Mijn
vriendin Babs, is net als ik, Rooms-Katholiek opgevoed, alleen: ik ga niet meer
op zondag naar de kerk. Ik zit hier dit stukje te schrijven en zij ……zij zit
daar nu dus …in de kerk. Bidden, zitten, zingen, staan, luisteren naar de
preek, hostiehappen, geld in de collectezak doen, kaarsje aansteken bij Maria. Babs
schrijft altijd een verhaaltje aan Maria waarin ze vraagt of Maria goed voor
haar en mij wil zorgen en dat we gezond mogen blijven en als het even kan wel
honderd jaar mogen worden.
Knielen is
er niet meer bij daar in die kerk. Althans, deze kerk, de Heilige Jodocus-kerk.
Dit is een moderne parochie ….er zijn ook kerken waar ze alles nog precies zo
doen als negenennegentig jaar geleden. Gregoriaanse gezangen, veel knielen en
opstaan. Te laat komen en ander wangedrag is daar uit den boze: er wordt streng
toezicht op gehouden door heren in zwarte pakken een soort ‘knokploeg’ genaamd ‘Eerbied
In Gods Huis’. Ze staan, voor de dienst, meestal met zijn vijven achterin de
kerk. Ik was erg vroom toen ik jong was en in de buurt van die heren durfde ik
nauwelijks te lopen, te lachen, te kuchen of maar een enkel woord te spreken.
Zelfs als je vergat je hand in het wijwatervat te steken kwam er al een ‘Eerbied
In Gods Huis’ op je af. Hij zei niks maar hij sleepte je vriendelijk doch
gedecideerd naar het wijwatervat terug. Met dat wijwater moest je eerbiedig een
kruisteken maken (rechterhand op je voorhoofd-rechterhand op je buik-rechterhand
op je linkerschouder-rechterhand op je rechterschouder) om de in de kerk
aanwezige Here God te begroeten. Als de dienst begonnen was liepen de heren van
‘Eerbied in Gods Huis’ in het tempo van de Dodenmars door de kerkpaden om
onheil te bespeuren en onmiddellijk de kop in te drukken.
Zo zijn een
vriendje en vriendinnetje van mij, Albert-Jan en Tooske-Freya eens uit de
kerkbanken gevist en uit de kerk verwijderd, omdat ze aan elkaars lijf zaten te
frunniken onder de consecratie. Een ander voorbeeld is de vader van Chantal,
die, zo op het oog, normaal binnenkwam maar tijdens de dienst een fles Bols
jonge jenever uit zijn binnenzak haalde. Op zich was dat niet zo’n probleem maar
toen hij een in de hele kerk hoorbare (en voor een deel van de kerkgangers ook ruikbare)
boer liet, moesten de heren van ‘Eerbied In Gods Huis wel handelend optreden: zijn
flesje Bols werd door een van de heren ingenomen en Chantal d’r vader werd
discreet buiten de kerk gezet. Chantal en haar moeder bleven met het schaamrood
op hun kaken op de kerkbank achter.
Toen ik zelf
wat ouder werd, het hele kerkgebeuren me niet mee zo boeide en ik ook niet meer
zo beducht was voor ‘Eerbied In Gods Huis’, ging in met mijn vriend Henk-Jan en,
in mijn schooltas, een pim-pam-pet spel, naar de kerk. We gingen, tactisch, helemaal
aan de linkerkant van het linker kerkbankenblok zitten, zo ver mogelijk uit het
zicht van ‘Eerbied In Gods Huis.’ Ik wachtte tot de mis vijf á tien minuten
bezig was, zo ongeveer bij het ‘Kyrië’, alvorens ik het pim-pam-pet spel tevoorschijn
haalde. Ik zette het spel tussen mij en Henk-Jan in en we hadden afgesproken
dat ik als eerste zou draaien en Henk-Jan een vraag zou krijgen. Als er een ‘Eerbied
In Gods Huis’ langs zou komen dan zou ik mijn sjaal gauw op het spel leggen.
Henk jan
moest de eerste vraag beantwoorden: Een lichaamsdeel. Ik draaide aan het
pim-pam-pet spelletje en dat stopte op de letter K. Dus: Henk-Jan moest een lichaamsdeel
met een ‘K’ noemen . ‘Kut’, zei Henk Jan,
natuurlijk, maar wel net iets te hard…….
er liep een ‘Eerbied In Gods Huis’-knakker langs. Henk-Jan en ik werden uit de
kerk verwijderd. Het pim-pam-pet spel bleef bij ‘Eerbied In Gods Huis’ achter.