zaterdag 9 april 2022

WAT 'N GEZEIK

Overdag lukt het me zelden of nooit. Nee, eigenlijk lukt me het nooit. Het allerbeste is als ik overdag  niet of zo min mogelijk drink. Dat gaat natuurlijk niet lukken. Ik moet drinken al is het alleen maar voor mijn medicijnen. Daarvoor moet zelfs  heel véél drinken. Twee liter per dag voor mijn nieren. Als ik op een bepaalde tijd een activiteit heb,  bijvoorbeeld film, theater, lezing  of wandeling drink ik ruim twee uur van te voren een flinke hoeveelheid water of melk; geen alcohol, want daar móét je juist weer van. Wat ik ook doe is vlak voor het begin van die activiteit de aardappelen even afgieten.

De afgelopen week ben ik twee keer naar de bioscoop geweest. Eerst naar ‘C’mon C’mon’ en een paar dagen later naar ‘Drive my car’. Hartstikke mooie films; allebei, daar niet van  Maar beide keren heb ik het eind van de film niet gehaald.  Op drie à tien minuten van het einde klapt mijn blaas zowat. Ik móét dan met de hoogste urgentie naar de plee. De laatste keer was ik zelfs nog te laat ook. Een  geringe hoeveelheid urine druppelde op het moment dat  ik mijn gulp openritste, al in mijn onderbroek en sijpelde langs mijn been door naar mijn jeans.

Twee uur en een nog onbekend aantal minuten (maximaal tien) lukt het me overdag om mijn plas op te houden.  Dat blijkt uit wat gebeurt in de bioscoop. En omdat zo’n filmprogramma,  inclusief previews en reclames meestal een paar minuten langer duurt  dan twee uur en tien minuten, klàpt mijn blaas zowat, vlak voor het eind van de film.

Ik verbaas me erover dat ik ’s nachts zo lang mijn plas op kan houden. Qua drinken houd ik me in de loop van de avond beslist niet in.  Een kop koffie, een glas thee, een glas melk, een flesje cola en een blikje bier sla ik achterover. Bij mijn medicijnen klok ik ook nog wat water naar binnen. Overdag zou mijn blaas daar al binnen een half uur van op springen staan.

Ik weet niet hoe laat ik wakker word. Ik weet niet eens hoe laat het is. Ik zie wèl dat het ochtend is. Het is licht. Ik moet mijn bed uit want ik moet vreselijk piesen. Knap wel dat ik zo’n hele nacht mijn plas op kan houden. Toch zeker zes à zeven uur.

 

donderdag 7 april 2022

COLLEGA

 

Net als familie, zoek je ook collega’s meestal niet zelf uit. De stem van Leo vult met gemak het hele verzorgingshuis Avondlucht. Hij is daar kassier. Alle deuren van de andere kantoorruimtes worden gesloten als Leo aan het vertellen gaat. Mijn ogen, oren en gelaat trillen bij elke kleine anekdote. Ook bewoners van het tehuis weten inmiddels, dat de deuren dicht moeten, ter wille van de rust. Ik kan er niet bij werken maar zeg er niks van. Waarom niet? Pure lafheid.

Ik heb zo ontzettend veel te doen. Leo heeft het blijkbaar minder druk, want hij vindt het nodig om allerlei invallen mijn richting op te knallen. Over zijn nieuwe huis. Over een nieuwe collega. Over de nieuwe baan van een oud lid van de ondernemingsraad. Over de dommigheden van de ING met de betaalafschriften. Over hoe het de verkeerde kant op gaat met onze werkgever. Over waarom dingen bij ons niet kloppen. Over collega’s die het ontbreekt aan teamspirit en niet willen overwerken als het werk af moet maar nog niet af is. Over zijn vrouw, die kanker heeft gehad. Over dat hij gestopt is met roken. Over dat hij in de Gelredome naar Sting is geweest en hoe kut dat was. Over hoe geweldig Normaal in Ahoy was. Over zijn vrouw die, nadat ze de kanker overwon bij SuperdeBoer is gaan werken Over klanten die erg hechten aan caissières.  Over de tennisvereniging waarvan hij penningmeester is.

Tsja, ik heb het zó vreselijk druk èn ik kan niet werken bij het getetter van Leo. En ik, laffaard die ik ben, zeg er niks van. Leo heeft kleine, platte, vette oogjes, die tamelijk ver uit elkaar staan. Zijn bek is breed. Zijn hoofd loopt van smal van boven, tot breed van onderen, daar, waar die brede bek zit dus. Zijn dunne zwarte haar heeft hij strak achterover gekamd en blijft, dankzij de gel, spiegelglad zitten. Om de vijf minuten gooit hij een ademfrisje achter in zijn keel. Zijn bek trekt hij wijd open zoals een nijlpaard zijn muil opent, wanneer er een heel gesneden brood in zijn richting geslingerd wordt. Als Laura en Paulien er zijn, werpt Leo ze vette blikken toe….kleedt de meisjes met zijn ogen uit. Is er een jonge dame de buurt, dan dimt hij zijn geluid………vandaag is er helaas geen jonge dame in de buurt. Er vloeit dan waarschijnlijk energie naar andere delen van zijn lichaam.

Ik mag hem wel. Maar …och….mijn arme, arme hoofd….. en wat had ik allemaal niet kunnen doen vandaag, als Leo er niet geweest was.

woensdag 6 april 2022

VREEMD

Kitty is nu ook met Ferrie. Een blonde vetkuif met zonnebril, net grijs pak, streepjesoverhemd en stropdas. Kitty is psychotherapeute. Altijd: truitje, vestje, spijkerbroek. Nooit: beha. Hij mag alleen bij haar slapen als hij zijn eigen hoofdkussen meeneemt. Dat kussen moet zijn hoofdvocht opvangen. Kitty is een pot en allesbehalve monogaam. Maar vreemd gaan met een vent … nee, dat is nog nooit vertoond. Haar vriendin Silvia heeft er veel moeite mee, vooral omdat ze nu moet slapen op de bank. Kitty hoeft niks te zeggen: het straalt van haar af dat ze verliefd is op Ferrie.

Silvia is niet het type dat gaat lopen mokken. Ze wordt eerder stil, passief. Het is een huiselijk, volgzaam typje. Kitty hield haar vanmorgen nog even lekker vast en zei: ’Je denkt toch zeker niet, dat ik niet meer van jou houd, hè, Sil? Jij bent en blijft mijn nummer een’. Ferrie loopt al de hele ochtend een beetje te suffen  in huis. Kitty is naar haar werk.

 ’Zoek je wat, Ferrie?’ Hij heeft inmiddels alle keukenkastjes en laadjes open gehad. ‘Thee, brood, boter en beleg.’ Ze pakt het voor hem. Maar niet van harte.

‘Klotetoestand voor jou, Silvia’

’Zeg dat wel, ja. Die bank is veel te hard. Heb vannacht geen oog dicht gedaan. Nooit gedacht dat me dit zou overkomen. We hebben het zo goed samen en nu tel ik ineens niet meer mee. Ik voel me weggezet. Jullie slapen bij elkaar. Ik moet op de bank.’

‘Kan me voorstellen, Silvia.’

‘Je wéét toch dat Kitty met mij is. Waarom begìn je dan wat met haar?’

‘Ik wist al vrij snel van jullie relatie. Maar Kitty dacht dat het voor jou geen probleem zou zijn, als zij en ik …

‘Hoe lang duurt nou dit al?

‘Een halfjaartje. ’t Klikt meteen in de eerste sessie.  Allebei krijgen wij vlinders in de buik. De tweede sessie zeggen we dat tegen elkaar. Gelijk daarna vrijen we, in haar praktijk. Ze komt later een paar keer bij me thuis. Weet je, Silvia, drie jaar geleden kreeg ik een hersenbloeding.  Komt nooit meer goed. Werken kan ik wel vergeten. En … tsja, dat bakje om mijn nek, is voor het vocht, dat bij vlagen uit mijn hoofd komt. Zonder bakje wordt mijn shirt kleddernat. Ook ’s nachts vloeit het.’

‘Ik heb veel vrije tijd en als Kitty een uurtje vrij is, wipt zij bij me langs. En ik zal eerlijk zijn: we hebben niet alleen naast elkaar op de bank gezeten. Ik vind Kitty een prachtvrouw. Mooi is ze niet. Maar dat kan me niks schelen:  ze straalt warmte en zorgzaamheid uit.’

‘Kitty, verliefd op een vent. Dat kán toch niet! Ze moet niks van kerels hebben.’

‘Ja, Silvia, ik weet het en toch houdt ze van me. Zó vreemd vindt ze het … die vlinders. Nog wel voor mij, een vent. Kitty ziet misschien wel meer in me, dan ik wist dat er in me te zien was.’

dinsdag 5 april 2022

BILLEN

Semih heeft een zware hartoperatie ondergaan in het in het Erasmus MC. Zijn vrouw, Sonja,  en kind verblijven daar tijdelijk ook. Dat schijnt bevorderlijk te zijn voor het herstel van de patiënt. Het is al drie weken hun thuis. Andere familieleden van Semih reizen dagelijks tussen Helmond en Rotterdam heen en weer. De ene helft van de familie is origineel Brabants; de andere helft origineel Turks, met een Brabants sausje. Iedereen spreekt met een zachte G.  Semih’s  jonge Nederlandse vrouw, loopt  even naar buiten om een sigaretje te roken.

Ik zit daar ook, met mijn gebroken hielen in een rolstoel een sigaartje te roken. Want zoals elk ziekenhuis tegenwoordig, is Erasmus MC ook rookvrij. Sonja is niet echt gekleed op het koude weer van vandaag: een tamelijk bloot, roze vestje.  Ze moest er even uit moest voor een sigaretje. Nu kan het even, want oma is er om op de kleine meid passen. Ik vind het eigenlijk te koud om hier een hele sigaret op te roken (grapje). ‘Ja,’ zegt ze, ‘maar ze kan er niet echt om lachen, geloof ik.’

Nog maar een paar dagen. Dan zijn ze hopelijk weer thuis in Helmond. Met een gil eens springt Sonja  verschrikt op. De man, die buiten haar gezichtsveld komt aanlopen, knijpt haar in haar in een van haar tamelijk omvangrijke billen. Haar aanvankelijke afwerende reactie gaat over in lachen en een halve omhelzing. Het blijkt een grapje van haar vader te zijn. Ze herkent bijtijds zijn manier van knijpen.

Ik vertel haar, dat ik ook eens zo grappig wilde zijn als haar pa. In de lunchpauze loop ik een beetje rond te kijken in de HEMA........vanuit mijn rechterooghoek zie ik opeens mijn geliefde echtgenote, Sanne. Zij staat t-shirtjes te bekijken in een uitverkoopbak . Geen flauw idee heeft ze van mijn nabije aanwezigheid. Ik denk dan lollig te wezen door haar liefdevol over haar billen te strelen. Als door een wesp gestoken draait ze zich om en plant haar lieftallige vuistje, woest tegen mijn ribbenkast. ‘Ooooh,’ zegt Sanne ‘ben jij het Frits.  Hoe had ik nou kunnen weten dat jij dat deed.  Zoiets moet je ook niet bij mij doen! Je weet dat ik absoluut niet wil, dat er een vreemde aan mijn kont zit.’

Twee gekneusde ribben constateert mijn huisarts later. ‘Pittige vrouw heb je, sterk ook hoor’ lacht de Brabantse Sonja. Ze maakt haar sigaretje uit en gaat weer binnen kijken hoe het met haar man gaat. Als het tot het weekend zo goed blijft gaan als nu, kan hij zaterdag naar Helmond terug. Als er sprake zou zijn van afstotingsverschijnselen, dan hadden ze er al lang geweest moeten zijn. Meestal komen die binnen de week en die termijn is  al lang verstreken. Met zijn jeugd, Semih is pas 29, zijn energie, zijn gezonde levenswijze, (sporten, niet roken, geen alcohol) moet hij het gaan redden. Sonja heeft er wel vertrouwen in.

Ik neem nog een laatste trekje van mijn Cubaans sigaartje, druk hem uit in de mega-asbak en rol het Erasmus MC weer in. Ik mag over een week naar huis. Moet dan nog wel een paar weken blijven rolstoelen.

maandag 4 april 2022

IN DE WASBAK PLASSEN

 

Ria:             Hé, hallo Corrie

Corrie:       Ha Ria.  Tijd geleden.

Ria:             Zeker drie maanden.

Corrie:        Januari was het.

Ria:              Februari toch?

Corrie:         Neen, januari. Ik weet het nog precies. Een maand na de scheiding.

Ria:               O ja, die scheiding. Hoe is het nu?

Corrie:          Goed wel; kan beter.

Ria:                Mis je het niet … het leven met z’n tweetjes?

Corrie:           Als kiespijn, Ria. Het ging heel erg slecht tussen Peet en mij.

Ria:                 Sinds zijn ontslag grauwt en snauwt hij, zei je.

Corrie:            Peet heeft sindsdien een kort lontje. Losje handjes ook, hè.

Ria:                  Losse handjes? Hoe bedoel je Corrie?

Corrie              Hij slaat me, als ik iets doe wat hem niet zint. Een kleinigheidje soms.

Ria:                   Zoals wat?

Corrie:             Suiker vergeten in zijn koffie. Het vuil buiten zetten.

Ria:                   Sla je niet terug dan … ben je bang?

Corrie:              Ben als de dood. Hij is klein en beresterk. Ik ga héél hard gillen.

Ria:                   Helpt dat?

Corrie:              Hij schrikt. Beseft dat hij fout zat.

Ria:                    Sorry Cor, maar ’t valt mij nog al mee.

Corrie:               Hij ging vreemd doen Ria. Pesterig vreemd.

Ria:                     Vreemd? Pesterig Vreemd?

Corrie:                 Ja: plassen in de wasbak. Naar bed in zijn regenpak. Pijp roken.

Ria:                      Pijp roken? Een probleem?

Corrie:                 Zijn pijpen zitten vol toffeegeur tabak. Misselijkmakende toffeegeur.     

Ria:                       Stuur je hem naar het balkon.

Corrie:                    Jawel maar als hij vijf minuten op het balkon zit, gaat hij zich staan uitkleden.

Ria:                         Helemaal tot in z’n nakie?

Corrie                     Helemaal tot in z’n nakie!  Rare naturisten-tic. Onze buren genieten hiervan.

Ria:                         En jij schaamt je kapot?

Corrie:                    Ja, gooi snel een plaid over hem heen . ....  hij kan het niet laten.   

Ria:                          Zware tijden, Cor!

Corrie:                     Da’s nog niet eens alles.

Ria:                           nee, nòg meer?

Corrie:                      Een minnares, ja, hij had een minnares. (Ze huilt).        

Ria:                            Hoe lang speelde dat?

Corrie:                       Een paar weken.

Ria:                             Hoor je nog  wat van hem?

Corrie:                        Rare verhalen kleven hem aan ... maar hoe is het eigenlijk met jou, Ria?

Ria:                              ’t Wàs slecht. Verward. Ben nu in de wolken.

Corrie:                         Laat me raden, je hebt iemand?

Ria:                                Nou eh ….

Corrie:                           Nee, voor de draad er mee, Ria! Vertel. Wie is het?

Ria:                                 Peter.

Corrie:                            Ja, Peter wie?

Ria:                                  Peter Veere

Corrie:                             Peter Veere … maar Ria … Peter Veere is m’n ex. Dat wist je toch?!.

Ria:                                    Neen, Corrie,  dat wist ik niet. Sorry. Ik ben blij met deze man en zijn rare dingen. Nu loopt hij door het centrum. Verkleed als Charley Chaplin. Met een sandwichbord. Voor- en achter dezelfde tekst:

STOP WAR

FUCK POETIN

 

 Corrie:                               Veel geluk Ria. Laat het niet gekker worden.   

   

zaterdag 2 april 2022

SCHAFTTIJD

Het loopt al tegen de middag. Tussen twaalf en twee is het in de boekhandel het drukst: lunchtijd voor het kantoorpersoneel in het Centrum. Vooral als het beetje kil is of als het regent wordt hier massaal geschuild. Het is nu alleen maar koud, koude wind. Ik heb me er goed op gekleed, want ik weet: op kou kan ik me kleden. Een ruim zittend  Nike ski-jack heb ik aan. Pas nieuw. Nog een lekker warme sjaaltje daaronder.  Op regen kan je je niet kleden, weet ik.  Daarom koop ik ook geen regenkleding. Een mondkapje hoeft weliswaar niet meer, nergens niet, toch draagt ik er wel een …  gewoon overal. Zeker met die kou… houd mijn neus lekker warm. En … ik vind het ook niet zo nodig altijd en overal herkend te worden.  

Een beetje drukte hier in de tent vind ik wel fijn. Ik ben hier wel vaker bij Donner. Het laatste boek dat ik van hier meenam was ‘Finse dagen’ van Herman Koch. Een van mijn meest geliefde schrijvers is dat. Ik heb al zijn boeken keurig bij elkaar staan op een halve boekenplank.  Tenminste, dat denk ik ...al zijn boeken ...  Voor mijn neus staat een tafel en daarop een stapel met twintig exemplaren van het laatste boek van Herman Koch. ‘Een film met Sofia’. Dat heb ik nog niet. Eén exemplaar heb ik wel genoeg aan.  Eerst ga ik nog even een beetje rondkijken.

Van die hele dikke boeken hou ik niet zo. Zo’n boek als ‘Tonio’ van A.Th.F. van der Heijden of ‘Grand Hotel Europa’ van Ilja Pfeiffer, die hebben elk wel meer dan zeshonderd bladzijden. Voor mij is vierhonderd bladzijden wel het matje.   Anders wordt het me gewoon te veel.  Zo’n harde, onbuigzame  kaft, daar moet ik helemaal niks van hebben. Het allerliefst heb ik eigenlijk nog het model en de omvang van een prisma boekje. Lekker handzaam, flexibel.  Maigret, Simenon, Agatha Christie heb ik als pockets in huis en je neemt ze ook zo makkelijk mee in je binnenzak. Émile Zola , die vind ik ook zo goed!  Een dertiendelige serie met kleine praktische boekjes, stuk voor stuk aanklachten tegen de Franse kapitalisten in het begin van de twintigste eeuw.

Ook Pietje Bel en Dik Trom, kadootjes, die ik kreeg toen ik net had leren lezen. Ik blader nog even wat in zo’n splinternieuwe Pietje Bel, ruik er ook aan …lekker ... havenlucht.  Ook voor het personeel van Donner is het nu schafttijd zo te zien. Stom zeg! Net nu het zo druk is.

Ik ga nog even kijken bij de strips. Mijn favorieten zijn (nog steeds) ‘Kuifje’ en ‘Suske en Wiske’.  Zo af en toe pak ik wel eens een ‘Suske en Wiske’ als er niks op tv is. En dat is toch ook vrijwel altijd het geval.  Getverdegetfer als ik bijvoorbeeld denk aan die tv familie (kots kots) Meiland, miljonairs, die (nog tegen een forse betaling ook) een maand lang met een bijstandsinkomen in een bijstandshuisje gaat wonen … walgelijk.

In de buurt van de Herman Koch tafel staat nu geen personeel. Maar eh… om terug te komen op ‘Suske en Wiske’: laatst lees ik nog ‘De Apenkermis’. Prachtige strip! Ik loopt nu kalm naar de stapel van twintig Herman Kochs. Rits onderweg mijn iets te ruime jack open, gris een exemplaar van de stapel. In één snelle beweging stop ik het boek in mijn jack en rits het dicht. Rustig loopt ik naar de uitgang.  Eer het signaal van de bewakingscamera bekeken is, ben ik al zowat weer thuis.

Donner heeft dan nog maar negentien Sofia’s van Koch

vrijdag 1 april 2022

FIETSERSLEED

De automobilist rijdt , zeker in de stad, graag harder  dan hij mag. De overheid is daarom, alweer enige tijd geleden, overgegaan tot plaatsing van verkeersdrempels, dwars over het wegdek, op afstanden, variërend van vijftig tot honderd meter afstand van elkaar. Rijdt de automobilist te hard over zo'n drempel, dan kan zowel de auto als de automobilist beschadigd worden.

Vaart minderen: daar heeft de gemiddelde automobilist een broertje dood aan. Iedere automobilist kent de truc inmiddels: neem de drempel uiterst links of rechts. Je houdt de vaart er dan lekker in en het schokken is minimaal. Het beoogde effect: de veiligheid van de andere weggebruikers is er niet bepaald veel op vooruit gegaan, met die zigzaggende, bijna over trottoir scheurende, auto’s. Als fietser ben ik he-le-maal niet blij met die drempels. Voortdurend moet ik onnodig afremmen……en weer opstarten, terwijl ik met mijn snelheid van gemiddeld 15 kilometer per uur absoluut geen gevaar op de weg ben. Wielrenners komen hooguit op 35 à 40 kilometer per uur uit, het telkens weer moeten afremmen voor de drempel en dan weer op gang moeten komen, is voor die renners om gek van te worden.

Het is van de dolle dat ik daar, als fietser, onophoudelijk en overal  mee te maken krijg. Ik moet mijn snelheid minderen en dreun op dreun incasseren. Polsen, ellenbogen, schouders, nek, rug, zitbeentjes, scrotum, kortom mijn hele lijf krijgt het zwaar te verduren.

Dàn nog de fiets zelf. Door het noodgedwongen nemen van deze drempels trillen onderdelen van de fiets  sneller los dan normaal. Da's nogal logisch. Absurd, dat hier blijkbaar de goeden onder de kwaden moeten lijden. Hobbels tegen snelheidsduivels in hun auto's. Jammer dat ze nodig zijn. Nee,  belachelijk dat ze nodig zijn. Net zo bespottelijk is het dat de fietser daarmee nodeloos geziekt wordt. De fietser, toch dè milieuvriendelijkste weggebruiker, is met zijn geringe snelheid ook nauwelijks een gevaar voor andere weggebruikers. Daarom: overal een drempelloos fietspad,  naast elke autoweg met drempels