zondag 30 april 2017

EERBIED IN GODS HUIS

Mijn vriendin Babs, is net als ik, Rooms-Katholiek opgevoed, alleen: ik ga niet meer op zondag naar de kerk. Ik zit hier dit stukje te schrijven en zij ……zij zit daar nu dus …in de kerk. Bidden, zitten, zingen, staan, luisteren naar de preek, hostiehappen, geld in de collectezak doen, kaarsje aansteken bij Maria. Babs schrijft altijd een verhaaltje aan Maria waarin ze vraagt of Maria goed voor haar en mij wil zorgen en dat we gezond mogen blijven en als het even kan wel honderd jaar mogen worden.  
Knielen is er niet meer bij daar in die kerk. Althans, deze kerk, de Heilige Jodocus-kerk. Dit is een moderne parochie ….er zijn ook kerken waar ze alles nog precies zo doen als negenennegentig jaar geleden. Gregoriaanse gezangen, veel knielen en opstaan. Te laat komen en ander wangedrag is daar uit den boze: er wordt streng toezicht op gehouden door heren in zwarte pakken een soort ‘knokploeg’ genaamd ‘Eerbied In Gods Huis’. Ze staan, voor de dienst, meestal met zijn vijven achterin de kerk. Ik was erg vroom toen ik jong was en in de buurt van die heren durfde ik nauwelijks te lopen, te lachen, te kuchen of maar een enkel woord te spreken. Zelfs als je vergat je hand in het wijwatervat te steken kwam er al een ‘Eerbied In Gods Huis’ op je af. Hij zei niks maar hij sleepte je vriendelijk doch gedecideerd naar het wijwatervat terug. Met dat wijwater moest je eerbiedig een kruisteken maken (rechterhand op je voorhoofd-rechterhand op je buik-rechterhand op je linkerschouder-rechterhand op je rechterschouder) om de in de kerk aanwezige Here God te begroeten. Als de dienst begonnen was liepen de heren van ‘Eerbied in Gods Huis’ in het tempo van de Dodenmars door de kerkpaden om onheil te bespeuren en onmiddellijk de kop in te drukken.
Zo zijn een vriendje en vriendinnetje van mij, Albert-Jan en Tooske-Freya eens uit de kerkbanken gevist en uit de kerk verwijderd, omdat ze aan elkaars lijf zaten te frunniken onder de consecratie. Een ander voorbeeld is de vader van Chantal, die, zo op het oog, normaal binnenkwam maar tijdens de dienst een fles Bols jonge jenever uit zijn binnenzak haalde. Op zich was dat niet zo’n probleem maar toen hij een in de hele kerk hoorbare (en voor een deel van de kerkgangers ook ruikbare) boer liet, moesten de heren van ‘Eerbied In Gods Huis wel handelend optreden: zijn flesje Bols werd door een van de heren ingenomen en Chantal d’r vader werd discreet buiten de kerk gezet. Chantal en haar moeder bleven met het schaamrood op hun kaken op de kerkbank achter.
Toen ik zelf wat ouder werd, het hele kerkgebeuren me niet mee zo boeide en ik ook niet meer zo beducht was voor ‘Eerbied In Gods Huis’, ging in met mijn vriend Henk-Jan en, in mijn schooltas, een pim-pam-pet spel, naar de kerk. We gingen, tactisch, helemaal aan de linkerkant van het linker kerkbankenblok zitten, zo ver mogelijk uit het zicht van ‘Eerbied In Gods Huis.’ Ik wachtte tot de mis vijf á tien minuten bezig was, zo ongeveer bij het ‘Kyrië’, alvorens ik het pim-pam-pet spel tevoorschijn haalde. Ik zette het spel tussen mij en Henk-Jan in en we hadden afgesproken dat ik als eerste zou draaien en Henk-Jan een vraag zou krijgen. Als er een ‘Eerbied In Gods Huis’ langs zou komen dan zou ik mijn sjaal gauw op het spel leggen.

Henk jan moest de eerste vraag beantwoorden: Een lichaamsdeel. Ik draaide aan het pim-pam-pet spelletje en dat stopte op de letter K. Dus: Henk-Jan moest een lichaamsdeel met een  ‘K’ noemen . ‘Kut’, zei Henk Jan, natuurlijk, maar wel  net iets te hard……. er liep een ‘Eerbied In Gods Huis’-knakker langs. Henk-Jan en ik werden uit de kerk verwijderd. Het pim-pam-pet spel bleef bij ‘Eerbied In Gods Huis’ achter.

zaterdag 29 april 2017

TWEE VRIENDINNEN

Eerder heb ik al eens geschreven over mijn werk als ‘taalvrijwilliger’. In het kort komt dat werk neer op: één keer per week een á twee uur praten met een nieuwe Nederlander, een man of een vrouw, die niet echt goed Nederlands praat maar zich toch al een beetje verstaanbaar weet te maken. ‘Samenspraak’ heet dit project waaraan ik meewerk. Ik doe dit werk sinds ik gepensioneerd ben, nu zeven jaar.  In die tijd heb ik gepraat met vier Polen, een Syriër, een Marrokkaan, een Turk, een Ethiopiër, drie Iranezen en een Somaliër. Op dit moment praat ik nog met een Iranees, een Somaliër en een vrouw uit Afganistan. Maar met de Iranees en de Somaliër zal dit werk snel afgelopen zijn. Dat komt omdat die twee niet zo gemotiveerd blijken te zijn en naar mijn idee niet zo in de gaten hebben wat de fatsoensregels in Nederland zijn ten aanzien afspraken nakomen.
Met die Iranees, genaamd Shabash,  had ik bijvoorbeeld de afspraak dat hij van twaalf tot twee uur zou komen elke zaterdag. Het gebeurde tot twee keer toe dat hij om vijf over twaalf op zaterdag afbelde. Ik heb hem toen duidelijk gemaakt dat hij mij voortaan op donderdag moest afbellen als hij zaterdag niet zou kunnen komen, zodat ik zaterdags van twaalf tot twee zelf ook nog wat anders zou kunnen plannen. Eén keer belde hij op donderdag af. De zaterdag, een week later, belde hij helemaal niet af en bleef gewoon, zonder bericht dus, weg en deze week krijg ik op vrijdagavond van Shabash een telefoontje met de mededeling (in het Engels) dat hij in Luxemburg zit, dus niet kan komen op zaterdag. Voor mij is nu de maat wel vol; ik spreek nog met hem af voor volgende week zaterdag en zal hem dan zeggen dat ik onze ‘Samenspraak’ beëindig.
Met de Somaliër Hassan speelde iets dergelijks, met dat verschil dat ónze afspraak was in de Centrale Bibliotheek van Rotterdam elke vrijdagochtend van elf uur tot half een. Hij leek aanvankelijk wel gemotiveerd voor Samenspraak maar tot twee keer toe stond ik tevergeefs op hem te wachten in de hal van de Bieb en dat na een reis van drie kwartier. Ik geef toe dat het  niet helemaal netjes is maar ik heb toen twee keer achter elkaar een bijeenkomst met hem (bijtijds, dat wel) afgezegd. De week daarop belde Hassan mij op met de mededeling dat hij op vrijdag en maandag voortaan naar school zou gaan en dat hij dus geen Samenspraak meer nodig had. Ik was  er niet rouwig om.
Blijft nu dus alleen over die Afgaanse. Ze heet Sümüs, ze is mijn 64-jarige  buurvrouw en woont een paar deuren verder. We praten, drinken en snoepen met elkaar wanneer we  daar allebei de tijd voor hebben. Geen vaste afspraak dus.  Het kan op ‘n zondagmiddag zijn maar evengoed een woensdagmorgen. Van praten met elkaar is eigenlijk nauwelijks sprake, daarvoor beheerst ze te weinig de Nederlandse taal.
Onze ‘conversatie’ gaat bijvoorbeeld zo:
S:        Kom thee drinken!
Ik:       Nee, Sümüs, nu niet want ik moet boodschappen doen.
S:        Altijd ‘neen’ jij….boodschappen ……dan jij komen
Ik:       Goed, dan kom ik over ongeveer een uurtje bij je.
S:        Een uur, twee uur ….ik alleen thuis

Ik zit inmiddels bij Sümüs thuis. Zij roept vanuit de keuken
S:        ‘Thee?’ ‘Koffie?’
Ik:       ‘Thee!’
Ze zet van alles bij de waterkannen op tafel: zonnepitten, maiskoeken (niet lekker), chocola en kandij.
S:        Thee maken!
Ze komt nog aanzetten met een Afgaanse soort Studentenhaver en een zelfgemaakte chocoladepasta en laat me ervan proeven. Ik word er bijna misselijk van en ik trek een vies gezicht.
S:        Honderd, ik
Ze pakt een weegschaal uit een kast en gaat er op staan. Ze is vijfennegentig kilo. Ik moet er ook op gaan staan. Ik ben tweeëntachtig kilo met kleren, eten en drinken …. ‘s morgens vroeg, net uit bed weeg ik 77 kilo.
S:        Ik, honderd , ik veel eten, lekker. Waar jou vriendin?
Ik:       Mijn vriendin is op bezoek bij een vriendin van haar.
S:        jij twee vriendin?

Dit mag toch eigenlijk geen Samenspraak meer heten. Ik moest na zeven jaar maar eens wat anders gaan doen.

vrijdag 28 april 2017

KONINGSDAG

Een heerlijke dag! Koningsdag. Het begon eigenlijk woensdag al met het interview van Wilfred de Jong met Willem Alexander. Ik heb eerlijk gezegd niet alles gezien. De koning was wel eerlijk over stomme dingen die hij had gedaan zoals wilde feesten organiseren …… soms was hij ook emotioneel ……..over de dood van zijn broer en zijn vader, prins Claus, over dat zijn vader zich ervoor schaamde dat hij een Duitser was.
Verder bekende hij dat Maxima alles voor hem betekent. Willem Alexander staat er nu bij zijn dochters ook goed op, want hij heeft ze alle drie een mobieltje gegeven. Die mobieltjes blijven alleen van papa en mama. Zij bepalen wanneer de telefoons aan- of uitgaan: ’s avonds en op vakantie moeten de mobieltjes absoluut uit.
De interviewer wilde vervolgens van Willem Alexander weten welke van zijn drie dochters hij nu eigenlijk het lekkerste vond maar daar wilde de koning niet op ingaan. Wel boog hij zich na deze vraag naar Wilfred de Jong toe en fluisterde hem iets in het oor waarop de heer de Jong onbedaarlijk moest lachen. Toen ging de heer de Jong nog iets meer op het puntje van zijn stoel zitten dan hij de hele avond al deed en fluisterde op zijn beurt de Koning iets in zijn oor. Nu moesten zowel Wilfred als Willem Alexander allebei zo hard lachen dat ze er wel buikpijn van zouden moeten krijgen. ‘Neen, neen, neen, jij schobbejak,’ proestte de Koning het uit’ dat zou je wel willen hè, maar daar komt niks van in.’ Het hoofd van de Koning was een soort van rood geworden en de tranen biggelden, net als eerder, toen het over zijn broer ging over zijn zeer bolle wangen.
Als televisiekijker kon je aan alles merken dat Wilfred de Jong het geweldig naar zijn zin had en de Koning ook trouwens. In deze sfeer, zo voelde de beide heren goed aan, is bijna alles mogelijk.
‘Hoe groot is die van u eigenlijk, majesteit, als ik vragen mag’
‘Ik heb er soms wel een van 13,3 centimeter en daar zijn we redelijk tevreden mee.’
‘Die van mij is soms wel 13,4 cm’ zei de interviewer, ‘ ik heb het speciaal voor deze uitzending nog even nagemeten.’
‘Het spijt me Wilfred maar dit wil ik toch wel even goed laten checken. Ik roep er even een bode met een rolmaat bij….. die kan dan bij ieder van ons de juiste maat vaststellen.’
‘Mag ik, terwijl we wachten op de bode, eens vragen, waarde Koning, wilt u de kijkers eens iets vertellen over uw eetgewoonten. Ik wil trouwens zelf wel beginnen hoor,’ zei de interviewer:’ Ikzelf begin de dag met een lekker bordje muesli.’
‘Nou dat is toevallig’ zei Willem Alexander ‘Ik begin de dag òòk met een bordje muesli; ik voeg er dan nog wel een handje rozijntjes aan toe, dat maakt het papje zo lekker sappig. Meestal eet ik dan nog twee boterhammetjes, als ik mijn bordje muesli op heb. Eèn boterham met pindakaas en soms ook een met hagelslag ….. ja ….. stom hè hagelslag …. en dat voor iemand als ik.’
Opeens stapt daar iemand de kamer binnen met een rolmaat in zijn hand. Dat moet de bode zijn.
‘Oké meneer de Jong’ zegt Alexander, ‘nu moet u ook met de billen bloot, komt u maar naast me zitten, dat werkt voor de bode wel zo makkelijk.
‘Welnu, waarde heer bode, aan de slag. Wij horen het wel,’ zegt Willem Alexander enigszins overmoedig.
De bode gaat druk in de weer met de beide heren en zijn rolmaat en noteert zijn bevindingen.
‘Goed, ’ zegt de bediende van de koning, ik heb het hier allemaal genoteerd.
‘Zegt u het maar heer Bode!’
‘Meneer de majesteit 13,3 cm, de heer de Jong 13,4 cm.’
Willem Alexander zijgt gedesillusioneerd ineen; weg is zijn ‘redelijke mate van tevredenheid’. Hij kan niet nalaten de bode te vragen ’en ……… hoe groot is die van u?’
De paleisbediende antwoordt: ‘13,5 cm’ en verlaat gedecideerd de kamer.
Aan het eind van het interview wil koning Willem Alexander nog aan de kijkers kwijt dat hij zich altijd heel erg gesteund voelt door het Nederlandse volk. Hij onthult wel eens als Koning te zijn gevraagd door een ander volk en hoewel hij daar vèèl en vèèl meer kon gaan verdienen, heeft hij dat verleidelijke aanbod onmiddellijk naast zich neer gelegd. Hij wil Koning van Nederland zijn en blijven.

‘Meneer de Jong mag ik u hartelijk danken voor dit fijne, openhartige gesprek.’

woensdag 26 april 2017

BODY

Het is vanmorgen (7 uur) eigenlijk veel te koud….drie en een halve graad Celcius ….en dat halverwege de lente! Maar ik heb beloofd aan mijn vriendin en aan mijn psych dat ik zou gaan zwemmen …… hartstikke gek ben ik…..ik ga het nog doen ook! Sinds september vorig jaar heb ik nauwelijks meer gesport. Toen is de meniscus uit mijn linkerknie verwijderd en is de klad er in gekomen ….  in het sporten.
In november zou ik op zich weer mogen gaan zwemmen maar toen vond ik het nog veel te koud.
Ik heb sinds april 2016 een abonnement bij Optisport, de sportschool hier in de buurt. Voor 35 euro per maand mag ik daar overal aan meedoen, van zwemmen tot yoga ; van spinnen tot verder alles wat fitness betreft.  Sinds september 2016, tot nu, heb ik daar dus geen gebruik van gemaakt; deels omdat het door die operatie niet kon maar ook (groten)deels en vooral door lamlendigheid.
Zoals al eerder vermeld heb ik de afgelopen maanden de wekker een aantal keer op kwart voor zeven gezet, dat wel, maar meestal zette ik hem snel uit en dook weer diep onder de dekens. Meestal kwam ik er dan om ongeveer half negen uit. Douchen, scheren, koffiedrinken en …. (met tegenzin) een paar boterhammen eten.
O ja, ik bewoog dus nauwelijks en ik werd vreemd genoeg geen grammetje zwaarder. Ik at wel wat maar niet meer dan een schijntje van wat ik normaal naar binnen werkte.  Ik had totaal geen eetlust: twee in plaats van acht boterhammen per dag; twee schepjes muesli, in plaats van vier. Ik schepte mijn bord warm eten altijd enthousiast vol …. vrijwel nooit at ik dat bord leeg soms kwam ik nog niet eens tot de helft. Ik at dus wel maar altijd heel erg weinig. En zo daalde mijn gewicht zonder lichamelijke inspanning van 82 kilo naar 75 kilo. Babs, mijn vriendin,  vond zo langzamerhand, dat ik wel wat meer ‘body’ mocht gaan kweken. Ik ben voor de slechte eetlust ook bij mijn huisarts geweest, die heeft mijn ontlasting onderzocht (laten onderzoeken) en daaruit bleek dat ik niets mankeerde: er werden geen bacteriën aangetroffen.
Met mijn huidige 75 kilo zie ik er niet zo voordelig meer uit: ingevallen wangen, slappe biceps, te 0makkelijk telbare ribben, steeds dunner wordende beentjes.   Sinds een week eet ik dan maar tegen mijn zin weer 8 boterhammen, 4 scheppen muesli en lepel ik mijn hele bord warm eten leeg. Ik heb nauwelijks voldoende speeksel om mijn eten behoorlijk te kauwen; daarom staat er tegenwoordig een grote kan water naast mijn bord om mijn eten mee weg te spoelen. Ook niet goed eigenlijk maar anders krijg ik het echt niet weg.  Ik weeg wel weer 78 kilo.
Nu ik met ingang van vandaag drie keer per week ga zwemmen en fitnessen zal ik nog meer moeten gaan eten om wat kilo’s aan te komen.

Aanstaande vrijdag heb ik dat gesprek met een instructeur van de sportschool. Met de gegevens van de fysiotherapie gaan we dan samen een oefenschema opstellen. Die instructeur zal mij ook wel kunnen adviseren hoe méér body te kweken.

dinsdag 25 april 2017

VOOR LUL

Bijna 67 ben ik nu maar als ik naar het foebele ga kijken (Sparta, uitsluitend bij Sparta) kleed ik me als een zestien-jarige: Sparta pet of muts, Sparta sjaal, Sparta shirtje (over mijn  jack heen). Altijd vol goede moed begeef ik me naar het Sparta Kasteel. Natuurlijk zit ik voor lul als ouwe zak …. als enige zo uitgedost in een metrocoupé … ik ga meestal laat …… de andere, als Spartaan uitgedosten, zitten al lang te schreeuwen op de tribunes. Nou mogen de mensen van mij best vinden dat ik voor lul zit. Zelf voel ik trots in mijn lijf ….’ik ben een Spartaan in hart en nieren’ en zeer zeker zo voor de wedstrijd voel ik me super zo in mijn rood-witte outfit.
Vanuit het Metrostation Marconiplein wandel ik over de Spaansebocht naar het Sparta stadion. Halverwege de Spaansebocht duik ik even de struiken in voor een laatste grote plas voor ik het stadion betreed. Immers, in de urinoirs van voetbalstadions en dus ook dat van Sparta sta je tot aan je enkels in de zeik en stik je bijna in de penetrante urinegeur. Hier in de struiken mors ik enkel wat spettertjes op mijn schoenen.
Bij het stadion aangekomen ontmoet ik mijn vriend Henk. Mèt Sparta-pet en lange sjaal. We drinken voor de wedstrijd altijd een paar biertjes in het Sparta-supporters-home. Het is er altijd gezellig druk. Er wordt veel bier gedronken. Het is niet uitzonderlijk om een tweetal supporters een tray met zes grote (plastic) glazen te zien kopen en die achter elkaar te zien leegdrinken. Henk en ik houden het op twee kleintjes de man.
In het Sparta Supportershome hangen twee televisietoestellen waarop twee andere wedstrijden uit de hoogste voetbalafdeling te zien zijn. Aan de wanden hangen foto’s uit Sparta’s roemruchte verleden. De club voetbalt al bijna 130 jaar op hoog niveau. Namen als Bok de Korver, Dennis Neville, Tinus Bosselaar, Tonny van Ede zijn in het Nederlandse voetbalwereldje legendarisch. Natuurlijk ontbreken de foto’s niet van het jaar 1959, toen Sparta kampioen van Nederland werd. Henk en ik drinken ons biertje, praten wat over al eerder gespeelde wedstrijden, over wat wederzijdse kennissen en we genieten van de lichte staat van aangeschotenheid waarin al flink wat van de aanwezigen hier verkeren.
Een kwartiertje voor aanvang van de wedstrijd verlaten we het supporters-home om ons naar onze plaats in het stadion te begeven. Sparta speelt tegen Vitesse. Henk en ik zitten trouwens niet bij elkaar. Henk zit op de Bok de Korvertribune en ik zit op de Kasteeltribune. Henk zit ‘achter het doel’ en ik aan de zijkant. De zijkant vind ik prettiger omdat daar het overzicht op het spel beter is; achter het doel zie je de gemaakte doelpunten beter.
De Kasteeltribune, waarop ik zit is een hoge, vrij steile tribune waarop ik bijna helemaal bovenaan, een zitplaats heb. Het vervelende daarvan is, is dat die trap geen leuningen heeft. Het is al een paar keer gebeurd dat ik dreigde om te vallen hetgeen ik wist te voorkomen door me vast grijpen aan iemand bij mij in de buurt. Tot nu toe heeft dat geen noemenswaardige problemen gegeven; ik werd steeds ‘liefdevol’ opgevangen ……Spartanen onder mekaar nietwaar?! Nà de wedstrijd is afdalen niet zo erg omdat  dan de trap helemaal gevuld is met vertrekkende  mensen en omvallen bijna niet mogelijk is.
Henk en ik ontmoeten elkaar na de wedstrijd niet meer. Pas kort voor aan de volgende thuiswedstrijd drinken we weer een biertje met elkaar. Sparta heeft deze wedstrijd met 0 - 2 verloren.
Bij de struiken, waar ik vóór de wedstrijd nog plaste doe ik nu mijn Spartapet, Spartasjaal en Spartashirtje uit en stop ze in de gele plastic boodschappentas die ik altijd bij me heb. Rustig wandel ik naar het Metrostation Marconiplein.

Ik ga na zo’n nederlaag toch zeker niet voor lul lopen! 

maandag 24 april 2017

DIERENVRIEND

  
DIERENVRIEND
Het gaat me wat te ver om me een dierenvriend te noemen. Echt een hekel aan beesten heb ik ook weer niet. De meeste beesten ken ik overigens niet eens van nabij. Ik heb een heel grappige hond gehad (Sita; ik heb een aantal jaren geleden paar leuke stukjes over hem geschreven). Ik had een aantal katten waarvan de een leuker was dan de andere en er was een walgelijk dwergkonijntje, dat zich gaandeweg ontpopte als Vlaamse reus: dat beest beet al roffelend alles los wat vast zat.
De meeste beesten ken ik (gelukkig) niet van nabij. Ratten bijvoorbeeld heb ik alleen maar op straat zien liggen. Doodgeslagen. Uit hun bekje bloedend. En toen ik eens bij mijn zoon op bezoek was, sprong, toen ik zijn vuilnisbak opende, een muisje pardoes in mijn gezicht en maakte zich vervolgens vliegensvlug uit de voeten.
Mijn jongste zoon heeft ooit een hamstertje (Pipi) gehad. Pipi leefde in een oud stinkend aquarium. Een enkele keer mocht ze wel eens uit haar kooi. Dan ging zoonlief met haar spelen. Hij ging Pipi leren koppetje-duikelen. Bij een van die lessen is mijn zoon over de kleine Pipi heen gerold. Dat heeft ze natuurlijk niet overleefd. Ze was zòòò plat!
Bijna onvoorstelbaar is het om sommige beesten als huisdier te houden. Hoe zou je huis er uit zien met een rondscharrelend varken. Of met een koe. De hele vloer bedekt met hooi. Of met een stuk of vijf kippen. Eén op de tv. Eén op de mooie kast (hoe lang zal die mooi blijven?) Eén op de staande schemerlamp. Eén op de pc. En één in de slaapkamer. Onder de dekens.
Om bijvoorbeeld een giraffe te kunnen houden  zal je sowieso een eengezinswoning moeten hebben, De voordeur moet worden verhoogd. Wat plafonds zullen gedeeltelijk moeten worden gesloopt.  Maar of je nou echt plezier zal hebben aan dat varken, die koe, de kippen  of die giraffe? Ik waag het te betwijfelen. Ik denk niet dat ze zich lekker zullen laten knuffelen. Of dat je ze gezellig in het Kralingse Bos kan uitlaten.
Waar je met dat soort beesten trouwens ook rekening mee moet houden: jouw hele huis is hun toilet. Ze piesen en poepen gewoon waar ze staan. Ook op jouw schone wasgoed.
Waar ik echt totaal niks van moet hebben zijn insecten. Toevallig heb ik er vanmiddag een vermorzeld. Onder mijn schoenzool. Het was een heel groot insect. Drie keer zo groot als een dikke groenblauwe bromvlieg. Hij had gemene wespenstrepen over zijn rug. Met een klap landde het insect op mijn vloerbedekking in de keuken. Zo’n groot insect had ik nog nooit gezien ….. het kippenvel liep over mijn hele rug….ik  dacht: ‘stel je voor dat hij gelijk weer opvliegt en bijvoorbeeld in mijn oog prikt …. wat dan??? …….dan ben ik misschien wel stekeblind.’ Dus ik tilde mijn voet heel rustig op. Hard kwam mijn voet neer op het veel te enge insect. Normaal doe ik dat eigenlijk nooit: insecten vermoorden. Ik jaag ze de deur uit……. vang ze in een lucifersdoosje en zet ze buiten……maar deze, deze was te erg.
O ja toevallig heb ik gisteren ook nog wel een insect doodgeslagen. Met een krant.  De Telegraaf. Het insect was een zilvervisje. Gatverdamme! Die beestjes vind ik toch wel zo smerig. Die moeten bij mij dood. Morsdood.
Normaal doe ik dat soort dingen dus never nooit.  

zaterdag 22 april 2017

DIEREN

Babs, mijn vriendin dus, is een groot dierenliefhebster. De gróótste liefde van haar leven, ben ik natuurlijk maar op de glorieuze tweede plaats komt haar onvergetelijke hondje Pittie, door haar liefdevol ‘Pittekontje’ genoemd. Het lieve beestje is jammergenoeg alweer een aantal jaren geleden overleden maar haar herinnering wordt in Huize Babs bewaard door de vele foto’s van het hondje. Babs pc zit boordevol foto’s en video’s van Pittie; bovendien zien we haar beeltenis op kasten, tafeltjes, muren en op het bureau; bovendien is er een sereen en zeer sfeervol monumentje opgericht op een tafeltje alwaar geregeld ter ere van Pittie verse bloemen in worden geplaatst en een kaarsje wordt gebrand.
Ik heb Pittie nooit gekend, daarvoor ken ik Babs te kort. Nou ja kort …..we kennen elkaar alweer bijna 11 maanden …. maar  vergeleken met de zes  jaar dat Pittie alweer dood is, stelt dat natuurlijk niks voor.
Van honden weet ik eigenlijk te weinig om er iets zinnigs over te kunnen zeggen maar volgens mij was Pittie niet van een bepaald ras. Wat ik er zo van foto’s en filmpjes van heb kunnen zien was het vooral een heel klein hondje. Babs heeft me wel eens verteld dat Pittie in een heel klein mandje mee ging op de fiets naar het Kralingse Bos. Zo klein was ze dus, dat ze in zo’n klein mandje op de fiets mee kon naar het Kralingse Bos.
Babs hield echt veel van Pittie ….ze dansten zo wel eens samen in de woonkamer op oude tophits van Cliff Richard of Elvis Presley soms ook wel eens van de Beach Boys. Babs vond dat nou wel heel leuk maar Pittie vond er niet veel aan; die was de hele tijd aan het piepen en als ze de kans kreeg sprong ze van Babs af op de grond en snelde naar de verste uithoek van de kamer……en Babs maar lachen, die had de grootste lol.
Een echte dierenvriendin is ze, mijn Babs. Na het overlijden van Pittie had ze zich eigenlijk voorgenomen om geen beesten meer te nemen maar het bloed kruipt natuurlijk waar het niet gaan kan. Verschillende familieleden, vriendinnen en buurbewoners zagen met lede ogen aan hoe Babs verpieterde zonder dieren en ze drongen er dan ook heftig bij haar op aan om toch maar weer aan een beest te beginnen. En dat is dan een kanarie geworden. Een, knalrode kanarie, dat wel, die Babs de naam ‘Lange’ gaf omdat hij iets groter leek dan de gemiddelde kanarie (hij was trouwens ook een stuk roder dan normaal). Zingen (en ook allerlei dierengeluiden) deed hij al als de beste ….. en oorverdovend hard, omwonenden dachten dat er ruiten van zijn gezang zouden springen en mensen die bij Babs op bezoek waren drongen er bij haar op aan om een doek over Lange’s kooi te gooien, omdat ze krankjorum werden van zijn helse getetter. Met een doek over zijn kooi hield Lange gelukkig zijn kop dicht.

Waarschijnlijk door al die negatieve reacties, leeft Lange nu in stilte……..op een heel enkel deuntje na, dat hij zo nu en dan nog fluit. Babs treurt om haar zwijgzame vogelvriendje. Ze vermoedt dat de vogel ook zwijgzaam is omdat Babs te weinig thuis is. Maar Babs’ vogelliefde gaat nu ook weer niet zo ver, dat ze voor haar knalrode kanarie langer thuis gaat blijven zitten. Kom op zeg!