Ik heb er een hekel aan om hier te wonen. Ik woon in
Prinsenland. Nauwelijks winkels, nauwelijks
mensen op straat. ’s Avonds is
het uitgestorven, als je niet bang was dan zou je het vanzelf wel worden. Wat
er in overvloed is , is saai gras. En o ja tamelijk veel kinderen zijn er ’s
ochtends bij de school in mijn straat. Voor half negen moeten ze binnen zijn.
Dan om tien uur met het speelkwartier zijn ze allemaal weer buiten en maken ze
de grootste klere herrie die je ooit gehoord hebt; kinderen schreeuwen
tegenwoordig veel harder dan vroeger. Schreeuwen is niet het juiste woord voor wat
de meiden op het schoolplein doen. Die meiden gillen hun eigen kelen en mijn oren
verrot. Van 12 tot half één is het weer hetzelfde liedje (pauze) en om half
drie is de school al uit. Dan is het weer muisstil in de straat. Er is
nauwelijks verkeer in mijn straat. Alleen de apotheekbezorgdienst komt
medicijnen brengen voor de vele zieken en zieligen in de enige flat die mijn
straat rijk is. Ook zie ik vaak auto’s van maaltijdenservice; veel van mijn
medebewoners kunnen ook al niet meer koken.
Ik ben hier gaan wonen uit nood. Mijn ex-vrouw wilde van me
scheiden en ik moest dus snel een ander huis zien te krijgen. Ik woonde toen in
de leukste buurt van R otterdam: het Oude Noorden.
Leuke straatjes, leuke winkeltjes, leuke mensen leuke kroegjes
allemaal leuk. Vooral de Rotte, de leukste rivier van Rotterdam. Maar ja mijn
vrouw was niet meer gelukkig met mij dus moest ik wel een ander huis gaan
zoeken. Met pijn in mijn hart. Heel veel pijn. Eerst ben ik even bij een vriend
gaan wonen die mij gastvrij onderdak bood dat duurde ongeveer 2 maanden en ik
ondertussen maar naar huizen zoeken in het Oude Noorden en in Crooswijk (ook
wel een leuke wijk)maar overal was ik nummer honderd of meer op de lijst.
Tenslotte na een paar maanden kwam het aanbod van het huis waar ik nu woon. Ik
heb al geschreven wat ik daarvan vind.
Het Oude Noorden vond ik de leukste buurt maar een goede
tweede vind ik Spangen, waar ik als kind heb gewoond. Al mijn vriendjes woonden
in de buurt, de winkels waren in de buurt, de school was in de buurt, de kerk,
waar ik toe nog naar toe ging was in de buurt. Die vriendjes waren: René, Arie,
Nico, Tom, Paul, Anton, Sjaak, André, Berend, Kees en zo kan ik wel doorgaan,
Ik deed van alles met die jongens maar vooral voetballen en honkballen, want
daar was ik zelf ook goed in. Leuk in Spangen was dat alle winkeltjes dicht in
de buurt van mijn huis waren: Gerrit, de groenteboer, Hennie de kapper, Theo de
Waal, de kruidenier, de Hefbrug ook een kruidenier, Bram Appel, de slager, hij
was ook paardenslager, Peet Sondag, de schoenmaker. De dokter en de apotheek
waren ook heel dichtbij.
Maar in de buurt waar ik nu woon is alles heel ver weg, zo ver weg dat je nooit zin hebt om daar
heen te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten