zondag 16 juli 2023

STILTE.

 Stilte.

Je kan een speld horen vallen in deze ruimte. Toch zitten hier zeker honderd mensen bij elkaar.  Oud en  jong; vooral jong. Uit alle uithoeken van de wereld.  Hier heerst de devotie, die je verwacht in een kerk. Het is de stilteruimte van de bibliotheek. Fluisteren mag; heel kort, heel zacht. De focus ligt hier op studeren. Er wordt gewerkt op  mee gebrachte laptops, iPods of (tegen betaling) op computers van de bieb. En, ongelooflijk: je ziet hier nog ‘diehards’, die in een schriftje zitten te pennen. Nee, nee, niet alléén ouwetjes!

 Op de werktafels ligt volop eten en drinken: krentenbollen, eierkoeken, sultana’s en bounties. Geen knäckers en zakken chips. Daar durft niemand aan te beginnen. Honderd blikken doden je al na één hap.

 Op geen enkele tafel ontbréken die ongemakkelijke koffiebekertjes .....  AA-drank en Extran zijn erg populair’.  Ook zie je veel kartonnetjes melk en drinkyoghurt’. Opvallend weinig blikjes.

 Tussen de middag gaan de meesten even een luchtje scheppen en lunchen. Ze laten hun spulletjes vol vertrouwen achter op hun werkplek. Hier in de buurt is een duizelingwekkende hoeveelheid lekkers en (on)gezonds te koop.

Is de enkeling, die nog een gezond twaalfuurtje van huis meeneemt (of meekrijgt) nog wel van deze tijd???

 Het openen van blikjes, moet geruisloos gebeuren maar dàt valt niet mee! Ik zie daar iemand mee tobben. Een broodmagere Japanse of Koreaanse student, vlasbaardje, jampotglazen in zijn bril; onder zijn korte broek steken lange, spierwitte benen. Met die gigantische paars-groene koptelefoon op ziet hij er koddig uit.  Hij pakt zijn blikje Red Bull. Doet het in zijn tas. Waarschijnlijk voor een zo geruisloos mogelijke ‘SPRSJT!’....., maakt hij dat blikje in zijn tas open. De Red Bull spuit in zijn gezicht. Druipt van zijn armen. De drank blijft als bier uit het blikje schuimen, ook nog als het op zijn werktafel staat. ’t Is een nare kleefboel om hem heen en in zijn tas.. ’t Was zo goed bedoeld maar qua geluid maakt het geen bal uit: openen in of uit de tas.

Logisch dat vooral flesjes populair zijn. Met name AA en  Extran. Anderhalve liter flessen zijn  er nu óók. Het vervelende is dat die niet hervulbaar zijn. Te groot. De halve liter flesjes kunnen wel makkelijk hervuld worden. Die passen net onder de kraan van de wasbak in de wc.

  Praten kàn hier op de zesde overigens wèl  ... echter uitsluitend in de geïsoleerde cabines. Die moeten gereserveerd worden. Zonder probleem kan daar geconverseerd worden, al dan niet luid. Er wordt niet gezeurd over schaterlachen, stem verheffen, met de vuist op tafel slaan en vanzelf ook niet over het eten van krakend verse Lays.

Een paar keer per week zit ik zelf in zo’n cabine. Dan praat ik, één op één Nederlands met ‘nieuwkomers’, om de taal met ze te oefenen; onder andere met Magda, Gabriela, Kamila’en Kawus.

 Ik ben één van die ouwetjes op die zesde. Ik zie, in die stilte, dingen, die een ander misschien ontgaat of niet belangrijk vindt.

zaterdag 15 juli 2023

WIE GOED DOET,GOED ONTMOET>

 Wie goed doet, goed ontmoet.

 De laatste twee jaar kan Rita het niet meer opbrengen. Ondanks haar leeftijd (67), heeft ze tot twee jaar terug, het zonnetje in menig huisje laten schijnen. Soms door er een paar minuutjes te zijn voor hèn, die in het verdomhoekje zitten of er  weer net aan het uitkrabbelen zijn. Rita was écht geknipt voor dat werk, dat voor haar eigenlijk geen werk mag heten.  Voor haar was het  een uit de hand gelopen hobby, haar tweede natuur.  

‘Als ik wat voor je kan doen, hoor ik het wel, hè?’ Dat zinnetje ligt voor in haar mond. Maar in de praktijk wacht  ze nooit zo lang.. Feilloos voelt ze aan waar hulp geboden is en steekt ze de handen uit de mouwen. Alles komt min of meer toevallig op haar pad. Achteraf gezien  heeft het altijd zo moeten zijn. Dat heeft niet alleen met haar ‘open mind’ te maken. Warm en zorgzaam is Rita. Een leuke verschijning ook. Absoluut geen zevenenzestig jarige. Als je d’r ziet lopen op die rode Nikes, met die strakke spijkerbroek, dat kort, zwart leren jasje over een strak wit T-shirt, een spannend lob-kapsel (peper en zout) trendy style, dan geef je haar hooguit vijftig.

Elke dag gaat om zes uur ’s morgens haar wekker. Haar man Harrie draait zich dan nog eens om. Rita springt monter uit bed. Haalt een washandje over haar gezicht, kleedt zich aan en maakt alvast een beginnetje met het avondeten. Dat scheelt weer voor vanmiddag. Kan dat kleine Brammetje van drie, wat langer bij haar onder douche. Zijn ouders zijn elke dag laveloos. ‘t Kind wordt verwaarloosd. Zit tot diep in de nacht nog voor de tv. Rita heeft Jeugdzorg er al op gezet.   

Wat ze al niet doet: ze trekt de steunkousen aan van de  zwaarlijvige mevrouw Harzo. Ze strijkt de overhemden van de rheumatische meneer Tonal en soms ook nog die van zijn zoon, een luiwammes eerste klas, die  het eigenlijk gewoon zelf moet doen. Maar Rita pakt die paar overhemden extra zonder morren mee: haar motto is: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’

Ze past op de papagaai van omaatje Brands, zodat dat beest niet als een zotte te keer gaat als ze even weg moet. Alleen bij Rita houdt dat kreng zich koest.

Bij lekker weer gaat ze wandelen met meneer pastoor. Die oude dorpspastoor, die minstens drie meisjes, kleutertjes nog, onzedelijk heeft betast. Gods straf is niet misselijk. Hij kreeg een  beroerte en sindsdien is hij gekluisterd aan zijn rolstoel. Rechtszijdig verlamd. Praten kan hij niet meer, kwijlen des te meer. Vandaar die handdoek in het rolstoelnetje.

Na de onverwachte zelfmoord van de pastoor gooit Rita de handdoek in de ring. Hij brengt  zichzelf om zeep door zijn kwijlhanddoek diep in zijn strot te duwen. In elk neusgat stopt hij een brandend kaarsje’. Zijn  lichaam wordt ’s ochtends vroeg, voor het Maria – altaar gevonden door schoonmaakster Rita.

Er gaan sterke verdenkingen naar haar uit van ‘hulp’ bij zelfdoding van de pedo.

vrijdag 14 juli 2023

SCHOONMOEDERTJE.

 

Schoonmoedertje.

Op de markt zie ik mijn oud-collega Ruud lopen. Een lange vent. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85m. Ruud moet mij gezien hebben, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik er geen behoefte aan heb iemand te ontmoeten; dat ik het liefst bij mezelf wil blijven. Af en toe kijk ik om, Ruud zie ik even niet meer. Zou die al van de markt af zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij zal hij wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, naar de lantarenpaal waar ik mijn fiets aan heb vast gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Iemand vertelde me eens dat Ruud getrouwd was met een vrouw, die twaalf jaar ouder was dan hij. Het was een ‘moetje’ Dat meisje dat bij hen liep, moest wel hun dochter zijn. Ruud zal nu veertig zijn. Dan is die vrouw tweeënvijftig.  Op een afstandje is dat leeftijdsverschil nauwelijks waarneembaar.

 Familie ‘Ruud’ loopt naar de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit, vermoed ik. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Het kan haast niet anders of hij moet me zo herkennen. Vlak bij mijn fiets, passeren we elkaar rakelings. Maar nee hoor, hij loopt gewoon door. Zijn bananenschil duwt hij nota bene vlak voor mijn fiets in een rioolput  en loopt vervolgens rustig door.

Nu wil ik hem tòch even spreken. Ik heb nog een appeltje met hem te schillen: die ‘sufgelulde’zoals hij me destijds noemde, zit me nog steeds niet lekker.

 ‘Hé Ruud! Ruud! Hoi! Ken je me niet meer?’

‘Neen man, geen flauw idee, maar verras me eens?

‘Ik ben Ad van Spangen.’

‘Sorry, maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 

‘Nee, Ruud, mijn naam is ook niet Ad van Spangen. Ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen.’

‘O, ja nou gaat het me weer dagen, jij was die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar naar je toetsenbord te staren. Dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gekregen: het eerste wat we samen deden was onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee, jongen?’

 Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

‘Trouwens Ruud, ben je een lekker een dag je uit in Rotterdam met je dochter en je schoonmoedertje?’ We schudden elkaar de hand.

 ‘Ja, we zijn wèl een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dit is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, ho maar Ruud, dat weet ik heus wel; ik maak maar een geintje.’ Ruud is duidelijk ‘not amused’: zijn gezicht staat zelfs op onweer.

 Het is van zo dichtbij, goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer zo piep is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld koppie. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is top: heel mooi rood haar heeft ze, net als haar vader.

donderdag 13 juli 2023

KORTE BROEK.

Nadat ik een pond gemengd gehakt en mergpijp voor de hond heb gekocht, fiets ik naar Bristol voor een paar korte broeken. In een reclameblaadje zie ik dat korte broeken in de aanbieding zijn. Nog geen vijftien euro voor een korte broek tot halverwege de bovenbenen. Precies de broek die ik zoek. Van die wijde, slobberige, zogenaamd korte broeken, tot op of over de knie, houd ik niet.

Mijn maat weet ik nooit precies. Ik denk vierendertig; zeker weten doe ik het niet. Een verkoopster kan mijn maat wel opnemen. Een jongedame met een mouwloze donkerblauwe werkjas, is bezig bij een kledingrek om groene T-shirtjes van kleerhangers af te halen en er blauwe T-shirtjes voor in de plaats te hangen. Geen leuk werk. Ze heeft er niet veel zin in. Met een norse uitdrukking op haar gezicht smijt ze de groene T-shirtjes als natte vaatdoeken in een grote gele plastic bak. Veel moeite om leuk op haar werk te verschijnen, heeft ze niet gedaan. Het enige aantrekkelijke aan haar vind ik haar prachtig glanzende, zwarte haar. Klein en tenger is ze. Een meisje nog. Hooguit zeventien. Ze is nog weinig in de zon geweest. Haar gezicht en ook haar benen zijn nog wit. Ze heeft wallen onder haar ogen, alsof ze een paar nachten slecht geslapen heeft. Een trieste indruk maakt ze op mij. Triest en verwaarloosd.

Voor klanten is het altijd prettig als het verkopend personeel een frisse, opgewekte indruk maakt. Bij Bristol heeft dat blijkbaar geen prioriteit. Af  en toe kijkt de verkoopster schichtig mijn kant op. Ze zal me in de gaten moeten houden: misschien is hij de kleptomaan, die zijn rooie Dirck van der Broek-tas aan het volstouwen is.   

Wat ik moet weten is, welke maat korte broek ik moet hebben. Ik stap met mijn vraag op de tengere verkoopster af. Zenip, zo heet ze, kijkt me vriendelijk aan en pakt een meetlint uit haar jaszak.

‘Ik zal even uw heupmaat opmeten, meneer’. Haar stem heeft een mooi, donker timbre. Had ik niet verwacht.

‘U heeft maat vierendertig. Er hangen nog genoeg broeken van die maat in dat rek daar, waar u net stond.’

Ik bedank haar en ga even later met drie korte broeken het pashokje in. Ze  heeft het goed opgemeten. Maatje vierendertig past. De broeken hebben ook precies de juiste lengte.

Ik koop een spijkerstof, een corduroy en een katoenen broek. Het is lekker weer, dus ik houd de beige broek gelijk aan. De lange broek, die ik aan had toen ik Bristol binnenliep, heb ik in mijn Dirk van der Broektas gepropt; bovenop het gehakt en de mergpijp.

Bij de kassa leg ik twee van de korte broeken èn het prijskaartje van de derde broek neer … van de broek, die aangehouden heb dus. De filiaalchef wordt er bijgehaald, want zo iets heeft het kassa-meisje nog nooit meegemaakt. Hij doet moeilijk … wil dat ik hem uittrek  … maar daar begin ik niet aan ... alle betalingsgegevens liggen bij de kassa ... uiteindelijk gaat hij met tegenzin akkoord.  

Met opgeheven hoofd stap ik Bristol uit. Echt korte-broeken-weer vandaag. Ga nu eerst effe naar Capri: met de Rotterdampas een oubliehoorn met twee tagliatelli-bolletjes scoren.       

woensdag 12 juli 2023

DATE

Er is niemand in het herentoilet. Alle wc-deuren staan open en de acht urinoirs zijn allemaal vrij. Er hangt een kunstmatig sinaasappelgeurtje in de ruimte. Ik moet plassen meer niet. Ik kies voor één van de urinoirs. Die zijn vrijwel altijd schoon, in ieder geval goed bruikbaar. Af en toe sta ik wel eens te dansen in andermans pies. Normaal plas ik het liefst zittend maar de wc-brillen op herentoiletten zijn doorgaans goor, nat, onhygiënisch en plakkerig. Daar durf ik niet op te gaan zitten. Soms werkt er in de toiletruimte een heer of juffrouw van de retirade. In dat geval waag ik mijn billen wel eens aan een wc-bril. Met grote passen loopt een man in een Feyenoord - shirt met dito petje achter me langs, stapt een wc in en knalt de deur achter zich dicht. Ik was mijn handen en droog ze aan een luidruchtige handendroger.

Ik kijk even in de spiegel. Meer dan mijn hoofd zie ik niet. Zo dadelijk heb ik een ‘date’, met een dame, Natalie geheten. Toch nog vergeten mijn neus- en oorharen te knippen. Ik wrijf nog een beetje ‘soep’ uit mijn ogen. Mijn tanden zijn wat gelig maar schoon; net  gepoetst. Meer kan ik er echt niet aan doen. Mijn haar is keurig geknipt. Baardje getrimd. Jammer wel dat ik de laatste paar maanden steeds van die rode vlekken heb op mijn voorhoofd. Vooral als er een beetje zon is. Ook nu weer. Die vlekken verdrogen, gaan schilferen en dan dwarrelen die schilfers op mijn kleren maar even goed ook  op mijn eten of in mijn drinken. Met zo’n date komt dat wel erg slecht uit.

Achter me stapt de Feyenoordsupporter de wc uit. Iets te hard zwaait hij de deur weer dicht, waardoor de stank uit die wc heel eventjes hinderlijk om me heen komt hangen. De man pakt uit zijn binnenzak een grote viltstift en schrijft op de buitenkant van de groene wc-deur: ’AJAX DOOD’ met een doodskopje er achter. Met een waarschuwend vingertje komt hij op me af en zegt dreigend: ’En jij gaat toch zeker wel je mondje dicht houden, hè, poepie?!’

Normaal zou ik bang worden van zo’n kerel. Nu niet. Ik heb de beveiligingscamera’s hier gezien. Hij niet, denk ik.

Stukken rustiger dan dat hij hier binnenkwam loopt hij naar buiten. Begrijpelijk wel. Hij is kwijt wat ie kwijt moest. Wat ik echter niet begrijp, is dat hij hier weg wandelt zonder zijn handen te wassen.

O jee, mijn gulp staat nog open, slordig! Goed dat ik nog even kijk. Ik heb nu mijn kaki broek aan en die heeft gulpknoopjes. Waarom de confectie-industrie nu ineens weer is overgegaan op herenbroeken met gulpknoopjes, daar begrijp ik helemaal niks van. Een rits is veel makkelijker.

Als ik de toiletruimte uitloop zie ik dat een beveiligingsmedewerker de Feyenoorder overmeesterd heeft. Een collega belt, waarschijnlijk om assistentie. Zal zo wel komen. De politie moet tegenwoordig ook voor iedere pietluttigheid opdraven.

 

Mijn date is er nog niet. Ik zal vandaag toch niet wèèr tevergeefs een uur aan dat tafeltje moeten wachten?

dinsdag 11 juli 2023

BEZOEK.

Bezoek.

Voor het eerst is Marien bij me op bezoek. Hij is van de wandelclub.

M’n vriendin, Cora, is een dagje shoppen in Amsterdam. Met een vriendin.

Daar eten ze ook wat.

Marien eet vandaag bij mij mee.

 ‘Wat wil je drinken, Marien? vraag ik.

‘Wat hebbie? vraagtie.

‘Pils, wijn, fris, sap.’

‘Rode of witte wijn?’

‘Ik heb alleen witte.’

‘Geef dan maar een biertje … o, eh, wat voor bier heb je eigenlijk in huis?’

‘Ik heb altijd maar één soort in huis, dat is Dors, van de Jumbo? Moet je er een glas bij?’

‘Nou nee, Jee, laat dat bier maar zitten ook  …  doe mij maar een sappie, sinaasappelsap graag.’

‘Sinaasappelsap heb ik geloof ik niet, Marien, nee … wel  appelsap, lekkere koude appelsap.’

‘Prima, dan neem ik dàt toch; maar eerlijk gezegd, Jee,  hóéft sap van mij nooit zo koud te zijn ... op kamertemperatuur komt de zuivere vruchtensmaak  veel beter tot zijn recht, vind íkpersoonlijk.’

‘Dàt kan ik je helaas niet aanbieden. Alle sappen die ik in huis heb, staan nu koud. Ik  kàn natuurlijk nú wel even een pak appelsap uit de koelkast halen, dan is het  over een dikke twee uur wel op kamertemperatuur.’

‘Heb je misschien ook abrikozen-perziksap koud staan?

‘Jazeker.’

‘Wil je dan voor mij alvast een pak abrikozen-perziksap uit de koelkast halen … voor straks. Maar voor nu lust ik wel een  koud appelsapje van je.’

‘Proost Marien, op een fijne avond.’

‘Ja, proost Jee, leuke avond.’

‘Stom hè? Ik vind dat Dors bier best goed binnen te houden;  mijn zoon noemt het zwerversbier.’

‘Die zoon van jou heeft geen verkeerde smaak, Jee. ’

‘Iets anders …  heb jij een kat in huis. Er hangt hier een verstikkende kattenpislucht.’

‘Onze kater is kierewiet. Hij piest náást in plaats van ìn zijn kattenbak en zijn pies zit in, onder en tussen het zeil. Dat wil wel stinken. Vandaar die penetrante geur.

‘Ziedaar: Spijker, onze kater, de boosdoener. Ja, dat komt allemaal door jou, hè Spijker, door jou zitten we samen in de stank, viespeuk!’ Spijker begint te snuffelen aan Marien, die angstig stijf met zijn knieën tegen elkaar gedrukt, op mijn luie stoel zit. Spijker kijkt Marien in een flits in zijn ogen en in een wip zit hij, spinnend, bij hem op schoot en staat hij te dauwtrappen op zijn corduroybroek. Onze kater heeft een voorliefde voor bange mannen.

Heel voorzichtig, om Spijker niet te storen, pakt Marien zijn glaasje koude appelsap en neemt een klein (angstig) slokje. Hij vermant zich en durft Spijker te aaien. Voor Spijker is de lol er af en hij verdwijnt naar zijn hoekje in de woonkamer.

‘Kom Marien, we gaan de keuken in.’ We eten peentjes en peultjes met gebakken aardappelen en biefstuk. Geen culinair hoogstandje. Schil jij de aardappelen, Marien? Een half pondje is genoeg voor ons twee. De aardappelen liggen in die witte bak achter het middelste keukenkastje. Dan begin ik vast met het afhalen van de peultjes.’ 

maandag 10 juli 2023

CONTROLE (XL)

Kokendheet is het op het terras van het Maastheater. De koeling maakt het binnen aangenaam. Mijn vriendinnen Tamara en Connie zitten, als ik aankom al aan een frisje. Ik bestel een pils en loop naar hun tafeltje.

 ‘Verrek’, zegt Connie,’ ben jij het Jos, ik herken je zowat niet zonder baardje’. Tamara had me wèl herkend, aan mijn houding, maar nu ze mijn gezicht ziet zegt ze óók dat ik onherkenbaar ben.   Mijn gezicht ziet er wel goed uit zo, vindt Tamara. Connie kijkt Tamara aan, alsof zij zoete broodjes zit te bakken en zegt tegen mij:  ‘Neen, sorry hoor Jos, mèt dat baardje leek je een stuk  jonger, nu ben je een saaie  zeventiger met hangwangetjes’.

Jammer dan. De een vindt dit, de ander dat. Mijn baardje moest er af; mijn huid was geïrriteerd. Had ik last van: veel jeuk en roos. Het is voor nu iedereen ‘effe wenne’.

We zijn hier voor de voorstelling Controle (XL), een dikke medley van breakdance, fysieke komedie, live muziek, film en bizarre humor. De voorstelling is een technisch hoogstandje: op een bewegende vloer worden in één uur in een wervelend tempo acrobatische acts en dansfiguren vertoond door acht super elastische jonge mannen in witte turn-outfits.

Technisch vond ik de voorstelling adembenemend, alleen bóéide het me niet aldoor.  Enkele danspresentaties werden te lang uitgesponnen, werden daardoor wat te eentonig. Tamara vond sommige dansen ook wat langdradig worden. Loes vond alles helemaal prima. Technisch, was het uit de kunst, daar waren we het alle drie over eens.

Terwijl we napraten op het terras, komt een jongen van een jaar of tien op een groot wit speelgoedpaard naast ons tafeltje staan:  ’Ik ben Ridder Johan op mijn witte paard’.

‘Zooo,’ reageren wij vriendelijk lachend: ‘Goedendag, Ridder Johan op je witte paard’… en hij galoppeerd verder. Nog geen kwartiertje later staat ie weer naast onze tafel: ’Ridder Johan heeft dorst’. En, typisch Connie weer, ze pakt haar glaasje appelsap, geeft het aan de ridder, die het glas helemaal leeg klokt, wat beslist niet Connie’s bedoeling was; ze had zelf pas één slokje op. Een paar minuten later staat hij er alweer: ’Loop nou maar effe lekker door Ridder Johan,’ zeg ik. Toch wil hij nog wat gaan zeggen: ‘Neen, ophoepelen met je schimmel en gauw.’ Connie en Tamara vinden mij een beetje te cru tegen dat knaapje. De Ridder loopt om ons tafeltje heen tot hij achter me staat. Met zijn vlakke handje geeft hij zachte tikjes op mijn kale hoofd.

De vader van de ridder, die wat tafeltjes verderop zit, ziet zijn zoon mij slaan en staat op om Johan bij me weg te halen. Maar als Connie en Tamara naar de vader roepen dat ik Johan een beetje geplaagd heb, blijft hij schaapachtig lachend, alleen achter zijn jus d’orange zitten.

In het Maastheater wordt een grote diversiteit aan voorstellingen gegeven. Ook veel kindertheater. Waarschijnlijk was dit Johans try-out voor zijn eerstvolgende optreden.