zondag 14 januari 2024

NUMMER TWEE.

Ik wil jou als nummer twee

Nummer één is al passé,

doet niet serieus meer mee.

Van jou hoef ik niet zo veel,

En jij krijgt dat wat je ziet

Is dat wel genoeg voor jou?

Zeg maar wat je er van vindt.

 

En als je me iets te zeggen hebt,

Ga niet flauw lopen doen over mij

Vraag je nu misschien wat te veel

Want mijn hart gaat zo te keer

En telkens als ik naar je kijk

Ben jij precies degene die  ik wil

Doe ik wat ik kan …

Mijn droom komt echt uit:

ja, je wordt mijn nummer twee.

 

En als je me iets te zeggen hebt,

Ga niet flauw lopen doen over me.

Vraag je nu misschien wat te veel

Want mijn hart gaat zo te keer.

En telkens als ik naar je kijk

Ben jij precies degene die ik wil

Doe ik wat ik kan …

Mijn droom komt echt uit:

Ja, je wordt mijn nummer twee.

 

 

Vertaling van song van Joe Jackson:

Won’t you be my number two.

 

Zie ook op mijn tijdlijn op Facebook

de video met Joe Jackson.

zaterdag 13 januari 2024

NIET TE KORT ... NIET TE LANG.

Gisteravond was ik  in het Isala theater in Capelle aan den IJssel. Al een paar jaar neem ik een zogenaamd ‘voordeel cabaret abonnement’. Voor zestig euro koop je tickets voor vijf voorstellingen van jonge talentvolle cabaretiers. Da’s een koopje toch 12 euro per optreden en dan is er ook elke avond nog een consumptie bij die prijs inbegrepen.

Vrijdagavond kreeg ik Joost Oomen te zien. Meer een dichter eigenlijk dan een cabaretier. Zijn show heet: ‘Alle dichters hebben gouden helikopters’.

Joost Oomen (1990) is dichter, schrijver, theatermaker en heel erg grappig. Hij publiceerde meerdere romans en gedichtenbundels. In 2021 verkoos de Volkskrant hem tot literair talent van het jaar én werd hij derde bij de kennisquiz ‘De slimste mens’. Sindsdien schrijft hij columns voor de noordelijke dagbladen en treedt hij regelmatig op voor radio, televisie en festivals zoals Oerol, Lowlands en de Parade. Daarnaast runt hij met zijn twee beste vrienden het Instagramkanaal ‘Poëzie is een daad’, waarop elke dag een gedicht verschijnt.

Hij verschijnt op het Isala-podium in een ’vieze man’-achtige regenjas waarvan de voering gevuld is met tientallen dichtbundels. Zijn rugzak, schoudertas en  attachékoffer zitten propvol gedichten. Ook de koffer, die hij aan één been met zich mee sleept, is gevuld met poëzie. Zijn grote voorbeelden, zijn inspiratiebronnen.

Zijn doel is dat veel meer Nederlanders gedichten gaan lezen. In zijn show legde Joost uit hoe poëzie werkt. Hij kwam met een duidelijk verhaal en een heldere analyse over Nederlands grootste dichters (van Joost van den Vondel tot Remco Campert). Ook zijn eigen gedichten liet hij natuurlijk horen. Hij maakt de poëzie voor iedereen toegankelijk. 

Waar Joost het zoal over had: ‘Wat is een gedicht?’, ‘Leven alle dichters op tochtige zolderkamers?’ en ‘Wat moet je schrijven, wanneer je je geliefde mooier vindt dan de maan?’

 In het programma van gisteravond ging hij opzoek naar het poëtische gevoel dat je zou kunnen overvallen als je een mier per ongeluk in de brievenbus zou stoppen of wanneer de sterren in de circustent van gaten gemaakt bleken te zijn.

Hij sloot af met het gedicht ‘Kurkje’ , uit zijn bundel: Joooooooooooooooost.

’Niet te lang maar ook zeker ook niet te kort’,

 

KURKJE

Ik ben een heel klein kurkje.

Ik ben een heel klein kurkje.

Je moet me redden.

Ik heb een wenkbrauw van stroop.

Ik heb een wenkbrauw van zout.

Ik mag me niet bewegen.

Anders valt de wenkbrauw van mijn hoofd.

Ik ben  een heel klein kurkje.

Ik ben een heel klein kurkje.

Je moet me redden.

Wegens de hoog oplopende conflicten in de dichtsien,

is er vanaf heden een onafhankelijke rijksinstelling opgericht

Die bepaald of gedichten  mooi zijn of niet.

Dit is uiteindelijk beter voor iedereen.

Er is door een panel van leken een aantal criteria opgesteld

waaraan een mooi gedicht moet voldoen … voor iedereen.

Er is door een panel van leken een aantal criteria opgesteld

waaraan een mooi gedicht moet voldoen … voor iedereen.

Er is door een panel van leken een aantal criteria opgesteld

waaraan een mooi gedicht moet voldoen … voor iedereen.

Niet te lang … maar beslist ook niet te kort

Dat staat raar.

 

 

Zoek, bekijk en beluister het hele gedicht ‘Kurkje’ op google: ‘Joost Oomen 40e Nacht van de Poëzie 2023’

Ook zijn bundel ‘Jooooooost’ is te koop voor 20 euro.

vrijdag 12 januari 2024

IN HET DONKER.

Zo af en toe vind in het leuk en ook spannend om een wandeling in het pikkedonker te maken. Soms hier vlakbij rond de Prinsenplas, soms ook door het Kralingse bos. Er gebeurt altijd wel iets bijzonders. De laatste keer dat ik er was, twee weken terug,  was er niks speciaal. Ja, okee, een man die zijn hond uitliet. Als het nou een vrouw was geweest. Een vrouw doet dat vrijwel nooit, s’avonds laat of in de nacht, haar hond uitlaten in het Kralingse Bos. Maar vanavond ga ik weer op pad. Een rondje Kralingse Bos. Voor de zekerheid verstop ik een honkbalknuppel onder mijn winterjas voor het geval ik word lastig gevallen door een homo. …. Nee hoor, flauwe kul ik heb helemaal niks tegen homo’s, mijn beste vriend is er een … en eh misschien … ik weet het nog niet zeker, ben ik er zelf ook wel een. Maar dit terzijde. Op naar het Kralingse Bos. Wie weet ‘what happens’.

Al snel valt me op dat het nooit ergens echt pikdonker is. In de verte aan de overkant van de plas, zie ik de lichten van huizen in Kralingen. Dichterbij de ogenpijnigende  lichtmasten van de sportverenigingen. Om de twintig meter is er een lantaarnpaal geplaatst. Met gemak zie ik de silhouetten van de ontbladerde bomen en hun spiegelbeeld in de licht bevroren plassen.  

Verderop, in de Kralingse Plas zijn furieuze meerkoetjes nog in de weer met het verdedigen van hun territorium. Het zijn de enige dieren die ik hoor. Ze houden even hun kop dicht als er een helikopter overvliegt van Kralingen in de richting van Zestienhoven.

Ongeveer iedere  vijf minuten rijdt er een fietser voorbij. Ik loop op het fietspad. Soms nadert mij een hardloper. Overdag als ik op de fiets ben, moedig ik mij tegemoetkomende joggers aan:’Come on, man’, ‘come on, girl’ of ‘zet ‘m op’, ’een beetje harder,hé’.  Altijd leuke reacties, lachen, duim omhoog, ‘okee!’. Maar vanavond: reacties nul komma nul, hooguit wat onbestemd gegrom van die drie veel te zware sporters. Vandaar misschien.

Ik loop ook voorbij de plek waar in 2022 een Poolse jongeman rond de kerst doodgevroren is in zijn tentje. Een dergelijke tragedie wil de gemeente kennelijk voorkomen. Ik moest een paar keer opzij springen voor een op het fietspad surveillerende politiewagen. Mij lieten ze gewoon door wandelen.

 Ik zie vanaf mijn route de oogverblindende beveiligingsverlichting van de in aanbouw zijnde peperdure woningen op het terrein van de voormalige hoveniersschool: ‘wonen, vlakbij het groen en het centrum’…  als je vijftienhonderd euro per maand of meer kan neertellen tenminste.

Een groep druk pratende en lachende jonge mannen, een stuk of vijf, komt op me af. Even gaat het door me heen, dat wanneer ze kwaad zouden willen, ze me zo plat hebben. Met deze duisternis ontgaat me lange tijd de blik op hun gezichten. Pas op het allerlaatste moment zie ik ze me, om beurten, vriendelijk toeknikken.

Ik heb vanavond geluk gehad: toen ik om half tien van huis ging was het min twee … bij thuiskomst om half twaalf was het ineens plus drie. Desalniettemin waren mijn grote tenen bevroren. Maar ja, dat zouden ze overdag ook geweest zijn.

  

donderdag 11 januari 2024

TROEP.

Troep.

Het zal wel toeval zijn maar als ik dit stukje begin te tikken, ligt voor mijn toetsenbord een kralenketting in de vorm van een hart. En nog véél meer troep: twee linialen, een (leeggelikte) yoghurtpot met pennen er in, een kleefstift of is het een plakstift, een stift lippenbalsem, potloden en markeerstiften, een Primera cadeaukaart (onder een dikke laag stof), een blauwe usb-stick, waar nog een verhaal op staat), drie pennen, twee schriften (voor ingevingen en ervaringen), een verlengsnoer met 6 stekkeringangen (er is nog plaats voor twee), een schemerlamp voor licht op mijn toetsenbord. Daarvoor, hangend aan de bureauplank een lange rode schoenlepel, een blok gele  ‘post-its’ in verband met mijn ‘pre-dementia-light’ en een muis-matje met een klein heuveltje voor mijn handstand. Ook mag ik mijn bureau wel eens wat beter schoon houden, want terwijl ik dit type, blijf ik telkens weer met de muis van mijn hand plakken aan een kleefplek (of kan ik dat beter ‘kleven aan een plakplek’ noemen?)  Ik kan me nog heel goed herinneren, dat ik, drie weken geleden ongeveer, precies op die plek, een glaasje originele Schiedamse jonge jenever omgestoten heb. Dacht toch echt dat ik alles lekker opgelikt had! Verder staan er twee flessen eau de toilette, een van het merk Guess (bestaat echt!) en een van het merk David Beckham (je weet wel ….).  Beide flessen zijn nog bijna helemaal vol. Ik ben geen eau de toilette-man, hè. Ook deodorant is aan mij niet besteed. Ik denk er meestal pas aan als ik al zweet  … wat was het ook al weer??...als een, ehhh ....o ja … als een otter!

En tot mijn schrik staat me op die blauwe usb-stick van daar net toch een schunnig, zeg maar gerust gênant verhaal. Meer dan tien jaar oud. Tóén kon ik nog wel voor de dag komen met zo’n verhaal. Maar vandaag de dag is zoiets uit den boze. Helaas kan ik het niet meer terugdraaien. De usb-stick is al leeggelopen in dit stukje ... hieronder. Sorry.

Die eau de toilette heb ik eens gekocht toen ik mezelf verkocht aan Anja. Een  lelijk oud wijf. Ik snap nog steeds niet waarom ik met haar in zee ben gegaan. Nou ja, in zee …. was ik maar de zee in gegaan met haar, want zwemmen kon ze niet. Dan was ik gelijk in de eerste week al van haar af geweest. Maar goed, ik weet echt wel waarom ik al die jaren bij haar bleef. Ik had ontelbaar jaren niet of nauwelijks gevreeën. Ik hunkerde als het ware naar lekkere billen, borsten en een (chronisch) nat kutje.  Anja had ook vele jaren geen seks gehad. Ze was bloedgeil. Wilde elke dag wel. Kon niet van mij afblijven. Ze had lekkere tieten, de linker nog lekker stevig, de rechter een ietsje slapper maar toch nog steeds lekker om te ‘behandelen’ … ‘met mijn ogen dicht’ ... (dat is toch ook een liedje van Doe Maar?!)  Een ding wilde ze absoluut niet: gebeft worden. Toen ze het na twee jaar gezeik van mij toch eens een keertje toestond, begreep ik waarom. Nog nooit eerder had ik zo’n misselijk makende zure hondenkotsstank van zo nabij geroken. Ik wist niet hoe snel ik er ……..

Gelukkig ben ik er nog in geslaagd de rest van die tekst te verwijderen, want het werd echt té schunnig alles bij elkaar. Dit kan echt niet meer.

woensdag 10 januari 2024

Hulp vragen, hulp krijgen.

In het vorige jaar zijn er nogal wat momenten geweest, dat ik steun, hulp, support  van anderen nodig had. Hulp van een stel gouden buren en bekenden toen ik een schouderprothese kreeg en in de tijd dat ik een darmonderzoek moest ondergaan. Boodschappen doen, schoonmaken, vervoeren, pleisters plakken, enzovoorts. Ik heb er al eens over geschreven.

Een tl-buis plaatsen in mijn keuken … ik durfde met mijn zwabberende knieën van destijds niet op een laddertje te gaan staan … huurde een zzp’er in. Had hij ook eens een makkie. Kostte me wel zestig euro. Maar alla die buis brandt waarschijnlijk tot mijn dood.

Mijn computerstudent Daan, heb ik nodig als mijn printer het alsmaar blijft verdommen … net een nieuwe cartridge er in geplaatst … maar er gebeurt niks. Daan kijkt er even naar en ziet, binnen de minuut, dat ik het plastic lipje, dat de inkt in de cartridge houdt, nog niet verwijderd  is.  Kassa voor hem..

Een enthousiaste docent die me schrijftips geeft. Kritische meelezers, o.a. mijn ex, die me feedback op mijn stukjes geven. Mijn taalleerling Ayoub, die een middagje street-art van de wandelclub in Cool op video vastlegt. Mijn jongste zoon, die me geduldig uitlegt hoe de e-reader werkt, die ik voor mijn verjaardag kreeg.

Support krijg ik van de lieve wandelaars van ‘Op stap met Sonja’ mijn wandelclubje, die me letterlijk op de been houden als ik niet mee kan lopen door een meniscus-blessure.

Luis, hier in Rotterdam mijn taalleerling, heeft me samen met zijn broer, hun mooie stad Porto laten zien, toen ik daar op vakantie was.

Heel lang heb ik mijn geld verdiend als financieel administrateur. De laatste jaren  is dat ‘debiteuren-crediteuren-gedoe’ bij mij wat in de vergetelheid geraakt, zodanig dat ik hulp nodig heb om mijn eigen boekhouding bij te houden. Godzijdank heb ik een zoon, mijn oudste,  die beter is in financiële zaken dan ik, in mijn ‘glorietijd’ … hij staat tegenwoordig vaak voor me klaar: ‘in de boekhouding’.

In oktober vorig jaar was ik m’n smartphone kwijt. Ik wist niet eens meer wanneer ik hem voor het laatst gebruikt had. In alle hoeken en gaten gezocht … van alles opgetild, overal bovenop gekeken maar van  mijn smartphone geen spoor. Ik had natuurlijk naar mijn buren kunnen gaan om te vragen of ze mij wilden bellen maar ik weet mijn eigen nummer niet eens.

Toen moest ik aan mijn moeder denken, mijn Roomse moeder, die wanneer ze iets kwijt was altijd bad tot de Heilige Antonius. Ik zegde het gebedje op  dat ze me ooit eens leerde: ‘Heilige Antonius beste vrind, maak dat ik mijn (vul maar in …) mobieltje vind.’ Een kwartiertje later zie ik de smartphone liggen, bovenop de airfryer … vraag mij niet hoe die daar gekomen is … ook de Heilige Antonius had er geen flauw idee van!  

Soms had ik echt professionele hulp nodig. Maar mijn buren, mijn kennissen, de wandelaars, m’n ex, mijn zonen, mijn cursisten stonden belangeloos voor mij klaar ... ‘geheel grateloos’ zou mijn buurman/vriend Rob zeggen.  Geweldig!

dinsdag 9 januari 2024

RAZERNIJ.

Een grote rugzak heeft hij niet nodig. Z’n bivakmuts moet er in, zijn handschoenen. Een klauwhamer en een kruiskopschroevendraaier. Daar moet het mee lukken. Voor de zekerheid pakt hij ook nog een rol tape in.

Op dinsdagavond gaat Vera naar yoga. Begint om half acht. Om kwart over zeven gaat ze de deur uit. ’t Is kort na Sinterklaas. Donker. Geen straatverlichting. De school tussen haar huis en de yoga staat er verlaten bij. Hij zit in de laadruimte van een huurwagen, een Ford-Transit. Onzichtbaar voor haar. Hij ziet haar prima: ze lijkt relaxed ... draagt haar yoga-spullen in een Lidl-tas. Lacht ze nu echt?

Ze is mooi, nadert nu de Ford, die geparkeerd staat naast het ruiterpad. Ze heeft haar rode winterjack aan. Over haar legging, dat korte jurkje. Had ze ook aan bij hun laatste afspraak. Bij hem thuis. Wat hadden ze een lol! Hij zat echt op zijn praatstoel. Vertelde naar nieuwe dingen.

Zoals die keer dat hij een homo had afgetrokken …  voor geld. Vijfentwintig gulden kreeg hij daarvoor … gulden (!) … zo lang is dat al weer geleden. Vlak langs de Ford loopt Vera nu. Hij is woedend ... moet zich verbijten, als hij denkt aan wat ze hem zei.    

Zijn kinderen geloofden nog in Sinterklaas. Hij maakte hen wijs dat Sint en Piet in juli in de Rotte zouden aanleggen. Dan wisten ze bijtijds welke kinderen er ‘zoet’  of ‘stout’ waren. Ook sloegen ze dan alvast wat kadootjes, strooigoed en marsepein in. Tsja, want in december is dat allemaal in een mum van tijd uitverkocht. Die keer dat mijn jongens waren wezen kijken langs de Rotte, was de Stoomboot al naar Spanje vertrokken. Jammer voor ze.  

De woede-tranen blijven komen.  Lang was Vera z’n liefje. Haar blik was zo vrolijk en vriendelijk. Nu oogt ze star, afstandelijk en vlak. Schichtig loopt ze langs de Ford.  Angstig bijna. Mijn gejank wordt onbedaarlijk.  Ze mag me niet horen.  Onverstoorbaar stapt ze door. Wat heeft ze toch een mooi figuurtje.

We hadden het zo fijn samen, lekker eten, lachen, praten, tv-kijken. Het was van het ene op het andere moment over. Dat televisieprogramma waar we zo gezellig samen naar keken ….hoe heet dat ook al weer … dat programma met die grappige, chagrijnige man … o ja … ‘de slimste mens’, dat programma is afgelopen, ze staat op, doet haar jas aan en zegt:

‘Je bent wel aardig maar te oud voor mij. Bijna dertig jaar schelen we. Ik heb een  jonge, frisse gast ontmoet. Van mijn eigen leeftijd. We gaan voor een relatie. Hij en ik! En jij en ik?  Wil je vriendschap? Oké. Regelen we. We gaan elkaar ééns per maand zien.’

Ja, dank je de koekoek. Eéns per maand? Razend was hij ... ook nu nog.  Grommend doet hij zijn bivakmuts op, handschoenen aan. Pakt de klauwhamer en de kruiskopschroevendraaier uit de rugzak ... stapt uit en met grote geruisloze stappen, over het ruiterpad, achterhaalt hij haar bijna. Vera wordt gered door een  lijvige bovengrondse boomwortel. Daar struikelt hij over. de val in zijn eigen kruiskopschroevendraaier wordt hem fataal.               

maandag 8 januari 2024

HINKELDEPINKEL.

Mijn vriend Deef heeft een zusje van veertien Frieda. Ze is vier jaar jonger dan ik en beeldschoon. Lief koppie, lang  blond haar, leuke tietjes en rete-brutaal. Het enige dat ze niet mee heeft, is haar rechter been. Dat is een dun, mank, kort poliobeentje. We hebben twee weken ‘met elkaar gelopen’,  gezeten, gevreeën, gezoend. Het gaat me al gauw vervelen dat gehinkelepink naast me, hoe leuk ze ook is. Eerlijk gezegd schaam ik me voor haar. Voel me een beetje voor lul lopen met haar. Hoewel … nooit heb ik er iemand over gehoord. Na die twee weken maak ik het uit. Vanaf die dag, tot op de dag van vandaag, vijfenvijftig jaar later, schaam ik me voor mijn gedrag van destijds. Ik zeg tegen het kind, dat Frieda in feite nog is, dat ik het uitmaak. Zij haalt haar schouders op, zegt: ’Goed dan.’ Draait zich om en loopt bij me vandaan in de richting van haar huis. Ik kan eigenlijk niets beters krijgen dan Frieda, dus misschien is ze wel allang blij dat ze van me af is. Ben dan nou niet bepaald ‘moeders mooiste’.

Ik heb er verder nooit ellende mee gehad. Niemand heeft me ooit verweten dat ik Frieda heb laten stikken. Ik verweet het alleen mijzelf heel erg. Van Deef en haar ouders en zussen heb ik er nooit een kwaad woord over gehoord. Toen ik het mijn vriend vertelde, wist hij nog van niks (of hij deed alsof). Ze heeft er dus haar mond over gehouden thuis. Daar ben ik wel blij om. Want zelf heb ik die twee weken omgang met Frieda  al die jaren beschouwd als misbruik van een minderjarig gehandicapt, meisje. Ik was tenslotte al meerderjarig. ‘Even ge-(mis)bruikt en dan gedumpt, zo heb ik het al die jaren gevoeld. Beneden alle peil.

Jaren later loop Frieda, gearmd met een lange, magere man , me tegemoet in de Zwartjanstraat. Ze is moddervet en nog net zo klein als toen ze veertien was. Hinkeldepinkelde natuurlijk nog net zo. Naast haar loopt een leuk jochie van een jaar of vijf te trekkebenen. Met zijn linker beentje. Ze heeft het dus aan hem doorgegeven. Hij loopt met een voetbal onder zijn arm. Zou hij werkelijk kunnen voetballen? ‘Alles kan, behalve het puntje van je neus bijten,’ zei mijn moeder altijd.

Ondertussen klopt mijn hart  heftig in mijn keel. Ik wil hard terug lopen maar het is al te laat. Zij doet net of ze me niet ziet als we langs elkaar heen lopen … ik sta voor de étalage van Van Haren te kijken … nergens naar.

Deef en Frieda heb ik nooit meer gezien. Via via heb ik gehoord dat Deef op 21 jarige leeftijd aan longkanker is overleden. Ik was toen inmiddels 35 en vijftien jaar getrouwd met een beeldschone vrouw, knap gezichtje, lang blond haar, een lekkere kont, slim en super creatief.