zondag 7 april 2024

INCONTINENTIE-MATERIAAL.

Ik sta om een uur of tien uit mijn keukenraam te kijken. Zie ik opeens een knul naar zo’n geel-rood DHL pakketpost bestelbusje rennen. Hij is alleen in zijn boxer-short. De DHL-man heeft kennelijk de autosleuteltjes in het busje laten zitten. Want die knul sjeest in no time op vijftig onze straat uit. Lullig wel, voor de mensen die er speciaal voor thuis gebleven zijn … voor zo’n pakketje. Wat die knul niet weet is dat onze straat daar uitkomt op een fietspad. Hij zal dus weldra op zo’n ‘rood-witte paal in het wegdek’ knallen als ie niet goed uit zijn doppen kijkt. Maar hij stuurt de bus bijtijds het trottoir op. Waar die verder heen gaat kan ik niet zien. Het is die kant op overal ellende. File, file, file, ten gevolge van de werkzaamheden aan dat super viaduct bij de Hoofdweg. De aansluiting op de Rotte tunnel.



Van vier hoog zie ik, dat beneden die DHL’er enigszins verdwaasd, verbaasd en beteuterd onze straat staat te spotten. ‘Waar is mijn busje?’ Alsof hij door de vele dozen in onze flat, vergeten is waar hij precies zijn busje geparkeerd heeft. Twee grote dozen van flatbewoners, die niet thuis waren zet hij naast zich neer. De DHL’er gaat op een doos zitten maar die is daar niet tegen bestand. ’t Is een wel héél erge ‘obesitastische’ DHL-man. De doos zakt in, scheurt open: tientallen senioren luiers schuiven het trottoir op. Ik besloot toch maar even naar die dikke DHL’er beneden te gaan.


Krap drie minuten later, ik was net beneden, kwam die DHL-bus de andere kant de straat weer ingesjeesd. De bus werd half op het trottoir geparkeerd. De knul sprong er heel soepeltjes uit. Nog steeds in zijn boxershort. ‘Sorry hoor,’ roept hij ,’ verkeerde busje’. Even soepeltjes sprong hij weer in zijn blauwe Undermeister-bus.


Ik schiet de obesitas man aan: ‘DHL zou vanochtend een pakket bij me bezorgen, zo rond half elf. Dat komt dan zeker straks nog?’

‘ Hoe is uw naam?
‘Jos Mastwijk’.

‘Ik heb net bij u aangebeld, meneer Mastwijk, maar u reageerde niet. Dit hier is voor u.’. En hij wijst naar de uit de doos ontsnapte senioren-luiers.


De DHL man moest weer snel door. Ik had mijn handen vol aan mijn honderd luiers. Zou je denken dat iemand uit de flat me zou komen helpen?

zaterdag 6 april 2024

ETTERBAK.

Van de onderwijzers, die ik op de lagere school had, was er één een uitgesproken etterbak ... één lag voortdurend met zichzelf overhoop en met die anderen heb ik geluk gehad, die waren vriendelijk, leuk en gezellig.


Ik zat op een katholieke lagere school. De Sint-Nicolaasschool. In alle klaslokalen was boven de ingang een kruis aan de muur gespijkerd. Daar hing Jezus aan dood te bloeden.


De lagere school uit ‘mijn’ tijd, bestond uit zes klassen. De meester van de eerste klas heette Paul van der Broek. Toentertijd mochten we de meester nog niet bij hun voornaam noemen. Dat ‘bij de voornaam noemen’ van de onderwijzers kwam er pas halverwege de zeventigerjaren.


Meester Lansbergen was een fijne onderwijzer. Hij was bijna een vriend van ons. Over hem later meer. Meester Hogenveer daarentegen was een duivel. Twee tot drie maal per dag bad hij vroom en gedwee tot zijn lieve heertje. Maar als hij voor de klas stond, greep hij zijn kans. Door zijn sadistische gesar heeft hij me getraumatiseerd. Zo liet Hogenveer geen kans voorbij gaan om mij ten overstaan van de klas voor lul te zetten: ‘Hij wordt zo rood als een boei.’ Jongens! Willen jullie weten wat dat gezegde betekent? Simpel! Dan moeten jullie nu naar Jos kijken.’ Ik ging door de grond. De klas kwam niet meer bij.
Als elfjarige was ik verliefd op een leuk meisje. Dat was het serpent Hogenveer ter ore gekomen. Voor de hele klas vroeg hij zich proestend af hoe zo’n oerlelijkerd als Jos, het in zijn hoofd durfde te halen om naar meisjes te lonken.


Sindsdien bad ik dagelijks op mijn blote knietjes tot God de Almachtige Heer dat Hogenveer op langdurige en liefst ondragelijke wijze aan zijn eind zou komen.


Meester Lansbergen was van de derde. Hij heeft me gemotiveerd om goed m’n best te doen op school. Nieuwsgierig te zijn. Veel te lezen. Hij las het razend spannende boek Fulco de Minstreel voor (geschreven door C. Joh. Kievit). Heel suggestief deed hij dat. Met goede intonatie en passende stemmen bij verschillende figuren. Geweldige onderwijzer.


Jaren later las ik in de wijkkrant, over een ongelukje. Bij een lichte explosie in een buurthuis had een medewerker eerstegraads brandwonden in het gezicht opgelopen. Hij had het zicht in beide ogen verloren. Vreselijk vond ik het. Totdat ik hoorde dat het bericht over Hogenveer ging. Yessss! Mijn gebed was verhoord!

vrijdag 5 april 2024

ONZE TROUWDAG.

Het is een weldaad hier in Buitenhoorne. Vijf april 1970 was onze trouwdag. Februari 1969 leerden we elkaar kennen. Het was voor ons beiden liefde op het eerste gezicht. Twintigers waren we nog.



Zo af en toe vieren we onze trouwdag met z'n tweetjes. Ergens waar niemand ons kan vinden. In dit geval dus in Buitenhoorne, in het noorden van de provincie Drenthe, dicht tegen Groningen aan. Als dit stukje gelezen wordt, zijn we al lang en breed weer thuis. Zeventigers zijn we nu al weer.


We vieren onze 54e (!) trouwdag , in een warme, ruime doch ideeënarme hotelkamer. We willen daar samen zijn in stilte. Ons stemgeluid zal er niet te horen zijn. Neen, uitsluitend de klanken van onze lievelingsmuziek. Verder gaan we genieten van de geuren en smaken van ons lievelingseten en drinken. Een gezonde wandeling, zal deze dag vanzelfsprekend ook niet ontbreken.
Daar starten we de dag ook mee. Zo vroeg op de dag is dat voor ons nog geen probleem.


Als we die ochtend voor het eerst de deur van onze hotelkamer openen, klinkt het zinnenprikkelende intro van ‘A whiter shade of pale’ van Procul Harum. We kijken elkaar aan, glimlachen en voelen ons gelijk weer zestien. We zoenen elkaar op de mond, omhelzen elkaar en dansen, slow, neen … we slijpen … heel intens ...


‘When we called out for another drink,
‘The waiter brought a tray’


We kussen elkaar nog eens … en gearmd lopen we naar de tafel met de kostelijke brunch: koffie, lekkere broodjes, croissants, sapjes, vers fruit, eitjes (ook gepocheerde), allerlei kaasjes ….: ‘om je vingers bij af te likken’.


Na die verrukkelijke brunch moeten we allebei wat ‘uitbuiken’. Nare term ‘uitbuiken’ , bah, maar ’t is toch ook wel weer heel toepasselijk na iets te veel van al dat lekkers gegeten te hebben. Ik vergezel vervolgens haar naar de groene canapé, kus haar op haar hand, zij aait me over mijn hoofd en ik loop naar mijn canapé, de gele. De ‘Sound of silence’ zwelt nu op in onze kamer.


‘The vision that was planted in my brain, still remain,
Within the sound of silence.’


Het uitbuiken loopt uit op een middagdutje, dat zowat duurt tot aan de copieuze maaltijd, die ons dan wordt voorgezet: Boeuf Bouruignon met de onovertroffen wijn: Saint Émilion. Tijdens het diner wordt de muziek van onze favoriete band Pink Floyd ten gehore gebracht: ‘Atom Heart Mother’. Geweldige symphonische rock. Pure klasse. Zonder woorden.


We bestellen nog twee flessen Saint Émilion. Genieten volop tot in de kleine uurtjes, van de wijn, de kaasjes, de muziek en ... elkaar. De volgende ochtend ontwaken we veel te laat maar zó vitaal, opgewekt en ontspannen, in ons 55e huwelijksjaar!

donderdag 4 april 2024

VERDOMMENIS.

Ik ben op de markt. Het is druk. Wacht op mijn beurt. De groentevrouw praat met een knul, die aan de beurt is. Ik ben zó.



Familie van elkaar, die twee, denk ik. Ze hebben het over ome Koos en tante Riek. Dat ze zo gelachen hebben ...vooral om ome Koos …. en dat ze zo’n geluk hadden met het weer.


Ik heb alleen pastinaken en blauwe druiven zonder pit nodig. Een kleine Marokkaanse baardmans is helaas nog vóór mij aan de beurt. Hij heeft al twee keer staan ‘namaak kuchen’ , zonder resultaat.


Ik dacht dat die knakker klaar was … moet ie ook nog tien ‘van die sinaasappelen hebben met zo’n tuutje van boven'. Ik zie ze hier niet leggen’. ‘Tuutje van onderen, zal je bedoelen, schat. Mineola’s! Ze liggen hier vlak voor je snufferd, Youry … tuutje naar beneden. Zie je? Tien doen of vijftien.‘ Hij houdt het op tien. Youry pakt zijn boodschappen in.


Die kleine baardmans is hem gesmeerd. Na zijn ‘gekuch’ stak hij nog wel twee keer zijn hand op. Heel bescheiden stamelde hij nog ‘mievrouw’ ....maar ze zag hem niet staan ... hij schudde zijn hoofd, haalde zijn schouders op en schuifelde weg.


Wie kan ik helpen?


‘Mij. Doe maar een kilo pastinaken’.
Terwijl ze mij helpt, blijft ze kletsen met Youry.
’Ik heb ome Koos na afloop van de barbecue ingepeperd, dat Ik zijn kwetsende gedrag niet meer pik. Naar niemand toe niet. Je komt er bij mij nooit meer in als je vrouwen ‘kutwijven’, Marokkanen ‘geitenneukers’ en homo’s ‘strontneukers blijft noemen’.


‘Verder nog iets, mevrouw?’ ‘Ja, een kilo blauwe druiven zonder pit.’

‘Koos dacht eerst dat ik een grapje maakte. Hij heeft echt een bord voor zijn kop’. Nou, dag Youry. Doe de groeten aan je moeder.’
‘Ja. Dag tante Aaf’.


‘Anders nog iets, mevrouw?’ ‘Neen, meer niet’. ‘Dat is dan zes euro vijftig.’

Naadloos richt die groentevrouw zich dan ineens heel persoonlijk tot mij:
‘Sinds die Wilders met z’n PVV hier de grootste is geworden denken de Hollanders maar, dat ze iedereen maar raak kunnen beledigen, pesten of uitschelden. Straks gaat dat zooitje hier gvd nog helemaal de dienst uitmaken ook’.


‘Tsja, mevrouwtje er zal toch echt iets moeten gebeuren hier in dit land, anders gaat Nederland naar de verdommenis. Fijne dag’.

TRUTJE TEN NAPEL

 ‘Geen complimenten over mijn schilderwerk!’ zegt ze op ‘Op 1’afwijzend tegen trutje ten Napel. ’Het is een door God gegeven talent. Hij (met een grote H) heeft het in mijn vingers getoverd. Ik kan ermee doen wat ik wil. Net zoals Johan Cruijff àlles kon doen met zijn voeten. Kijk maar eens naar een documentaire over het Wereldkampioenschap Voetbal van 1974. De hele wereld verlangt nog steeds naar zo’n voortreffelijke voetbaldirigent’.



Het schilderij dat ik in 1970 van mijn toenmalige vriend Jos maakte, was inderdaad een ongeëvenaard kunstwerk. Hij was natuurlijk lang zo knap niet als ik hem toen schilderde. Natuurlijk niet. Maar ik was dan ook strontverliefd op hem en mijn vingers maakten hem zo mooi als ik maar wilde. Ook die hoed, die hij van mij had gejat, de lul, gaf hem nog een extra zetje schoonheid.


Ik zit verveeld te kijken naar het altijd slappe gelul op ’Op 1’. Mijn ex praat met dat interessant doenerige trutje van ‘ten Napel’. Altijd steekt ze dat piepkleine stukje tong uit haar mond als ze een een stout of gemeen vraagje gaat stellen. ‘Heeft u inderdaad een relatie gehad met Willeke Alberti?’ Brrrr.


Haar vader, Evert ten Napel, zat vroeger bij Studio Sport. Vreselijke Klootzak! Op een gegeven moment zette ik het geluid van Evert altijd uit. Heel voorspelbaar wat hij deed. Net als zijn dochter trouwens. Ik weet alleen niet of hij óók zo’n stiekem klein stukje tong uit zijn gore bek liet hangen wanneer hij beweerde dat die spits van … Sparta, zeker had moeten scoren.

Wat ik 100 % procent zeker weet is dat die Evert zelf er geen ene reet van kon … van foebele. Zelfs een deuk in een pakkie boter schieten lukte hem niet.


Sorry, maar ik ken de onuitsprekelijke namen van die allochtone presentatrices van ‘Op 1’ niet uit mijn hoofd. Ik heb trouwens wel wat belangrijkers te doen dan die tongbrekers in mijn hoofd te prenten. Zij kwamen trutje ten Napel condoleren met de dood van Evert. Twee magistrale voetballers hadden ze bij ‘Op 1’ uitgenodigd voor die condoleance maar die weigerden te komen. Dat was Evert ook niet waard. Want hij is nooit bij machte geweest voetbaltalent op waarde te schatten.

Dat hij het foebele voor eeuwig met rust moge laten.

dinsdag 2 april 2024

ID-BEWIJS.

Ik trek mijn schouders op en kijk de handhavers niet-begrijpend aan. Ze houden me staande. Vragen me naar mijn identiteitsbewijs. Ik heb dat id verdomme altijd bij me maar uitgerekend vandaag niet! Shit! Zit in m’n andere jas. Kan toch gebeuren? Ik had de neiging om achter die laatste zin het woord ‘klootzak’ te zeggen maar hield me nog net op tijd in.



Of ik maar even mee wilde komen naar het bureau. Waarom? Ik kan toch net zo goed vanmiddag of morgenochtend even met dat id op het politiebureau langs komen? Een van die handhavers, een zwarte, ken ik ergens van. Hij wil me bij mijn hand pakken maar ik ruk me gelijk los en geef hem een zet. Komt die ander, een witte, gelijk in actie. Hem weer ik ook af en ga er vandoor.


Er is om versterking gevraagd. Met een surveillanceauto zitten ze achter me aan. Daar is niet tegen op te rennen. Ik word de auto ingetrokken. Geen ontkomen aan.


Met handboeien om zit ik te wachten. Op ’t verhoor. Waarom? Die zwarte handhaver kwam ik vorige week nog tegen. In burger was tie toen. Ik was op weg naar huis. Kwam van een concert. Was bijna thuis. Vijf minuten lopen nog. Ik moest zó ontzettend piesen. Deed het zowat in mijn broek. Op de Willem Alexanderlaan zocht ik een beschut plekkie. Zag wel iemand aankomen maar ik móést zó nodig. Zo halverwege mijn plas hoor ik achter me, boosaardig , verwijtend sissen: ‘vuile viezerik’ … ‘vuile viezerik’. Impulsief kijk ik om … midden in het gezicht van een kleine, breedgeschouderde Surinamer met bril en een grijs-zwart ringbaardje.
‘Nou zeg! Je zal zelf maar eens heel nodig moeten’.
‘Dan doe ik het thuis, gast! Een vuile viezerik. Dat ben je!’

Die witte handhaver, nu in burger, komt me halen. Daarbinnen zit die zwarte ook. Hij grijnst zijn gouden tanden bloot. Kijk aan: het duo ‘rot’ en ‘vervelend’.
‘U bent hier omdat u uw id niet kon tonen en omdat u zich verzet heeft. Tevens bent u door mijn collega, hier naast mij, op heterdaad betrapt op wildplassen.
Een bekeuring geven ze me: 200 euro. Belachelijk! Die ga ik echt niet betalen. Het komt nu goed van pas, dat ik me de personalia van mijn buurman annex kwelduivel, heb ingeprent: J.M. Zijn initialen, mijn initialen. Zelfs de maat schoen weet ik van die lul: 44. Laat hèm maar lekker voor die boete opdraaien.

maandag 1 april 2024

NU IS ZE WEG.

Wat jammer. Ze is weg. Ik zie niet elke dag alles wat er op mijn balkon (op twee hoog) gebeurt. Er hangt luxaflex voor mijn slaapkamerraam, dat uitkijkt op het balkon. Ik ben er bijna nooit. Òf het regent, òf het is koud òf het is er niet uit te houden van de hitte. Die paar keer per jaar dat er een lekker briesje staat, hang ik er neuriënd de was op.



Hoe ze er gekomen is, is me een raadsel. Op een dag stond ik zo maar even op het balkon. Getver! Ik zie een knalgrote vogelpoep. Dacht al dat ik wat had zien wegflitsen naar het balkon van Karina, mijn buurvrouw. Moet gezichtsbedrog geweest zijn.


Ik zet de potten op de reling van het balkon, waar de geraniums al jaren staan te pronken. Ik hoop dat ze ook dit jaar de ijsheiligen weerstaan. Eigenlijk ben ik wat te vroeg.


Dan hoor ik plotseling een vreemd geluid van binnen komen. Uit de keuken lijkt het. Naast een omgekieperd dessertbakje zit een magere kikvors driftig het op het aanrecht gekieperde water op te slurpen. Zij moet wel uitgedroogd wezen want ze blijft onverstoorbaar doorzuipen. Ook toen ik naast haar bij het keukenblok stond.
‘Zo, kikkertje, had jij zo’n dorst?’ zei ik op een zoetig toontje. Ze keek me aan, ook wat zoetig. Ze bleef gewoon zitten. ‘Je wilt zeker nog wel meer eten, kikkertje?’ Alleen weet ik bij god niet wat jullie, kikkers eten. Dat wordt dus googlen.


Wormen. Kikkers eten dus wormen. Nou, da’s nogal makkelijk. Beneden in onze binnentuin ... wormen zat. ’t Is een tam kikkertje. Ik zette haar met een schoteltje water weer op het balkon.


Ik zit, in het binnenterrein, op mijn knieën wormen te zoeken. Loopt een buurvrouw met haar nerveuze hondje langs. ‘Voor mijn kikker,’ zeg ik verontschuldigend. Dan vertelt die buurvrouw (toch bijna ten dode opgeschreven), dat ze vanmorgen een reiger zag over vliegen. ‘Ter hoogte van uw balkon. Hij liet hij iets vallen’, zei ze, ‘poep of wat anders’.


Allebei dus!


Ik zag dat mijn kikkertjes ruggetje beschadigd was. Een snijwondje. Niet bloederig. Eerder slijmerig. Kan ik haar helaas niet bij helpen. Pleisters, zalf, poeder? Bij een kikker? Ho maar! Moet uit zichzelf helen.


Ik verzorg haar zo goed als ik kan. Toch ging ze al na zeven dagen onrustig kwaken en springen op mijn balkon. Ze moest er duidelijk vandoor.


Ik zette haar in een hangpot. Wat water en wormen erbij. Bond een meterslang vliegertouw om die pot, aaide haar over haar glibberige bolletje en liet haar in die pot voorzichtig van mijn balkon zakken. ‘Dag lief kikkertje.’


De pot was nog nauwelijks geland of ze plonsde in het doorweekte gazon. Of ze nog wat te kwaken had kon ik niet meer horen.