donderdag 17 november 2011

Lekkerrrrrr!!

Op 9 september 1980 draait onze jongste zoon Bart, nauwelijks drie maanden oud, zich voor het eerst van zijn buik op zijn rug. We zitten dan in een huurcaravan op Texel. Een korte extra vakantie. Het waait er veel en hard. De lucht is blauw; veel zon dus. Vanochtend heb ik een afspraak met de dokter. Ik heb veel last van mijn rechterknie gekregen tijdens het joggen. De pijn is nu ook heftig als ik alleen maar op die keiharde klotenbank in de caravan zit.  De dokter schrijft me pilletjes voor: dagelijks drie innemen, gedurende tien dagen. De eerste neem ik gelijk als ik ze ontvang van de apotheker.
Vanmiddag gaan we met zijn allen bramen plukken. Bart kan dat natuurlijk nog niet maar Koos, onze oudste, die nu drieëneenhalf jaar is,  wel. Helemaal verrukt is hij van oogsten van wat dan ook. Aardbeien, appeltjes, rozenbottels, aardappels enz.
Voorafgaand aan de ‘pluk’ gaan we met elkaar een ijsje eten. Mijn zus Diana, die ook mee is, trakteert. We nemen oubliehoorns met drie bollen in verschillende smaken. Alleen Koos wil drie groene bolletjes pastiche ijs. Vijfenzeventig centjes voor een hoorn met drie bolletje!

Kom daar nu, anno 2011, maar eens om. Nu betaal je bij de ijsboer godverdomme de belachelijke prijs van vier euro voor zo’n ijsje. Ik heb al drie jaar geen ijsje meer gekocht en als er niks aan die prijzen verandert dan hoeft dat ijs ook helemaal niet meer voor mij.  Die ijsboeren mogen van mij met z'n allen door hun ijs zakken. Maar dit terzijde.

Die superkleine Bart krijgt natuurlijk zelf geen ijs maar hij  mag af en toe het ijs aflikken dat door Carola op zijn lipjes wordt gesmeerd. Zijn lachende glimogen, zijn ongeduldig zwaaiende armpjes en trappelende beentjes maken het overduidelijk: dit vind Bart heerrrrrlijk. Koos ook trouwens. Herhaaldelijk horen we hem zeggen:
‘Lekkerrrrrrrrrr’.
Het bramen plukken is voor ons allen een waar festijn. Zoveel bramen en zulke grote als hier op Texel hebben we nog nooit gezien. Bart ligt nu lekker te pitten. Dus wij kunnen onze slag slaan. Wij stoppen alle geplukte bramen in een doos. Morgen gaan we jam maken. Koos vreet al zijn geplukte bramen gelijk op. Hij propt zijn mondje veel te vol zodat ie zijn kleren wel onder moet  kwijlen. Het is maar goed dat ie oude kleren aan heeft want er is geen enkel wasmiddel kan tegen die prachtige  paarse bramenvlekken op.  Dat betekent dus helaas dat die kleren linea recta de vuilnisbak in kunnen. Regelmatig roept Koos verrukt uit:
‘Lekkerrrrrr.’
Op de terugweg wippen we even de super binnen en slaan wat in voor het avondeten. We houden het simpel  en  binnen de beperkte mogelijkheden van deze minicaravan: een soepje, saté met pindasaus en stokbrood. Carola is even met Bart naar de douches om hem te verschonen. Ongelooflijk hoe snel zo’n kleine caravan gevuld is met de verstikkende geur van de poepluier van zo’n klein mannetje. Koos zit ondertussen enthousiast met zijn knikkerspel te spelen.
Diana en ik zorgen voor het eten. We staan elkaar voortdurend in dat kleine piemelkeukentje in de weg maar sportief als we zijn, doen we net of dat he-le-maal geen probleem is. Het eten is eigenlijk  sneller  klaar dan we dachten. Carola is ook al weer terug als we Koos horen zeggen:
‘Lekkerrrrrrr’
Koos had helemaal niks te eten gehad. Nog eens zegt hij:
Lekkerrrrr.’
Voor hem staat mijn potje pilletjes, tegen de kniepijn, vanmorgen bij de apotheek gehaald. De negentien pilletjes die er in zaten zijn weg; die zitten nu hoogstwaarschijnlijk in Koos zijn maag.
Ogenblikkelijk rijd ik naar die dokter; zonder aarzelen regelt hij een helikopter die ons naar het ziekenhuis in Den Helder moet brengen.
‘Zijn maag moet onmiddellijk worden leeggepompt.’ zegt de dokter.
Het gaat allemaal razendsnel. Binnen tien minuten landt de helikopter voor het ziekenhuis. Artsen en verpleegkundigen staan daar klaar met een rijdende brancard. Nog eens tien minuten later is Koos zijn maagje leeggepompt. Het maagpompsel blijkt een kleurrijk goor toetje te zijn, gevormd door de roze pillen, paarse bramen en de groene gesmolten bollen pastiche ijs met daarin drijvend half verteerde stukken oubliehoorn met ijs. De arme schat heeft wel even pijn als die slang door zijn strotje wordt geduwd. Dat mag ook best een keertje voor dit  hele goede doel. Volgens de ziekenhuisarts slikte Koos een dodelijke dosis pillen. Zijn maag is nog niet leeggepompt of hij vraagt gelijk weer om snoep. In de kantine van het ziekenhuis dan maar een Mars gekocht voor hem, die er in gaat  als koek.
Erg lullig wel trouwens dat we toen niet eens even met die helikopter  teruggevlogen konden worden naar onze caravan.  Moesten we verdomme met de pont en dan ook nog eens een half uur lopen naar de camping! Alles bij elkaar zeker nog  anderhalf uur onderweg geweest.

    

zaterdag 12 november 2011

Opa

Ik fiets over de Noordsingel. Moet even naar de apotheek. Eenenzestig jaar ben ik nu. Zeg maar gerust een oude man. Als ik nu terugdenk aan mezelf als tiener dan vond ik de mensen boven de dertig al oud. Toen ik 15 was, was mijn moeder 34 en mijn vader 33.  Ouders zijn voor hun eigen kinderen per definitie oud, ook al zijn ze  relatief gewoon nog jong. Bekakte corpsbal-studentjes hoor je niet voor niks zeggen:
‘Ik ga dit weekend naar Wassenaar, Kralingen of Hillegersberg: naar mijn ouwelui.’

Er zitten echt te veel van die witte ganzen hier in de Noordsingel. Honderden. Soms liggen ze gewoon een kwartier op de rails,  de tram op te houden.

Het beeld dat ik als jongeman had van een man van zestig, komt totaal niet overeen  met hoe ik mezelf nu als zestiger ervaar. In mijn beleving was de zestiger van toen passief, inactief, dor, geplaagd door vele grote of kleine gebreken, doof, blind, stram, niet sportief en a-seksueel.  

Ik ben sinds mijn zestigste verjaardag met pensioen en ik ben nog nooit van mijn leven zo actief geweest. Nooit voelde ik me fitter dan nu en van gebreken heb ik gelukkig nog geen last. Nou vooruit, ik zal het niet mooier maken dan het is: ik heb vreselijk veel last van aambeien. Eigenlijk is het drie maal niks. Wat zijn aambeien nou helemaal? Geregeld een beetje sperti smeren en ze verdwijnen als sneeuw voor de zon. Wou dat het waar was! Ik moet alleen nooit vergeten om een inlegkruisje in mijn slip te doen, want anders sijpelt die vette sperti-troep via mijn boxer-short en mijn spijkerbroek op de bekleding van elke stoel waar ik op zit.
Sportief?
‘Nou en of! Op de sportschool fiets ik me rot. Spinnen heet dat. Spinnen is op de sportschool een werkwoord en geen meervoud van het zelfstandig naamwoord ‘spin’.

Als twintiger wist ik overigens niet beter of de  man boven de zestig was seksueel tot op het bot uitgedroogd. Mijn buren, mijn opa’s en op den duur ook mijn vader kon ik niet anders dan met diep medelijden bezien. Ze moesten door het leven zonder seks! Was het leven dan nog wel leuk om te leven, vroeg ik me af. 
Als twintiger en ook nog wel als dertiger vernam ik, dat vrouwen na hun vijftigste (na de overgang) minder behoefte zouden hebben aan seks. Kinderen konden vrouwen dan sowieso niet meer krijgen. Mannen zouden tot hun dood in staat blijven om kinderen te verwekken maar de meeste van hen zijn dan niet meer zo fanatiek. 

Dat ben ik natuurlijk ook niet meer.  Alles gaat gelukkig nog wel op eigen kracht. Ik ga alleen maar naar de apotheek voor een heel goed smeerseltje tegen mijn aambeien en beslist niet voor viagra! Ik ben eerlijk: mijn veroveringen zijn dezer dagen veel minder talrijk. Ook zijn ze minder oogverblindend ... maar datzelfde geldt ook voor mij. Godzijdank ben ik gezegend met een rijke fantasie, die me er op een bevredigende wijze doorheen helpt, wanneer de hormonen zo nu en dan eens opspelen.    


woensdag 9 november 2011

Cor Eversteijn

Cor Eversteijn.
‘Who the fuck’ is Cor Eversteijn zult u denken. Cor Eversteijn is een bekende Rotterdammer. Hij is zowel herenkapper als bokser. Ooit is hij Nederlands kampioen boksen bij de amateurs. Hij is geboren en getogen in Spangen. Net als ik. We zitten op dezelfde kleuter- en lagere school. Op die lagere school staat geen onderwijzer voor de klas maar  een broeder, een katholieke geestelijke, gekleed in een zwarte pij.
Gedurende drie jaren, twee jaar kleuterschool en een jaar lagere school trekken Cor en ik vrij veel met elkaar op. Cor is niet zo'n eenstudiehoofd. Hij vindt het dan al leuk om te stoeien. Ook met mij. Hij is klein en heel sterk. Waarom weet ik niet maar meestal laat hij mij winnen. Hij blijft al in de eerste klas van de lagere school zitten. Later nog een keer. Ik verlies hem daardoor uit het oog. Jongens van de hogere klassen bemoeien zich meestal niet zo veel met de 'kleintjes' in de lagere klassen. Ik dus ook niet. 

De familie Eversteijn woont in vlakbij; op drie minuten lopen. We kunnen beiden, ieder vanuit ons eigen huis de profvoetballers van Sparta zien trainen. Cor zit al een tijdje bij mij in de kleuterklas. Maar hij is me in het begin helemaal niet opgevallen.
Twee zussen bij mij in de straat, brengen me elke dag naar de kleuterschool. Mijn moeder heeft daar zelf geen tijd voor. Vlak na mijn geboorte, ik ben de oudste thuis, krijg ik er een broertje en twee zusjes bij. Daar heeft ze haar handen meer dan vol aan; zeker omdat mijn broertje ernstig geestelijk gehandicapt blijkt te zijn.

Die zussen, vrijwilligers vanuit de kerk, helpen eerst alleen mijn moeder met mij naar de kleuterschool te brengen. Op een gegeven moment moet ook de moeder van Cor geholpen worden. Wat er precies aan de hand is bij Cor thuis? Geen flauw idee. Mijn moeder heeft  er nooit iets over gezegd dat Cor voortaan ook mee zou lopen naar school.Opeens zit hij bij ons aan de eettafel een hapje mee te eten. Hij drinkt meestal ook wat en loopt dan met mij en de zussen naar school.  Mijn moeder zegt alleen maar tegen mij dat Cor met mij meeloopt omdat zijn moeder ziek is. Wat ze heeft weet mijn moeder niet. In ieder geval moet Cor gewoon geholpen worden. Dus dat deed ze. Klaar! De werkelijke reden hoor ik pas vele jaren later: vader Eversteijn heeft toen Cor zijn moeder zwaar mishandeld heeft.  

Gewoonlijk loop ik hand in hand met de zussen. De een houdt mijn linkerhand vast de ander mijn rechter. Soms laten ze me dan tussen hen in zwieren, van hoog voor naar hoog achter ... van hoog voor naar hoogschter ...  Schitterend vind ik dat! Maar ja, dat is er met de komst van Cor niet meer bij natuurlijk. Allebei hebben we dan een eigen zus, die ons bij de hand neemt. Jammer, voor mij geen gezwier mee.

Cor is, net als ik, een heel verlegen ventje. Ik kan me niet herinneren dat hij bij ons thuis, onderweg naar school of op school, iets gezegd heeft tegen mij. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan me zijn stem niet herinneren. Echt vrienden zijn we ook nooit geweest. Van 1958 tot 1979 vergeet ik zomaar dat er een zekere Cor Eversteijn bestaat. Zelfs zijn nationale  bokskampioenschap bij de amateurs in 1970 is aan mij voorbij gegaan. Door zijn boksprestaties en  helaas ook door zijn overmatig drugs- en drankgebruik wordt Cor rond 1980 voor mij aan de vergetelheid onttrokken.  Hij is populair. Cor is een markante Rotterdammer. De Rotterdamse Media volgen hem op de voet in zijn laatste jaren. In  1983, nauwelijks drieëndertig jaar oud, sterft hij.

maandag 7 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (14, slot)

Inmiddels is de zaak door een anoniem telefoontje van een bewoonster van de  Spangense Kade in een stroomversnelling geraakt.  Zij meldde dat zij tussen drie en vier uur die nacht heftig  geblaf hoorde. Ze had er eerst nog maar weinig aandacht aan geschonken maar toen het blaffen overging in amechtig janken,  ging ze toch even kijken wat er nu  aan de hand was.  De honden stonden daar beneden niet aangelijnd voor hun baasje en dat baasje schopte die arme beesten waar hij ze maar raken kon.  Dat kon zo niet lang doorgaan; dat pikken pitbulls niet. Het baasje pleegde  zijn sadistisch handelingen in doodse stilte. Toen de honden het welletjes vonden, sprongen ze in eerste instantie naar zijn kuiten en zo successievelijk naar andere lichaamsdelen. Ze trokken de man naar de grond en toen pas zag ik dat het ome Bram was.  Bram, de Graaier. Weinigen wisten dat hij ook de boekhouder van de Rotterdamse onderwereld was.  Daar wisten ook de honden niks vanaf maar desondanks gingen ze te keer. Ze rukten zijn armen, benen en hoofd, los van zijn romp. Ze wisten zelfs Brams onderlichaam van zijn bovenlichaam te scheiden.

Waarom ik de politie toen niet waarschuwde? Bang voor mijn eigen hachie. Wat dacht je? Je denkt toch zeker niet dat  ik de penose op mijn dak wil krijgen. Misschien was het wel een soort afrekening.  Ja, dat kan toch best? Die lui verzinnen van allerlei rarigheid.
Nu het onderzoek naar de moorden vast dreigt te lopen, dat lees ik tenminste in de krant,  wil ik anoniem wel laten weten wat ik gezien heb.  Volgens mij heeft Bram de hand aan zichzelf geslagen. Volgens mij heeft hij de honden zo getergd dat ze hem aanvielen. Op een gegeven moment bewoog er niets mee aan ome Bram. De honden zaten ieder met een arm van hem Bram in hun bek. Toe kwam er een kerel aangelopen, ogenschijnlijk stomdronken. Hij  liep een beetje wezenloos heen en weer door  de bloederige troep op de stoep. De honden leken hem niet eens in de gaten te hebben. Ze bleven althans roerloos met hun superbot in hun bek zitten en gaven geen kik. De man zwalkte in de richting van de romp van Bram en pikte de portemonnee uit diens jasje vermoed ik. De dronkaard stopte  die portemonnee in zijn eigen jack en zwalkte verder naar zijn huis, iets verderop de Spangense Kade. Ja, hij woont heel dicht bij mij zag ik.
Ik kon die nacht de slaap niet vatten. Geen wonder eigenlijk ook, op de keper beschouwd.
Die honden bleven de rest van de nacht in de buurt van de verslonden ome Bram hangen, alsof ze wilden aangeven het  allemaal niet zo dodelijk bedoeld te hebben. Tot de vroege ochtend, het zal half negen geweest zijn, was er behalve die twee pitbulls dan, verder geen hond te bekennen geweest op de kade.  Toen naderden twee mannen met gleufhoed en lange regenjas …..rechercheurs…….  De honden liepen nieuwsgierig op hen af en besnuffelden het duo. De heren zijn daar niet van gediend en  halen beiden flink uit naar de beesten, die bangelijk jankend afdruipen.   De heren bellen verderop  aan bij het dronken droppie dat vannacht die portemonnee uit de jas om de romp van wijlen Bram viste.
Het duurt even maar na een kwartier doet de man al open.

Ik vind dat die honden niet langer op straat moeten blijven zwerven, daar zijn ze veel te gevaarlijk voor.  Naar die dronken droppie breng ik de schatjes, die zoekt het maar uit met die kutbeesten.   Toen die vent vannacht in hun buurt was waren de honden zo mak als lammetjes.  Ik zie die beesten nog  als dolle de trap op stormen bij die gozer . Gelijk zetten ze hun tanden in de rechercheurs. De rechercheurs hadden de pech dat deze twee pitbulls uitstekend getraind waren om iemand af te maken. De honden hadden het allemaal geleerd van ome Bram zelf.  Daar komt dan nog bij de opgekropte woede van  van de beestjes van toen ze zo intens gemeen door de rechercheurs getrapt werden.  Ik kan van een dergelijk schouwspel niet genieten, keer me er vanaf  en loop in de richting van mijn woning. Nog geen twee minuten later haalt mijn 'buurman' me in,  rennend in de richting van de taxistandplaats. Hij is duidelijk niet meer onder invloed van alcohol.

De identiteit van de  anonieme dame, van het relaas van hierboven, is al snel achterhaald. Ten overstaan van zowel Staal als Kozijn heeft ze haar verklaring bevestigd en ondertekend.
Niet alleen de verklaring van deze buurvrouw  wees in de richting van suïcide. De notaris die het testament afhandelde was in het bezit van een brief van Bram waarin hij schreef dat hij zich ’s nachts, op straat,  door twee pitbulls wilde laten verslinden. Hij was al bezig de honden daar op af te richten.

Dus was het toch niet de doldwaze elektrische fietser en Bram-hater Chiel;  Chiel krijgt een flinke boete voor zijn roekeloze rijgedrag; alle schade aan café de Draaitol en de daar aanwezige mensen zal hij moeten vergoeden.
Ook was het  Thijs niet, de man van Janneke, die zo jaloers is op Bram.
Of  Janneke,  Brams minnares (in ruil dikke fooien).
En ook niet Sonja, de ex van Chiel  of Brams verongelijkte zoon Miech;  die laatste moet wel onmiddellijk zijn honden laten afmaken.
KeesJan kon gewoon de portemonnee aan Brams erfgenamen teruggeven. Hij had helemaal niks van het geld gebruikt. Nog net niet. Wel krijgt hij een taakstraf voor lijkenpikkerij.

Ome Bram sloeg dus via de hondjes van zijn zoon Miech heel gewoon de hand aan zichzelf! De dood van de twee rechercheurs was te verklaren als botte pech. Ze waren op het verkeerde moment op de verkeerde plek.




         

vrijdag 4 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (13)

Inmiddels is komen vast te staan, dat de honden, die verantwoordelijk zijn voor de dood van ome Bram en de twee rechercheurs,  afkomstig zijn uit de kennel van Miech. Beide beesten droegen een chip onder de huid met alle relevante gegevens. Rechercheur Kozijn krijgt die informatie van het hoofdbureau en sluit dit gelijk kort met zijn collega Staal in Portugal.
Volop reden voor Staal om ogenblikkelijk af te reizen naar Coimbra, ware het niet dat hij nog met KeesJan wat moet regelen. Hij kan niet anders dan de Portugese autoriteiten vragen KeesJan nog even vast te houden. Morgen komt Staal met een of twee andere verdachten uit Coimbra en dat stel gaat dan zo snel mogelijk richting Nederland. De Portugezen schikken zich in deze gang van zaken.

Staal neemt een taxi naar Coimbra. Die stad ligt ongeveer 100 kilometer ten zuiden van Porto.   Die taxi-chauffeur rijdt toch hard! Niet alleen op de vlakke weg maar ook op de bochtige gedeelten, bergopwaarts, met uitzicht op zeer diepe ravijnen. Bergafwaarts gaat het nog sneller. Meneer de chauffeur haalt net zo makkelijk in: of er nu wel of geen tegenligger aankomt op het veel te smalle tweebaansweggetje, het interesseert hem allemaal niet. Zijn devies is: vlug,vlug, vlug.  Voor 75 euro is hij in drie kwartier in Coimbra, bij het hondentrainingscentrum ‘Cuidado com o cão’, de  kennel van  Miech. Staal zegt de taxi-chauffeur te wachten. Hij gaat binnen het half uur met zijn taxi weer terug naar Porto.

Miech is op de kennel en loopt Staal tegemoet. De mannen hebben elkaar niet eerder ontmoet. Als Staal zich voorstelt, weet Miech meteen dat hij hier is in verband met de moord op zijn vader Bram.  Miech is er eerlijk over als hij geconfronteerd wordt met de gegevens van de twee honden, de killers van Bram en de rechercheurs. Het waren inderdaad zijn honden. Miech staat perplex, dat deze beestjes dat op hun geweten hebben. Hij is ze nu al een tijdje kwijt. Ze zijn hem ontstolen toen hij een paar dagen in Nederland doorbracht om wat geldzaken te regelen.  Hij heeft er niks van gemerkt. De achterdeur van zijn huis is gewoon open gemaakt; niet geforceerd dus. Er is geen enkele schade. Ik heb geen aangifte gedaan omdat ik dacht dat de honden wel gewoon weer naar me toe zouden komen. Dat gebeurde dus niet. Op een gegeven moment  ben ik zonder mijn honden maar wel met een nieuwe vriendin Sonja, naar Coimbra teruggekeerd. Haar heb ik leren kennen op de dag na verdwijning van de honden. Staal zegt dat hij dat verhaal kent, van zijn collega Kozijn, die sprak met de ex van Sonja. Die man is echt helemaal he-le-maal de weg kwijt.

Miech weet alleen maar uit de krant, dat zijn vader is afgemaakt door twee honden. Dat het zijn honden waren hoort hij nu pas. Zijn vader zal morgen worden begraven. Hij is niet van plan om speciaal voor die gelegenheid naar Nederland af te reizen. 
De relatie tussen Miech en zijn vader is nooit zo best geweest, zeg maar gerust dat de relatie slecht was.  En zeker, zo vertelt hij aan Staal, nadat zijn vader hem weigerde te helpen het faillissement te voorkomen van zijn kennel in Flakkee. Allemaal heel vervelend voor hem natuurlijk maar nog geen reden om de man af te maken.  Uiteindelijk heeft vader Bram wel een paar centen willen investeren in deze nieuwe kennel hier in het Portugese.

Staal wil dat Miech mee komt naar Nederland. De betrokkenheid van zijn honden bij de moorden  is daarvoor al genoeg aanleiding. Sonja kan wel gewoon in Coimbra blijven als ze dat wil en voor de beesten zorgen. Zij kan momenteel, met de beste wil van de wereld, nergens van worden verdacht in deze zaak.  Misschien wordt ze nog opgeroepen als getuige. Dat stemt Miech al gerust genoeg.

Ergens tussen Coimbra en Porta, krijgt Miech een helder moment. Hij heeft het steeds al vreemd gevonden, dat iemand zomaar uit zijn huis zijn honden kon stelen, zonder iets te forceren aan de woning. De woning, waar ik in verbleef,  was vòòr mij bewoond door mijn vader zelf. Het zou best kunnen dat hij alle sleutels van mijn huisje nog in zijn bezit had. Dus……………. het zou ook best eens zo kunnen zijn dat mijn pa zelf de hondjes meegenomen heeft. Of het moet iemand zijn geweest die die huissleutels weer gejat heeft van mijn vader.  

dinsdag 1 november 2011

Tot in de kleine uurtjes (12)

Kozijn heeft al een paar keer op de bel gedrukt bij Chiel van Dam. Er komt geen enkele reactie. De rechercheur doet navraag bij de buren. De benedenbuurvrouw heeft hem twee dagen geleden voor het laatst gezien. Zij zag hem toen thuiskomen op zo'n elektrische fiets. Dat ding zette hij nog vast aan die lantarenpaal hier voor de deur.  Sindsdien heb ik hem niet meer gezien maar des te meer gehoord.  Vreselijke tering muziek, tering herrie kan ik beter zeggen,  maakt hij, het lijkt wel of de hele  Josti-band aan het inspelen is in zijn huis.  Vanmorgen zie ik dat het slot van zijn fiets doorgeknipt in de hondenzeik onderaan de lantarenpaal ligt; de fiets is pleite. Gejat dus. Nog maar eens aanbellen bij Chiel.   
Kozijn houdt nu de bel zeker drie minuten achtereen ingedrukt. Eindelijk! Chiel is wakker. Nou, ja wakker, wakker,….slaapdronken mompelt hij dat Kozijn naar boven mag komen.
‘Let maar niet op de rommel,’ zegt hij met dubbele tong. Over de vloer van zijn woonkamer verspreid liggen naar schatting zo’n vijftig, naar ik aanneem, lege blikjes Heineken. Kozijn verliest zijn evenwicht over een blikje en belandt zo op schoot bij Chiel, die ongeschoren op zijn zwart lederen tweezitter zit. Ongeschoren. Zijn blote, witte, zwaar behaarde benen steken uit een onderbroek, die al lang in de wasmand had moeten liggen. Openhangend ruitjesoverhemd met daaronder een verschoten  morsig wit t-shirt.
‘Zal ik eens een kopje koffie gaan zetten?’ vraagt Kozijn. Hij wacht wijselijk niet op antwoord. Chiel is niet in staat tot een behoorlijk gesprek. Een kop koffie doet  in dit geval vaak wonderen.
Als Kozijn met de koffie in zijn hand terugkomt, treft hij Chiel in tranen. Hij heeft in zijn spijkerbroek geplast. Dat is vast en zeker vaker gebeurd want dit huis is doordrongen van een penetrante zeiklucht.  Kozijn vraagt aan Chiel of hij soms zit te janken omdat hij in zijn broek heeft gepiest. Woedend is Chiel op zichzelf en hij roept uit:
´Ik heb het verdomme alweer niet gemerkt, weer niet, weer niet!´ ….en  hij slaat zichzelf heel hard met een blikje in zijn kruis.  
Na zijn eerste bakkie koffie begon Chiel gelukkig al wat helderder uit zijn ogen te kijken. Hij vraagt wat Kozijn komt doen. Deze legt uit en Chiel begint opnieuw smartelijk te huilen.
‘Ja, arresteer me maar, hoor,  meneer de rechercheur, ik ben met mijn fiets café de Draaitol in gereden en ik heb daar mijn gal gespuwd over ome Bram. Dat heb ik gedaan. Maar met de moord op hem en die agenten,  heb ik helemaal niks te maken toevallig.´

Chiel tipt Kozijn om eens met Miech, Bram zijn zoon te gaan praten. 
'Das geen beste die Miech. Ik durf er om te wedden, dat die moorddadige honden van zijn kennel komen. Die Miech heeft ook mijn vrouw Sonja van me afgepikt. Ik hoorde laatst dat  dat Sonja en Miech ergens in Portugal een kennel zijn begonnen.'  Chiel is nu weer ontroostbaar:
‘Er is nu niemand meer die een lekker badje voor me maakt en me eens lekker inzeept.’
Kozijn fronst zijn wenkbrauwen en vraagt:
‘Een badje? Inzepen? Deed je vrouw dat allemaal voor jou?’
‘Ja,  is daar wat mis mee dan?

Kozijn haalt zijn schouders op en maant Chiel het land niet te verlaten zolang de zaak Bram nog niet is opgelost. De rechercheur noemt Chiel een enorme klootzak, omdat hij door zijn gedrag in de Draaitol zichzelf heeft geprofileerd als zeer verdacht. Voor Kozijn is het echter al snel duidelijk dat deze  Chiel van Dam nergens toe in staat is. Zeker niet zonder vrouw. Het enige dat hij momenteel kan is zuipen, zuipen en nog eens zuipen.

Kozijn komt er via de Nederlandse ambassade in Portugal betrekkelijk eenvoudig achter dat Sonja en Miech honden trainen in Coimbra. et was nu zaak voor hem om razendsnel zijn collega Staal te contacteHet is nu zaak dat Kozijn zo snel mogelijk zijn collega  Staal informeert. Die zit nu hopelijk nog in Portugal om KeesJan, de hoofdverdachte op te halen. Sonja en Miech zitten daar ook. Die moet Staal dan gelijk maar even oppikken. 

vrijdag 28 oktober 2011

Tot in de kleine uurtjes (11)

‘Klootzak, dat je d’r bent!’ Janneke heeft Chiel aan de telefoon. ‘Dacht je dat ik je niet zou herkennen, lul? Je stem had je goed verdraaid, dat wel, en ook die helm en die bivakmuts daaronder maakten je behoorlijk onherkenbaar maar toch ik herkende je meteen………..aan je sokken. Die kreeg je van mij,  voor je verjaardag, drie weken terug.’
‘Luister eens even naar mij, Janneke….’’
‘O nee, Chiel,  Janneke luistert dit keer  helemaal niet naar jou. Jij luistert nu eerst eens even naar mij. Ik weet dat jij ome Bram zijn bloed wel kan drinken maar dat betekent toch nog niet dat je mijn café en mijn klanten moet gaan beschadigen met die rare fratsen van je?  Chiel, ik was zo vreselijk kwaad op je, dat ik  de recherche verteld heb, dat jij die ravage hier hebt aangericht, met die klotefiets van je. Dus zeer binnenkort staat de politie bij je voor de deur. Je hebt met die onverantwoordelijke act van je in mijn café, ook nog eens de verdenking op je geladen van de moorden op ome Bram en die twee rechercheurs, snap je dat, uilskuiken….. en nou mag jij wat zeggen’
‘Jij weet toch net zo goed als ik, Janneke,  dat ik nooit zal moorden, Janneke?’
‘Ja, Chiel, dat kan ìk nou wel weten maar daar heb je naar de recherche toe helemaal niks aan. Je bent nu verdachte nummer één.’

Het is heerlijk weer hier in Coimbra, Noord-Portugal.  Zesentwintig graden. Het terrein van het hondentrainingscentrum ‘Cuidado com o cão’ ligt op een heuvel met een zeer gering hellingspercentage, net buiten de stad. Prachtige natuur hier. De zon en de vele  regen staan garant voor het frisse groen en een grote variatie aan kleurrijke veldbloemen.. Er loopt een kereltje over het trainingsveld van de kennel, gehuld in een lange leren jas, dito handschoenen, een helm en een masker.  Als hij er flink de vaart er in zet schreeuwt een vrouw in plat Rotterdams:
‘Graaipum, graaipum maaiden!’ en razendsnel, met nu al het schuim op hun lippen, achtervolgen de honden de kleine man, die binnen de kortst mogelijke tijd  achterhaald is, besprongen wordt, naar de grond wordt getrokken en wijselijk doodstil blijft liggen.’
‘Keurug maaiden, faain gewerrukt hoor, maaiden.' Dan wijst ze naar hun hok, klapt in haar handen en geeft het bevel:
‘Gaat af!!’.  In een mum van tijd zitten de beesten weer in hun hok.
‘So dah gateffe prima hè, Miech?’
‘Ja, Sonja, ze zijn perfect, onze hondjes.’
Volgens Sonja, sinds kort Miech’s vriendin, is er nog wel ruimte voor uitbreiding van de  kennel. Daar is Miech het wel mee eens maar hij wil eerst even afwachten  wat de erfenis van zijn vader hem precies oplevert.  Om nu al weer meer land er bij te kopen , terwijl de zaak op dit moment in feite met verlies draait. Daar wil hij niet aan. Hij wil niet nog een keer een faillissement meemaken.
Miech is de zoon van de vermoorde ome Bram. Zijn vader had zijn vorige kennel op Overflakkee wel kunnen redden maar verdomde het domweg omdat hij vond dat zijn zoon ten aanzien van de honden te weinig professioneel was.  Geld pompen in die kennel was voor Bram dweilen met de kraan open. Dat geld kreeg hij dus niet. Miech ging failliet en maar bleef liefhebber pur sang.  Zij verkaste naar Portugal om in Coimbra met zijn in Holland zwart verdiende centjes een nieuwe kennel op te zetten. Hij was al zo kien geweest om enkele van zijn beste pitbulls door Sonja naar Noord-Portugal te laten verhuizen.
Sonja is nu een paar maandjes  bij Miech. Kort nadat de scheiding was uitgesproken met Chiel van Dam, leerde ze Miech kennen, die toevallig even in Rotterdam was om, naar zoals nu bekend, tevergeefs,  te praten met zijn vader over zijn eventuele steun aan de kennel.
Het was laat in de avond. Sonja was met bonje de deur uitgegaan en liep smartelijk huilend over straat. Miech, die Wodan, zijn trouwste pitbull bij zich had, liep luid blaffend in haar richting. Sonja stond gelijk stil; ze was duidelijk bang voor de hond.
Wodan hield gelijk op met blaffen en Miech zag meteen de tranen van Sonja.  Hij vroeg of hij wat voor haar kon doen; wat er aan de hand was. Sonja deed haar verhaal over haar verstikkende en bizarre relatie met Chiel:
‘Hij wil persé elke avond, in een teil met handwarm water in de woonkamer voor de televisie zitten.  Onder de reclameblokjes moet ik hem wassen met een ingezeept washandje, zijn hele lijf,  maar vooral in al zijn holtes en spleetjes. Het is elke avond weer een natte kledderboel in de woonkamer. Soms laat hij ook zelf alles lopen. Hij spettert dan als een gek. Ik ben zelf ook elke avond zeiknat. Een paar keer ben ik ook al over dat natte zepige water uitgegleden. Als ‘Pauw en Witteman’ geweest is, staat meneer op, dan moet ik hem grondig afdrogen en dan gaat hij zijn bed in. Ik mag dan die teil leeg scheppen met de melkkoker. Ik heb het he-le-maal gehad met Chiel. Alleen weet Ik niet waar ik nu heen moet. Ik heb hier verder helemaal niemand.’
Afijn zo praatte zij en luisterde hij nog enige tijd en vervolgens liepen ze naar café de Draaitol. Geen van beiden was daar ooit eerder geweest. Daar dronken ze flink wat. Gretig ging zij in op het hartstochtelijk aanbod van Miech om mee te gaan naar zijn logeeradres.  Daar maakten ze er een zinderende nacht van en sindsdien zijn Sonja en Miech onafscheidelijk.  

Sonja doet nog wel een briefje bij Chiel in de bus.

Chiel,
Ik ben het zat dat leipe gelazer met jou, in dat bad
Vroeger werd ik nog geil van jou, poedelnaakt in die teil.
Nu maakt dat water uit je bad me alleen maar kleddernat.
Chiel je wilt niet dat ik lieg: de waarheid is: ik ben bij Miech.
Jij vindt het vast niet leuk dat ik Miech nu geregeld neuk.
Ik voel me nu hartstochtelijk verbonden aan Miech en zijn moordlustige honden.

doeiiiiiiii
Sonja