zeggen. De slang was zeker twee meter lang. Een heer, hij zou zo maar een afgekeurde herenkapper kunnen wezen, zat ontspannen in de Libelle te  bladeren. Naast zich hoorde hij venijnig gesis maar hij kon het geluid niet direct thuisbrengen. Geheel argeloos bladerde hij verder in het tijdschrift. Nogmaals klinkt er gesis, dichtbij zijn oor.  

‘Is die slang soms van u?!’ vraagt hij.

‘Ja en wat dan nog?!’ Ze was niet bang van hem, ook al was hij herenkapper.

‘Stop die slang, ogenblikkelijk terug in die doos. En gauw een beetje, anders draai ik hem hoogstpersoonlijk zijn nek om.’

Vrijwel alle gealarmeerde medepassagiers, hebben inmiddels een veilig heenkomen gezocht.

‘Dat durf je toch niet. Je hebt nou wel een grote bek maar als puntje bij paaltje komt, durf je dat niet,’ zei zij. Hij zei niks, stond op en draaide zonder blikken of blozen, de slang zijn nek om, alsof hij een grote dweil uitwrong. Het gedode dier stopte hij weer terug in zijn doos. Als door een adder gebeten, verlamde de jongedame bijna. In Zwijndrecht aangekomen,  leverde de herenkapper de licht - getraumatiseerde jongedame en haar slang af bij de gereedstaande Chevrolet politiewagen.  

 

vrijdag 25 augustus 2023

EEN FOTO

 Het eerste uur van onze wandeling hebben we niet zo veel tegen elkaar gezegd. Nu eens lopen we gearmd naast elkaar dan weer vlak achter elkaar. Zij is nu een beetje bij hem achterop geraakt … een metertje of tien.

‘Hé Wim, wacht eens even, je gaat een beetje te hard, schat,’ zegt zijn vriendin Ina. We lopen over het strandje van de Kralingse Plas. Het is geen lekker weer. Bewolkt. Af en toe miezert het.  

‘Mijn vader leerde me hier zwemmen, Ina ... op z’n hondjes, zal ik maar zeggen ... het rook hier trouwens nooit echt lekker, hè?’

‘Zeg maar gerust dat het hier stonk, Wim, walgelijk, een poeperig, smerig moddergeurtje. Mijn ouders kwamen hier nooit. Althans niet om te zwemmen.  Ze vonden het water smerig; er dreven dooie vissen in. Met mijn vader ging ik hier af en toe wel wandelen …  heerlijk. ’

 ‘O neen, wij beven altijd op hetzelfde plekkie zitten, Ina, op onze handdoeken. Soms namen we een oud tafelkleed mee. Met mijn vader ging ik dan zwemmen en als het niet te druk was gingen we een balletje trappen.

Mijn vader ging werken op een passagiersschip. Hij was haast nooit meer thuis.  

Ik moest dan bij mooi weer hierheen met mijn twee zusjes. Dat vond ik zo waardeloos! Ik moest van mijn moeder nog goed op ze letten ook … die twee deden niks anders dan ruzie maken  ... om de kleur handdoek, om de appel, de duikbril, het schepnetje, en de boterham met jam … om alles, grrrr.’

We lopen nu in de richting van het naaktstrandje. We zien daar de kale, door de zon gebruinde jongeman zitten. Het sportschooltype. Stevige borstkast en armen. Op zijn bovenbenen kleurrijke tatoeages . Eigenlijk snappen we niet goed wat die vent daar doet: het is vandaag helemaal geen weer voor ‘ongeklede dagrecreatie’.   

We kijken nu uit over de Kralingse Plas. Daar, aan de overkant, zien we het terrein waar in 1970 het fameuze popfestival was. Ruim drieënvijftig jaar later is het alweer ... met onder andere Pink Floyd, the Byrds, Santana. Wat hebben we daar van genoten.

Hoewel het al tientallen jaren geleden is, bekruipt Wim toch telkens weer een rotgevoel als hij die foto ziet. Die foto, die de hele wereld over is gegaan: Ina, met haar lange, steile, blonde haar, zit met ontbloot bovenlijf, breed lachend, met haar armen omhoog op de schouders van een mooie gespierde jongen met lange donkere krullen ...  en … die jongen was Wim dus niet!

Ze maken er nu geen woorden meer aan vuil. Ze hebben het fijn met elkaar, dus …

Bovendien, àls Wim iets vraagt over die jongen, is haar standaard antwoord: ’Ach, houd toch op man, dat stelde helemaal niks voor. Een fotograaf  vroeg me of ik, alleen voor die foto, even op de schouders van die krullenbol wilde gaan zitten. Dat deed ik. Meer niet. Daarna ben ik doorgelopen naar het podium waar Jefferson Airplane ging optreden en daar zag ik jou dus weer, schat.’