woensdag 11 februari 2015

IN GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN

Mijn vrouw en ik zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. De meeste lezers zullen het wel weten maar voor alle zekerheid schrijf ik nog even op wat dat is. In gemeenschap van goederen getrouwd zijn betekent dat alle schulden, die tijdens  het huwelijk gemaakt zijn en alle bezittingen, die tijdens het huwelijk verworven worden evenredig aan beide echtelieden toebehoren.
Nu heeft mijn vrouw toevallig een paar centen meer dan ik. Dat kan helemaal dus niet zult u zeggen en daar heeft u gelijk in. Want alles wat er de huwelijksgemeenschap binnenkomt is van man en vrouw samen; ieder bezit dus de helft. Maar wij hebben het enigszins anders aangepakt. Mijn vrouw en ik hebben ieder een aparte rekening, waarop ieders inkomsten worden bijgeschreven, nu allemaal pensioentjes en een aow. Omdat mijn vrouw ooit eens een erfenisje kreeg en eerlijk is eerlijk ook altijd wat meer verdiende dan ik, heeft zij inmiddels een behoorlijk bedrag op haar eigen rekening staan. Ik heb ook zo’n bankrekening maar mijn tegoed is aanmerkelijk lager dan dat van mijn vrouw. Nu hebben we afgesproken dat we maandelijks een bedrag storten naar een derde rekening. De huishoudrekening. Ik stort maandelijks 1.000,= euro; zij omdat ze wat rijker is, stort met frisse tegenzin maandelijks iets meer 1.100,= op die huishoudrekening. Met het geld dat overblijft op ‘haar’ rekening, kan ze doen wat ze wil; met het geld dat overblijft op mijn rekening, kan ik doen wat ik wil: dat is ons eigen geld. Dat hebben we zo afgesproken maar dat klopt op zich dus van geen kanten met de wetgeving inzake het ‘in gemeenschap van goederen getrouwd zijn.’
Toevallig spraken mijn vrouw en ik daar gisteravond over en toen bleek mij voor het eerst eigenlijk (en tot mijn verbazing ook), dat zij niet exact op de hoogte was met het principiële gevolg van op die manier van getrouwd zijn. Ik maakte de opmerking over onze gezamenlijke financiën, dat als puntje bij paaltje komt al het geld toch gewoon van ons samen was. Worden er bijvoorbeeld onverhoopt door een van ons grote schulden gemaakt, onverantwoord grote aankopen, een camper, bijvoorbeeld, dan zal zowel de rekening van de een als die van de ander worden aangesproken om  die schulden te vereffenen.
Bij echtscheiding wordt het totaal van de financiën gewoon door tweeën gedeeld ieder krijgt netjes zijn helftje en bij overlijden van een van de echtelieden gaat het geheel van de bezittingen naar de overlevende; althans zo hebben wij het geregeld.
Mijn vrouw was daarvan dus niet zo precies op de hoogte tot mijn verbazing. Met een mengeling van boosheid en verontwaardiging reageerde ze op mijn opmerking dat zij nù wel kan  bepalen wat ze met haar geld doet omdat dat nu eenmaal zo afgesproken is tussen ons tweetjes maar dat in principe al het geld van ons samen is; en dan nog precies ieder de helft ook.
Ze reageerde met een hartgrondig:
‘Neen! Als ik dàt had geweten, was ik wel op huwelijkse voorwaarden getrouwd.’ Zij bedoelde dan die variant waarbij er géén gemeenschap van goederen is maar waarbij alles privé blijft.

Niet echt leuke kost maar toch wel even goed om op een rijtje te zetten.

Circus

Tot mijn grote vreugde zijn optredens van wilde dieren in het circus al geruime tijd 'not done'. Inmiddels heeft een vermogende partikulier geïnvesteerd in nieuwe circusdieren en in een speciale circusopleiding. Daar zullen deze nieuwe dieren gedresseerd moeten worden. Het accent zal naar verluid komen te liggen op humor en acrobatiek. Dat zal de nodige inspanning vergen van de circusdirecteur.  Er zal altijd toezicht moeten zijn. Op dit moment is er alleen nog een school in Utrecht, het hart van Nederland. Het is echter de bedoeling om op den duur in alle grote steden in de randstad en in de provinciehoofdsteden zo’n school te vestigen. Ook wordt met de gedachte gespeeld in elk van deze steden een permanente verblijfplaats voor het nieuwe circusdier te bouwen. Uit onderzoek van de Rijksoverheid is namelijk gebleken dat reizen voor deze dieren, ook voor de nieuwe dieren, zeer vermoeiend is.
Utrecht is nu al meer dan volgeboekt; de school dan bedoel ik. Maar omdat het op dit moment de enige school in Nederland is, heeft de onderwijsinspectie een oogje dicht gedaan. De circusliefhebber uit Utrecht en omgeving komt trouwens al flink aan zijn  trekken, omdat daar alle lessen openbaar zijn. Een groot deel van het publiek bestaat uit de diereneigenaren en hun familie. Ook bevinden zich veel scholieren onder het publiek. Het is helaas nog niet zo dat de dieren intern op de school kunnen blijven. Ze moeten elke ochtend en avond weer naar school gebracht worden. Voor de eigenaar van groep konijnen, op de achterbank,  is dat natuurlijk een stuk minder arbeidsintensief als een koppel giraffen in een aanhanger.
Na de nieuwste wetgeving wordt in versneld tempo gewerkt aan de ontwikkeling van het nieuwe circusdier. Ook het probleem van het dierenvervoer wordt aangepakt en zal tot een minimum beperkt worden.
In samenwerking met diverse genetische laboratoria wordt al enige tijd druk geëxperimenteerd. Het doel van deze experimenten is mini-kopie-exemplaren te ontwikkelen van verboden wilde circusdieren: giraffes, olifanten en tijgers. Er is in dit experiment ook nauw samengewerkt met mensen van de KNVVKM: de Koninklijk Nederlandse Vereniging Voor Kleine Mensen. Deze mensen zullen ook in de nieuwe opzet van het circus een belangrijke rol krijgen.
De experimenten met de dieren kregen in eerste instantie lachwekkende resultaten. Zo werd er eerst een klein giraffeetje geboren met een normale lange nek en een over de grond slepende staart. Even zo koddig was een mini-giraffe met een ultra kort nekje. Godzijdank is het allemaal goed gekomen We hebben nu een giraffe gerealiseerd ter grootte van herdershond met een leuk daarbij passend nekje. Heel teleurstellend voor de experiment groep was dat we het op een na laatste giraffeetje nog hebben moeten laten inslapen, omdat het beestje onbedaarlijk bleef blaffen.
De mini-tijger kregen we eigenlijk vrij simpel door hem te kruisen met kleine huiskat. De huiskat was niet echt blij met de gang van zaken maar het nieuwe tijgertje mag er wezen.
Met het olifantje lukte het eerst van geen kanten. Het beestje werd wel kleiner, maar toch niet klein genoeg. Totdat ik ter ore kreeg dat er nog één levend exemplaar rondliep van de in Nederland wereldberoemde ‘Ollie’. Hem hebben we kunnen kruisen met het kleinste exemplaar uit onze verzameling. Het resultaat maag er zijn: moet je eens zien wat een prachtige Ollies we in de circuspiste hebben staan.


zondag 8 februari 2015

OUD-COLLEGA

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud aankomen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er boven uit. Ruud moet mij gezien hebben, denk ik, al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten; dat  ik het liefst in mezelf gekeerd kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om, dan zie ik Ruud niet meer. Zou die dan van de markt af gegaan zijn? Neen, daar is ie al weer; hij  stapt onder een kraampje vandaan, zal wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door, terug naar waar ik mijn fiets tegen een lantaarnpaal heb gezet.
Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand had me verteld dat Ruud getrouwd was met een vrouw die twaalf jaar ouder was dan hij. Ze moesten trouwen. Dat meisje dat bij hen liep was natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan moet zijn vrouw dus tweeënvijftig zijn.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos zakje met wat fruit. Ruud en zijn dochter knabbelen aan een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen, bij mijn fietsje, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.
Nou wil ik hem toch wel even spreken.
‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’
‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?
‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’
‘Sorry, jongen maar ik ken geen Ad van Spangen.’ 
‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad en we hebben drie jaar lang samengewerkt in Spangen weet je nog?’zeg ik.
‘O, ja nou weet ik het weer, jij was die kale ouwe lul, die sufgelulde. Toen ik daar kwam werken, zat je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat was gauw afgelopen. Binnen twee weken had ik je aan het werken gezet: het eerste wat we deden was samen onze werkruimte opknappen. Hoe is ’t ermee Ad?’’
Ik wist dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt had; hooguit drie jaar. Hij was toen met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.
‘Trouwens Ruud,’ zeg ik ,’lekker een dag je uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’
 ‘Ja, Ad, ik ben wel een lekker dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoeder maar ……. ‘
‘Ja, dat weet ik heus wel, Ruud, ik maak maar een geintje.’


Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft een behoorlijk gerimpeld gezicht. Maar … eerlijk is eerlijk: die dochter van Ruud is een mooie meid.

zaterdag 7 februari 2015

DOUCHE

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in  de war raakt hij er ook niet van.
‘Af Router, af,’roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. De man zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem een bakkie koffie gegeven om een beetje op te warmen. Want het blijft maar ijskoud! Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen is te bekennen. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.
Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’
‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’
‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’
‘Had u misschien iets afgesproken?’ vroeg ik.
‘Ja, om 10 uur vanochtend’ zei Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezien, maar ze moest  even een boodschap doen. Ze dacht binnen het uur weer terug te zijn. Ik kon hier wel even wachten. Als mijn man komt, zei uw vrouw nog, zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’
‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’
‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dan weer een ijskoude en dan is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’ Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.
‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zegt Hans.
‘Nee, ik  ….. o, nu denk ik er ineens pas aan dat uw vrouw mij ook vroeg u te zeggen dat er ook voor ù nog een bakkie koffie in de keuken staat ….. en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zei Jaspers, ‘maar u zei dat ik aan de slag kon gaan in de douche …. Dat is niet meer nodig ….’
‘Dat is niet meer nodig?’ zegt Hans de Raaf, die wel vlug in de keuken de rose koek pakt maar geen koffie neemt.
‘Nee, dat hoeft niet meer, voorlopig niet in ieder geval, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.
‘Okee,  u zit hier gewoon nog even uw koffie op te drinken en dan ….
‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  dat, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet zelf te controleren. Ik wil dat wel voor u doen. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn antiallergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche.

vrijdag 6 februari 2015

PAPA

Wat een kou vandaag! Gelukkig hoef ik niet langdurig buitenshuis te vertoeven. Op vrijdag passen mijn vrouw en ik altijd op onze  kleinzoon Ben. Dus we moeten in ieder geval van Rotterdam naar Dordrecht reizen; dan zitten we voornamelijk in de trein.  Een halve kilometer fietsen van huis naar Blaak en een halve kilometertje lopen van station Dordt naar het huis van mijn kleinzoon. Wat een venijnig koude wind! Het is echt weer voor een bivakmuts, om ook de wangen warm te houden. 
Het is nog donker als we van huis gaan en het is ook nog donker als we bij de kleine Ben arriveren. Tegen acht uur doet mijn zoon de deur voor me opendoet; Ben is dan al lang klaarwakker en …… hij is lekker aan het werk:  hij is bezig met zijn verzameling houten blokken kriskras door de woonkamer te gooien. Als hij merkt dat opa en oma  binnenkomen, stopt hij zijn gooi- en smijtwerk en kruipt razendsnel naar ons toe …  gaat dan op zijn knietjes voor ons zitten en tilt zijn beide armpjes omhoog, trekt een lachend gezichtje, dat zegt: ‘Optillen opa!’
Vervolgens begint hij  wat woordjes te brabbelen, vooral onverstaanbare; maar het woord dat er momenteel bovenuitspringt is: ‘Papa!!’ Als ik hem optil kijkt Ben direct naar de wandkast naast ons en daarin  staat een foto van ‘Papa’ .  Dan wijst hij naar die foto en zegt ….. jawel: ‘Papa’. Die zoon van mij is populair.  Vandaag heb ik paar keer gemerkt dat Ben aan het rommelen is met zijn blokken, hij speelt met een autootje of hij brabbelt wat boven een opengeslagen boekje …. en dan ….opeens onderbreekt hij zijn geconcentreerde bezigheid, draait zich om, wijst naar die foto en roept dan hard: ‘Papa!’.
Hij kent al wat meer woorden: kikkers en eenden noemt hij ‘kakkak’; alle poezen zijn  ‘aai’; een koe wordt bij hem: ‘boeoeoe’ en een hond  is ahh-ahh, en daarbij slaat hij hard met zijn hiel op de grond. Ik had verwacht dat hij het woord ‘lekker’ al zou kennen maar niet dus. Wel heeft hij een duidelijk gebaar om aan te geven dat hij iets lekker vindt: hij strekt zijn armpje opzij en beweegt dat dan heen en weer.

Hij eet graag boterhammetjes. Drie stuks zo rond twaalf uur ’s middags. Twee met appelstroop en een met smeerkaas. Natuurlijk in kleine stukjes gesneden. Alleen al het klaarmaken wordt voor mij een behoorlijke kleefboel: drie tamelijk slappe, witte boterhammen in kleine stukjes snijden ….. Maar goed mijn vingers zijn zo afgelikt en gewassen en ik vind het nog lekker ook. Ben weigert overigens elk stukje brood,  dat hij niet zelf mag pakken en in zijn mond mag stoppen. Ook nu dus kleeftroep: handjes, gezichtje en mouwen onder een combinatie van smeerkaas en appelstroop. Vurrukkulluk. Ben mag dan wel zelf zijn goed belegde stukje brood pakken, het tempo waarin dat gaat bepaal ik of oma. Want Ben heeft de neiging om twaalf stukjes brood achter elkaar naar binnen te proppen en ze vervolgens, daar kan je dan op wachten, weer uit te kotsen.


Ondanks de bittere kou hebben we deze middag toch nog een wandelingetje van zo’n half uur door Dordt gemaakt. Van zo’n hele dag binnen zitten wordt je ook zo duf ….. en uit de wind en in het zonnetje, was toch wel effe lekker. Vond Ben ook. Hij wilde zelfs geen handschoenen aan. 

donderdag 5 februari 2015

HOTEL

Vanmorgen vroeg mijn vrouw zich af, hoe vaak ze het me nog moest vragen, voordat ik eindelijk de koelkast eens ging ontdooien en wat ging doen aan de de haperende afvoer van de wastafel in de badkamer.
‘Geen idee,’ was mijn reactie en eerlijk is eerlijk, ik heb werkelijk geen idee wanneer ik daar aan toe kom. Ik kon me trouwens ook niet  herinneren dat ze het mij ooit gevraagd had. En dat hoefde ook helemaal niet want op zich zijn dat twee taken van mij. Ik zei tegen haar: ’dat ik die dingen dit jaar heus wel eens een keer zal doen.’
Ze vond het toen nodig om mij op luide en verontwaardigde toon, duidelijk te maken dat het hier (daarmee bedoelde ze ons huis)  geen ‘hotel’ was. Alsof mij dat nog niet duidelijk was. Ik zeem in dit huis de ramen en maak het houtwerk  gelijk schoon. Ik kook drie keer per week, doe alle dagen de vaatwas (mijn vrouw droogt af), koop op zaterdagochtend de grotere hoeveelheden wat zwaardere boodschappen, ga in Vlaardingen een goed en goedkoper soort kattenvoer halen, ik koop voor zes weken kattenbaksteentjes; maandelijks verschoon en ververs ik de kattenbak, wekelijks breng ik de volle vuilniszakken en onze privépapierbak naar het afvalverzamelpunt in de straat; een keer per maand leeg ik onze persoonlijke glasbak in die van de gemeente, een paar straten verderop. Verder doe ik verschillende wassen: donkere, witte, gekleurde en de wolwas; en dan natuurlijk ook het ophangen afhalen en opruimen van die wasjes; dit laatste doe ik samen met mijn vrouw, dat zal zo’n beetje neer komen op fifty/fifty. Dat zijn toch allemaal dingen waar ik absoluut niet aan zou beginnen als ik in een hotel zou zitten. Ik zou haast zeggen ‘zo gek ben ik nou ook weer niet.’
Overigens, vroeg ik haar nu op mijn beurt, ‘een paart maandjes terug,  ben ik  twee à drie weken bezig geweest met  witten van het huis. Ook zoiets waar je niet opkomt als je denkt in een hotel te wonen: dan laat je meestal iemand komen.
Ik was niet besteld en toch lekker bezig als herfstschilder. Betalen hoef je hem niet want zowel jij als ik weten: het is hier geen hotel. Vreemd echter vind ik wel, dat ik nooit een waarderende opmerking van je heb gehoord over dat schilderwerk.
‘Aha’, zei je toen, ‘een pluimpje! Dààr was het je dus om te doen. Het ging jou niet om de schilderklus. Het ging er jou om een pluimpje van mij te krijgen.’
‘Nou ja,’ zei ik, ’ik bedoel te zeggen dat ik het nogal vreemd vond,  dat jij niet wou zien  dat ons huis gewit werd. En …. of je daar nou iets goeds of iets kwaads over gezegd zou hebben, dat zou me echt geen moer kunnen schelen. Het leek mij haast wel of je wilde negeren wat ik aan het doen was.’

Moe en dorstig van al dit slap gezeik, ga ik een glas Spa Rood in schenken.
‘Schenk voor mij ook gelijk een Spaatje Rood in?’vraagt mijn vrouw.

‘Ja, daaaaag, het is hier geen hotel!’

woensdag 4 februari 2015

KWETSEN

Mijn vrouw zei dat ze een avondje was wezen stappen. Ik lag in die periode net met een zware longontsteking in het ziekenhuis.
Ik vroeg: ’Wezen stappen?Met wie?’
‘Wat ‘met wie’ vroeg mijn vrouw?
‘Gewoon, met wie ben je wezen stappen? vroeg ik.
‘Dat ga ik jou niet vertellen hoor …,’zei mijn vrouw. Nee, ik vind het onnodig kwetsend zowel voor hem als voor jou. Ik denk dat het voor jou niet echt okee zou zijn als ik je over al mijn kleine verliefdheden zou gaan vertellen.’
‘Al je kleine verliefdheden? …….. zijn het er zo veel dan?’ vroeg ik.
‘Ik weet niet precies hoeveel, hoor, maar het gaat altijd wel weer snel over.  En het gebeurt alleen maar in mij hoofd hè. Die ander weet nergens van. Ze zijn meestal van op mijn werk. Soms heb ik wel eens twee verschillende op een dag. Het gebeurt ook dat ik een maand lang één kleine verliefdheid heb. Heb jij dan nooit zoiets?’ zei zij.
‘Ehhh, om je de waarheid te zeggen …. Ja …… ik heb bijvoorbeeld zo’n kleine verliefdheid met …’
‘Nee stop!’, zei zij, ‘dat wil ik niet horen. Wat jij met een ander hebt of wil hebben of denkt te hebben, dat hoef ik niet te weten, hoef ik niet te horen.’zei zij.
‘Van zo’n kleine verliefdheid heb jij meestal geen last hoor, schatje,’ zei zij ‘ nee, want ik doe meestal toch niks met zo’n kleine verliefdheid.’
‘Meestal doe je niks met zo’n kleine verliefdheid?’ zei hij ’meestal…’
‘Nou ja ik bedoel niet helemaal niks natuurlijk: ik haal wel eens een kop koffie voor hem, of geef hem een boterham van mij als hij trek heeft, ik lach vriendelijk naar hem als ik hem in de metro tegenkom. Met sommigen doe ik inderdaad helemaal niks: dan kijk ik stuurs voor me uit als hij naast me zit. Wat ik wil zeggen is dat jij heus niet bang hoeft te zijn dat je iets te kort komt, hoor. Want het is allemaal even vluchtig even luchtig; het is meestal zo weer over. Een heel enkele keer wordt die kleine verliefdheid wel eens wat heftiger …’ zei zij.
‘Ja, ‘ zei hij,’ zo had ik laatst een tamelijk heftige kleine verliefdheid met Loreena,’
‘Hè dat had je nou niet moeten zeggen, wat zei je nou …… Loreena ……. wat, die stagiaire bij jou op je werk?  Wat heb jij daar mee gehad? Die is toch veel te jong?’ vroeg zij.
‘We zijn na het werk wat gaan drinken in pub tegenover ons werk. Aan de bar gezeten, gedronken, gepraat,  gelachen, gestreeld,’ zei hij, ‘ik heb Loreena toen even met de auto naar huis gebracht. We hebben gezoend. ‘And that’s it!’
‘Zo’, zei zij, ‘dus jullie hebben gezoend? Getongzoend soms? Nee, dat zal wel niet hè?’
‘Nee, Loreena en ik hebben elkaar een zoen op de mond gegeven. Met gesloten mond. En maak je er nou alsjeblieft niet onnodig druk over, want dit stelt allemaal niks voor,’ zei hij ’Loreena heeft een heel leuk vriendje en ik heb een leuk vrouwtje en dat willen we allebei zou houden, toch?’
‘Oh, als bij mij een kleine verliefdheid eens wat heftiger wordt, dan kan het wel eens gebeuren,’ zei zij,’ dat mijn fantasie een beetje op hol slaat …dan haal ik me allerlei spannende dingen in mijn hoofd … maar dat is op zich heel onschuldig.’

‘Okee,’ zei hij, ‘ en met wie heb je dan nu die heftige kleine verliefdheid? ….. o nee dat mag ik niet weten, hè? ….. dat zou me toch alleen maar onnodig kwetsen????