zondag 25 december 2022

KERSTSTUKJE (2) slot.

'Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik je dat nu al niet gezegd?’  

 Maria besloot meteen na deze uitspraak van Jozef, haar vondeling ‘Jezus’ te noemen.

In de euforie van deze onbevlekte ontvangenis tracht Maria toch haar vriend te verleiden om de vader te worden van Jezus. Denk alsjeblieft niet alleen aan de vervelende dingen, Jozef. Denk ook eens aan de leuke dingen: aan de spelletjes die je met hem kan doen, samen voetballen, boottochtjes maken, vissen en meer van dat fijns. Om Jozef over de streep te trekken zegt Maria hem dat ze geen probleem heeft met de relatie van Jozef met het mooie jonge buurmeisje Saskia. Dat hoeft vanaf nu dus niet meer in het geniep te gebeuren.

 Enerzijds schrikt Jozef zich een hoedje van Maria’s woorden; anderzijds draait hij enigszins bij als haar woorden langzaam maar zeker tot hem doordringen.

Maria wil hom of kuit. Meer nog ze verbindt er de liefdesvraag aan.

Als je echt van me houdt, Jozef, dan accepteer je dit kleine ventje als je zoon en trouw je met me. 

Als het antwoord van Jozef uitblijft begint ze te zingen.

What´s gonna be boy YES or NO??

Do we want him???

Do we want him forever

Do we need him,

Do we never leave him

Will we make him so happy for the rest of his live

Will you take take us away and will you make me you wife?????

 

Jozef kan echter niet zo één, twee, drie de knoop doorhakken; hij vraagt haar of hij er nachtje over mag slapen:

 

Let me sleep on it

Baby baby let me sleep on it

Let me sleep on it

I’ll give you the answer in the morning

 

Maria kent geen pardon: ze wil niet tot morgen wachten op Jozefs antwoord. ‘Ik wil je antwoord vòòr de zon opkomt!’

Jozef is in tweestrijd met zichzelf  maar uiteindelijk gaat hij overstag. Hij gaat akkoord met het vaderschap. Hoewel hij geen flauw benul heeft van wat baby’s zoal eten, (marsen, krakelingen, bounties, milky ways, frietjes, zoute drop?) maar dat komt hij snel genoeg te weten. Doorslaggevend voor Jozef is Maria’s zegen over zijn band met de jonge Saskia. Hij kan het haast niet geloven.

Zowel Jozef als Maria zitten nu beter in hun vel. Hij weet nog wel niet wat er allemaal komt kijken met zo’n kleine rakker erbij. Om te beginnen gaan ze gedrieën maar eens winkelen om de babyuitzet aan te vullen. Jozef stelt voor om eerst maar eens te kijken naar een stel piepkleine voetbalschoentjes voor het manneke.  In feite zegt Jozef met dit laatste voorstel ’ja’ tegen Jezus, het kerstgeschenk : ‘welkom thuis ventje, welkom bij Jozef en Maria, je pappa en mamma’.

He gave her the answer in time.

 Jozef wil graag Saskia meenemen met  ‘shoppen’ voor de kleine.

‘Neen, wacht daar nog maar even mee, Jozef!’ 

zaterdag 24 december 2022

KERSTSTUKJE (1)

 

Ik heb dezer dagen voor het eerst sinds jaren geen kerststukjes gemaakt. Wel heb ik er in een meegespeeld, met de toneelclub wel te verstaan.In dit kerststukje speel ik zelf een hippie van vijfentwintig, Jozef genaamd, die op een wel heel bijzondere wijze geconfronteerd wordt met de kinderwens van zijn even oude vriendin, Maria. De rol van de baby wordt gespeeld door een ‘baby-pop’, die kan huilen en plassen. 

Als  Maria thuiskomt na een middagje kerstinkopen, ziet ze een grote doos op de eettafel staan. Het kerstpakket van Jozef, vermoedt ze, hoopt ze. Terwijl ze de kerstspullen opruimt meent ze wat te horen in de woonkamer maar wat het is en waar het geluid nu vandaan komt,  weet ze niet precies. Ze gaat maar door met opruimen en dan klinkt opeens een langgerekt babygehuil. Onmiskenbaar komt dat geluid uit Jozefs kerstpakket.  

Dit kan Jozefs kerstpakket helemaal niet zijn, want in die doos ligt een goed doorvoede  baby, een jongetje, om aandacht te jengelen. Zodra Maria hem liefdevol in haar armen heeft genomen is hij stil. Maria voelt zich in de zevende hemel met dit godsgeschenk. Al zó lang en zó heftig verlangt ze naar een kind en dan ìs het er zo maar ineens, dit schatje. Het is een prachtig ventje.  Aangevoerd in een verhuisdoos van de Gebroeders Vos uit Enkhuizen en nu ligt hij hier, wonder boven wonder, zomaar op de eettafel.

Maria weet wel dat het voor Jozef helemaal niet zo hoeft, een kindje erbij. Hij voelt niet zo veel vrijheid meer met een kind om zich heen en hij is bang, dat hij dan bij mij op de tweede plaats zal komen. Bovendien zegt hij, stinken alle baby’s en maken ze vervelende geluiden: huilen, dreinen, jengelen, krijsen. Allemaal volgens Jozef dan. Dit keer, zo neemt Maria zich stellig voor, kan Jozef op zijn kop gaan staan, ‘dit kind houd ik, dit kind is van mij’. 

Jozef komt een beetje stoned thuis, met een lachkick. Hij valt Maria om haar nek en ziet dan pas dat ze ‘een kind’ in haararmen houdt. In eerste instantie denkt hij, dat het dat joch van de buren is waar Maria af en toe op past maar al gauw voelt Jozef dat er iets anders loos moet zijn. Hij maakt Maria al snel duidelijk dat, wààr zij dat kind ook vandaan heeft,  hij het niet  in huis wil hebben en ze moet gewoon weten waarom hij dat niet wil.

‘Jezus!’, zegt Jozef. ‘ Hoe vaak heb ik dat nou al niet tegen je gezegd!’   

 Maria besluit meteen na deze uitspraak van Jozef, haar godsgeschenk ‘Jezus’ te noemen.

 

(Wordt vervolgd.)

 

vrijdag 23 december 2022

UIT HUIS GEPLAATST.

 

Het begon met schelden tegen Annie, mijn vrouw, toen ging Sjanie met van alles lopen gooien, liep in huis hard te schreeuwen en het meest angstaanjagende van alles was, dat ze  zo maar steeds kwam te vallen tijdens haar gegooi en geschreeuw ... epilepsie leek het wel. De ene keer kwam ze lelijker terecht dan de andere keer. Een keer brak ze d’r neus en verloor ze drie tanden. En dat allemaal in een voor Annie en mij onbegrijpelijk woedeaanval en dan deed het zich feitelijk alleen voor als ik  niet thuis was. Het was een soort van afreageren op Annie, zeg maar. Ze was vaak nog bezig, als ik uit mijn werk  kwam. Ik deed dan rustig mijn jas uit, zette mijn pet af en liep naar Sjanie toe. Ik merkte gelijk al dat ze wat rustiger werd. Ik zei helemaal niets. Ik wees alleen maar in de richting van haar kamer. Ik zette grote ogen op, ik zei niks … wees naar haar kamer. Achteruit liep ze naar haar kamertje. Vlak voor haar slaapkamer draaide ze zich om, opende de slaapkamerdeur en ze wilde hem meteen op slot draaien maar die vlieger ging niet op. Met één grote stap was ik ook bij de deur en hield hem open. Zonder dat ik ook maar iets hoefde te zeggen, ging Sjanie op haar bed liggen. Ik bleef haar met grote  ogen aankijken. Dat bleef ik doen totdat zij in slaap was gevallen.

 

Dit was een patroon. Voor mij was dit nog wel vol te houden maar voor Annie was dit niet te doen. Zij raakte zo nu en dan gewond door die, rondvliegende voorwerpen. Op een keer smeet ze onze mooie fruitschaal in Annie d’r richting en dat deed ze met zoveel kracht dat Annie’s scheenbeen daarvan brak. Toen hebben Annie en ik elkaar eens aangekeken en uiteindelijk besloten we om haar uit huis te laten plaatsen … ook voor haar eigen bestwil. Maar ik moet wel zeggen dat zo’n beslissing altijd pijn doet, pijn voor Annie als moeder natuurlijk maar zeker ook voor mij als haar stiefvader, want ik heb nooit en te nimmer verschil willen maken, omdat ze toevallig mijn stiefdochter is. Ik heb mijn eigen dochter Berna altijd net zo behandeld als haar.

 

Met de afgelopen Pasen was het precies twintig jaar, dat Sjanie uit huis werd geplaatst. Het werd Huize de Koeling in Vriezenkoop. Elk weekend gingen we bij ons meissie op bezoek. En het is nu ook al weer bijna achttien jaar geleden, dat we  uit Vriezenkoop te horen kregen dat het beter was dat we niet meer op bezoek zouden komen bij Sjanie. Ze hadden gemerkt dat ze zowel voor als na afloop van ons bezoek helemaal uit haar doen was … ze ging schelden, hard door de gangen lopen, gooien met van alles, dus dat was heel vergelijkbaar met hoe ze zich thuis gedroeg. Vandaar dat ze dachten dat we voorlopig maar niet moesten komen. Dat duurt nu achttien jaar. Vorige week belde ik nog even met de Koeling om te vragen of Sjanie met de feestdagen een middagje bij me langs mocht komen … ik zit tenslotte ook maar in mijn uppie sinds Annie vier jaar geleden de geest gaf … maar dat kon niet want ze was die middag al bij haar zusje, ja, bij mijn eigen dochter Berna nota bene. Je zou zeggen Theo, dan ga je daar toch lekker naar toe … die woont vlak bij je in de buurt. Ja, dat klopt wel … alleen ben ik daar ook al niet meer welkom meer … weer heel ergens anders om.  Om een lullig iets met een e-bike, geloof ik.

donderdag 22 december 2022

EEN NACHTWANDELING

Het is donker, koud en een beetje mistig. Het is half een. Ik wandel door de nacht. Overdag zie je hier al haast geen kip. Dat zal ’s nacht wel niet veel anders zijn. Loop langs de in aanbouw zijnde flat. Die is versierd (beveiligd)als een kerstboom met duizenden kleine lichtjes. Om elke étage is een lichtjeslint gespannen.. Aan de achterkant van de Paladiostraat zijn nog maar weinig lichten aan. De meeste bewoners zijn al naar bed. Ik kom nou bij de Prinsenplas aan. Er hang wat mist boven het water; niet zo heel erg  dicht. Als ik dicht bij de kant kom, kwetteren een stel vogels weg, waterhoentjes, denk ik. Ze plonzen in het water en verontwaardigd wegzwemmend  blijven ze nog een beetje mopperen.

 

Linksaf loop ik de voetgangers- en fietsersbrug op.  Er komt een fiets aan. Maar ik zie hem niet. Geen  licht aan. Heel dichtbij istie nu, komt recht op me af … ’Kijk es uit’, roep ik panisch, ’t is een vrouw, zij remt en valt van haar  fiets. Haar petje van haar hoofd.

’O, sorry, meneer ik had u niet gezien.’

’Neen, ik jou ook niet. Je moet wel je licht aan doen, hé,  dan zie je wat’. Zij stinkt uit haar straatje. Alcohol. Met moeite klautert ze weer op haar zijn fiets.

 ’Sorry hoor’.

 

Op het talud links van de brug zit iemand te vissen. Onder een reuzenparaplu..

‘Heeft u al wat gevangen?’

‘Nee, niks bijzonders, alleen wat klein spul. Heb wel een paar keer beet gehad maar die vissen hebben geluk gehad.’

‘Blijf u hier nou de hele nacht vissen?’ Neen, nog een uurtje om een uur of twee ga ik naar huis. Ik ben toch maar alleen, dus …

‘En jij, wat doe jij hier nog zo laat?’

‘Ik maak een ommetje, ik kon niet slapen. Ik ben toch ook maar alleen dus …

‘Ha, ha, waar je zin in hebt.’

Nou, succes, ik ga weer verder.’

 

Vanuit het kerkhof klinken zo af en toe flarden vogelgeluiden. Waarschijnlijk vogels die in hun slaap praten.

Op een bankje aan de Michelangeloweg, vlakbij de vrije school, zit iemand uit een bierflesje te drinken. Ik loop langs hem heen, klaar om naar hem te glimlachen.

‘Hé, hé, moet je ook een pilsie?’  Ik schrik ervan dat hij me aanspreekt. Ben er een beetje van in de war.

‘Heb je nog, dan?’ vraag ik.

 ‘Ja, anders bied ik het je toch niet aan! Kom zitten, hier’ en hij tikt met zijn vlakke hand naast hem op het bankje.  Hij geeft me uit zijn Jumbo-tasje een pijpie Heineken, wipt de kroonkurk van het flesje:

 ‘Proost, ik ben Frits.’

‘Proost, ik ben Jee.’

‘Kon je nergens terecht vannacht, Frits?’

‘Jawel, Jee, maar ik had behoefte om buiten te zijn Hier voel ik me vrijer, heb  meer ruimte en vannacht is het ook niet zo koud, dat scheelt. Als het droog is en boven de 5 graden, ben ik het liefst buiten. ’s Ochtends ben ik alleen even binnen bij het Leger om te eten, te drinken en … te poepen. Dan ga ik er weer gauw vandoor. Ik ben hier vaak ‘s nachts. Jij bent de eerste die ik een pilsie kan aanbieden … maar het moet niet gekker worden, hoor,  hahaha.’

Ik drink het pilsie op, geef hem vijf euro, (‘onkostenvergoeding’), dat waardeert hij wel.  Zodra ik weg ben gaat ie languit op zijn bankje.

Over vijf minuten ben ik thuis (blij toe), zonder dat ik op dat laatste stukje een rat ben tegen gekomen.

woensdag 21 december 2022

ZO VEEL KLEUREN.

 Mijn vriendin Andrea komt graag bij mijn broer Theo. Hij is een paar jaar jonger dan zij maar ze zijn goeddeels uit hetzelfde hout gesneden. Ze lullen allebei een uur in een kwartier en ze zijn beiden niet vies van een borreltje. Ik moet het dan ook niet wagen bij Theo op bezoek te gaan zonder haar dat te laten weten.  Ze wil persé mee. We hadden voor de zekerheid twee flessen wodka meegenomen. Want het gaat  tegenwoordig hard in huize ‘Theo’. Onder de plank met zijn mooie glazen stonden altijd de flessen sterke drank, maar de laatste keer dat we bij Theo waren was daar niet veel meer van over. Nù is die plank helemáál leeg. Met die twee liter wodka moeten Andrea en Theo het maar zien te  redden vanmiddag. Ik zelf begin het liefst met een kopstootje: een glaasje jonge jenever en gelijk er achteraan een pilsie (in één teug leeg drinken en dan dat bier). Verder hou ik het gewoon op blikkies bier. Andrea zit duidelijk te balen:

Andrea:               Ik vind het zo vreselijk. ’t Is gewoon racistisch!

Theo:                    Vreselijk?? Wat?

Andrea:               dat gezeik allemaal …

Theo:                    welk gezeik allemaal?

Andrea:               over die datum, man!

Theo:                    Over welke datum hebbie het nou in godsnaam?

Andrea:               Van die ‘van kleur’ natuurlijk, weet je dat dan niet,

Theo:                    Nee, van wèlke kleur dan, Andrea?

 

Dit gezeik wil ik nu weer helemáál niet horen. Ze zoeken het maar lekker uit samen. Ik duik de nieuwe Voetbal International in. Al een paar weken heb niks over foebele gelezen omdat ik het WK in Qatar boycotte, vandaar.   Ik schenk hun glazen nog eens bij.

 

Andrea:               Van welke kleur dan?? Van zo véél kleuren!!

Theo:                    Nou, welke dan?

Andrea:               Bruin, zwart, rood en geel, krijgen allemaal excuus

Theo:                    Excuus? Van wie?

 Andrea:              Van Rutte.

Theo:                    en waarom van Rutte?

Andrea:               omdat hij de baas is van Nederland.

Theo:                    en waarom  dan excuus?

Andrea:               omdat Nederland mensen ‘van kleur’ tot slaaf heeft gemaakt .. .

Ik ben boven mijn VI in slaap gevallen. Ik neem nog een biertje en schenk de glaasjes van die twee nog eens bij.

 

Theo:                    Tot slaaf gemaakt? Tot slaaf gemaakt? Nou en …..?

Andrea:               Vele duizenden mensen ‘van kleur’ werden uit Afrika naar Nederlandse kolonies  ontvoerd. Daar werden ze verkocht aan Nederlanders, voor wie ze moesten werken.  Ze kregen daar niet voor betaald. Ze moesten soms wel 18 uur per dag werken, Ze werden mishandeld, misbruikt, verkracht  en ook veelvuldig vermoord. Mogen ze dan misschien zelf bepalen wanneer ze daar excuus voor aangeboden krijgen? Rutte deed het op 19 december 2022.  

Theo:                    Ja, dat is dan toch netjes?

Adrea:                  Netjes? Helemaal niet netjes. De mensen ‘van kleur’ wilden het excuus op 1 juli 2023.  De dag dat honderdzestig jaar geleden de slavernij officieel werd afgeschaft. Daar had Rutte naar moeten luisteren.

Theo                     Ja, daar heb je helemaal gelijk in.

 

Ik word een beetje melig van dat gezeik. Ga effe een dutje doen. Theo doet daar niet moeilijk over. ‘Ga maar op mijn bed liggen; let maar niet op de rotzooi.’ De gordijnen in zijn slaapkamer zijn nog dicht. Het enige wazige licht komt van het schemerlampje. Dat staat naast zijn onopgemaakte bed op het nachtkastje. Daar ligt ook de omgevallen bijna lege fles Henkes en een half vol glas verschraald bier. Volgens mij gaat het niet zo goed met Theo.

‘Hé Theo, zuip jij de laatste tijd niet een beetje te veel?’

‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in,’ zegt hij.

dinsdag 20 december 2022

GEZINSHERENIGING

Uw vrouw zit naast mij op de passagiersstoel. Hier in uw woonplaats, weet ze nog goed de weg. Ze geeft aanwijzingen (‘Hier, bij het volgende weggetje, linksaf’) uw dochtertje hangt op de achterbank tegen het portier, - in mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe haar ogen af en toe dichtvallen – nog even en ze slaapt.  Het is warm in de auto. De airco is uitgevallen en er is geen tijd om de ANWB er naar te laten kijken. Om uiterlijk drie uur vanmiddag moeten we in Jeuvelen zijn, om bij de plaatselijk supermarkt nog wat eten en drinken in te slaan. Dan is het nog een uurtje naar Dorzo, waar u vlakbij zit. Zonder uw vrouw zou het moeilijk worden. Uw vrouw is zich terdege van de ernst van de situatie bewust. Uw vrouw kijkt mij af en toe zelfs met een kwaaie blik aan waarschijnlijk omdat ze vindt dat ik niet genoeg opschiet. Maar nòg meer snelheid maken, zou vragen om ongelukken zijn. Daar begin ik niet aan. Trouwens, uw dochtertje is inmiddels in slaap gevallen.      

In Jeuvelen vraagt uw vrouw of ik bij de visboer een scholletje voor u wil kopen. Een scholletje, uw lievelingsvis.  Omdat het kopen van dat scholletje wel erg veel tijd kost, gaan uw vrouw en uw dochtertje eens even poolshoogte nemen.  Zien ze me daar als een gek liggen schreeuwen en met mijn armen en benen spartelen, op de toch al zo gladde vloer van de viswinkel. De visboer weet niet goed hoe hij op de situatie moet reageren en uw vrouw en uw dochtertje, gedragen zich of ze van doen hebben met iemand die ongelukkig ten val is gekomen. Maar ik weet zelf wel beter: ik heb  een epilepsie-aanval.

Nadat ik een kwartiertje bij de visboer op een stretcher gelegen heb, kunnen wel weer de weg op. Want we moeten op tijd bij u zijn. Ik heb uw vrouw en uw dochtertje ongewild behoorlijk laten schrikken. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken. We liggen op schema. Binnen een half uur zijn we in het bosrijke Dorzo.

Ik vraag me af hoe het nu met u is. Uw opluchting zal groot zijn, als ik u help te klimmen over het hek waar achter uw snikkende  vrouw en dochtertje op u wachten. De gezinshereniging  is ontroerend. U zult zelf weer achter het stuur gaan zitten. Koers zetten in de richting van de roerige, bewoonde wereld. Maar niet voordat u uw scholletje heeft verorberd.

Ik blijf achter het hek. Zwaai het drietal uit en loop terug naar de bunker, daterend uit de Tweede Wereldoorlog. Ik open de zware betonnen deur  en stap de karig verlichte, benauwde ruimte in. Sluit de deur weer.  Er staat een bed, er is een toilet en door wat uitgekapte voegen in de bunker komt (weinig) frisse lucht naar binnen ... er is genoeg te eten en te drinken .

Zeven dagen, zó lang, wilde u hier, in opgesloten  eenzaamheid, verblijven. Maar na drie dagen komt er veel meer dan alleen die vier muren op u af. U smeekt mij bijna om met de sleutel naar u toe te komen om u te bevrijden.

Ik blijf nu een paar dagen in mijn bunker. Goed, zo’n meditatieve isolatie, na die epilepsieaanval. Zeker als je zoals ik, zelf de sleutel in handen hebt.

maandag 19 december 2022

ZE LEEFT ZICH HELEMAAL UIT

 Ze kan zich helemaal uitleven.

Wie in deze periode zichtbaar tevreden is, is grootmoeder Maria. Ze heeft nooit onder stoelen of banken geschoven, dat ze dol is op kinderen en vooral op heel kleine kindertjes. Ze mag zich vandaag helemaal uitleven. Haar kleinkinderen Stefan van vijf en Brian van anderhalf  zijn bij háár, want haar zoon Paul en schoondochter Marieke moeten vandaag ergens naar toe. Ze hebben de kids vanmorgen om acht uur al afgeleverd bij oma. Van opwinding heeft ze de afgelopen nacht haast niet kunnen slapen. Om zeven uur vanochtend stond ze  al ongeduldig, gewassen en aangekleed voor het woonkamerraam, naar ze uit te kijken.   

Rond half negen zouden Paul en Marieke vertrekken. Afgesproken  is dat ze eerst samen ontbijten.   Het heeft gesmaakt. Oma Maria heeft voor de gelegenheid gisteren al lekkere croissantjes gekocht. Ze heeft ze  belegd met chocoladepasta. Stepha n, maar vooral die kleine Brian ziet er niet uit. Het is nog een hele kunst om een croissantje te eten. ‘Blijf even zitten, jongens, dan haalt oma even een washandje om jullie toetjes af te vegen, want zó lijken jullie wel een paar zwarte pieten … foei oma … dat mag oma helemaal niet meer zeggen.  

De jongens blijven netjes op hun stoel zitten. Oma is alweer vlug terug: ’Nou kom op met je gezichtje, Stephan, lekker warm he? Nu jij, kom hier Brian. Zo, nu hebben jullie allebei weer een schoon bekkie.

Paul en Marieke hebben een sjoeltoernooi in Glanerbrug.  Ze gaan eerder van tafel om boven hun sjoelbak te halen. Elk team moet met z’n eigensjoelbak komen. Paul had dat best alleen kunnen doen. Maar Marieke is een beetje bijgelovig.  Op zo’n toernooi moet je alles samen doen, vindt ze. Dat geeft energie straks.

Paul  heeft jaren hoog gesjoeld. Vormde een duo met  zijn vader. Zij zaten bij de Nederlandse Top Tien. Tot vijf jaar terug. Toen zijn vader kwam te overlijden. God hebbe zijn ziel. Ze hebben wat prijzen binnengehaald, de ‘Vergulde Sjoelsteen’ op de Dordtse Dagen, was wel de mooiste.  Vader en zoon speelden altijd met een heel bijzondere sjoelbak. Een Dorenmeister 34,  van gefineerd bronsgroeneikenhout, met lichte beukenhouten stenen. Geschatte marktwaarde vijfduizend euro. Al vijf jaar na de dood van pa staat hun bak onaangeroerd onder ma’s bed.

Het sjoelen zit Paul in het bloed. Hij wil dolgraag met Marieke samen sjoelen. Hij duikt onder het bed om de sjoelbak te pakken. Maar er is daar geen bak. Ook op de andere kamers ziet hij niks. Hij rent naar beneden: ’De Dorenmeister 34 ligt er niet meer. Waar staat ie nu ma?’

‘O, die bak van jou en je vader, bedoel je? Ach lieve schat, je weet sjoelen was zijn lust en zijn leven. Het was zijn op een na laatste wens om, samen met de sjoelbak, gecremeerd te worden.’  

Paul barst in tranen uit: ‘Waarom heb je me dat  nooit verteld, ma?’

‘Dat was pecies de láátste wens van je vader.’

Brian en Stephan hebben hun vader nooit zo verdrietig gezien.

Als Paul zich heeft herpakt, zoekt hij met Marieke de spulletjes van de kinderen bij elkaar. Brian en Stephan zijn onthutst als ze nu al hun jasjes aan moeten.

‘Zeg maar, dag oma Maria.’

‘Dag oma Maria’ zegt Stephan. Brian zwaait.

‘Dag lieve jongens.’

Met zijn vieren stappen ze de deur uit.

Oma Maria blijft alleen achter. Kan ze zich vandaag toch niet uitleven