maandag 13 november 2023

SERIE: OPA & OMA DEEL 10: BIECHTEN

Serie: ‘Oma en Opa’.

==============

EERDERE DELEN VAN DE SERIE ‘OPA & OMA’ NOG EENS LEZEN? DAT KAN.

Deze serie wordt ook gepubliceerd op mijn blog: ‘stukkiejee.blogspot.com’.  Daar kan de serie ‘Opa & Oma’ vanaf deel 1 nog eens gelezen worden. 

Door daar op de knop ‘oudere blogs’ rechtsonder te drukken krijg je telkens meer voorgaande afleveringen van de serie te lezen. 

Ook eerder ‘werk’ van mij kan je daar lezen. Met de knop ‘homepage’ kom je weer terug bij het meest recente verhaal.

====================

Deel 10: Biechten

Wat vooraf ging:

Oma Maria heeft open benen. Opa is onbetrouwbaar met zijn kleinkinderen.

Maria is na verkracht te zijn zwanger. In Den Bosch, haar woonplaats, is abortus taboe.  Ze wordt ‘opgeborgen’ in een nonnenklooster. Na de bevalling  kan ze wonen en werken bij rijkelui. 

Maria verlangt naar haar baby; ze breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Ze verdient wat om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar brutaal aanrandt, ontvluchten.

Wijnaldia trekt uit nijd breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’ zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria. Samen met haar gaat ze op zoek naar nieuwe babykleertjes. 

Maria baart Kareltje. Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria, bij de familie in ’t Hout in Schiedam. De familie is goed voor Maria. Met hun oudste dochter, Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt schoonmaken. Dat gaat niet altijd goed. 

En  … komt meneer in ’t Hout in haar buurt … dan voelt Maria kriebeltjes.  Ze is verliefd … en ook verward. Euforische, neerslachtige en schuldgevoelens wisselen elkaar af.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk brengen voor meneer in ’t Hout. Mevrouw is lief voor Kareltje. Dat lijkt Maria te raken … maar het is haar schúldgevoel dat haar beroert.  Woedend is ze op zichzelf om het lelijks dat ze mevrouw in ’t Hout hartsgrondig ‘toewenst’.

Maria verzwijgt haar huisarts dat ze zichzelf toegetakeld heeft. Ze blijft verliefd op meneer in ’t Hout en tegelijk vecht ze daartegen. In een nare droom worden haar gevoelens vergoeilijkt. Ze eindigt bij meneer en  mevrouw in ’t Hout in bed.

Maria droomt, slaapt diep, terwijl Kareltje ligt te brullen. Maria hoort niks. De in ’t Houts worden uit hun slaap gehaald. Ze zijn ontstemd. ‘Dit is eens maar nooit weer’, dreigt meneer in ‘t Hout. Maria’s verliefdheid ebt weg.  

=================

Deel 10: Biechten.

Maria schuift het gordijn opzij. Het is nog zo vroeg en zo donker. Het raam is beslagen.  Door het duister en de aanslag op het raam heen ziet ze een onherkenbaar figuur springen. Ze hoort hem of haar wel wat roepen maar wat precies hoort ze niet. Eerst Kareltje even in zijn bedje leggen dan kan ze het raam omhoog schuiven. Gebonk op het raam. Tot haar verbazing ziet ze dat het Joop Kikkerds is die daar opgewonden staat te doen.

‘Maria, Maria, Ik ben het Joop, van Moerlandt Drukwerk!’

‘Ja,  ik herken je heus wel,’ en … heel vals, denkt ze er meteen achteraan: ‘hoe zou ik zo’n lelijke kop ooit kunnen vergeten,’  …. maar gek genoeg heeft die lelijke kop  tegelijk ook wat vrolijks.

‘Doe de deur even open Maria, ik heb hier wat voor je.’

‘Geef maar door het raam, wat je daar hebt.’

‘Tuurlijk, alsjeblieft Maria,  voor jou. Daaaaag'. En weg is hij.’

Bloemen en een brief geeft Joop. Lief bosje bloemen: gele en rode fresia’s, ze is dol op dat bloemetje. Dan die brief. In een enveloppe van Moerlandt Drukwerk. Maria is verbaasd over het mooie handschrift van Joop:


                                                                                  Schiedam, 16 november 1920

Beste juffrouw Maria,

Ik geef u deze bloemen omdat ik u een friendelijke en ook mooie dame vint.

Wij zijn denk ik ongefeer van de zelfde leefteit en U bent dacht ik net als ik ook alleenstaant, dus denk ik dat wij samen iets zouden kunnen doen. Op een zondag mischien. Ik ben jammer genoeg zelf niet moeders mooiste maar  ik ben wel iemand waar u mee kunt lachen en op kunt vertrouwen.

Deze zondagmiddag zit ik op steildansen dat is ook iets leuks om samen te doen. Maar dan moet u een oppas hebben voor uw kindje.  Op zondagmorgen kunnen we wandelen bij goet weer; dan kan die kleine mee in de wandelwagen; dan heeft u ook geen oppas nodig.

Ik ben beniewt of u ook iets samen met mij wilt doen.


                                                                                                          Met vriendelijke groeten,

                                                                                                          Joop Kikkerd

  

‘Mooie, aardige brief;  wemelt wel  van de stomme fouten,’ dacht Maria, ‘wat moet ik met zo’n man? Ik ga gewoon een paar keer met hem wandelen. Merk dan gauw genoeg of het wat is voor mij.’

Maria gaat deze middag naar de Liduinakerk om te biechten. Mevrouw van ’t Hout past op Kareltje. Maria wil biechten bij pastoor Rotobst, die heeft Kareltje gedoopt. Ze moet lang wachten voor het biechthokje. Gefluister, gebrom,  gesnik en zwaar gehoest klinken uit het biechthokje. Een dame op leeftijd komt snotterend het hokje uit.

Maria is aan de beurt. In het biechthokje knielt ze; haar neus drukt zowat tegen het oor van de pastoor; een gevlochten scheidingswandje zit tussen hun gezichten in. Maria herkent het meteen: de adem van deze Schiedamse pastoor ruikt precies hetzelfde als die van de pastoor uit Den Bosch: jonge jenever.

Ze biecht op dat ze tot over haar oren verliefd is geweest op een getrouwde man. De liefde is over.  De man weet helemaal van niks.

‘Twee weken’, antwoordt Maria, op de vraag van de pastoor hoelang haar gedroom geduurd had.

De pastoor zegt: ’Er zijn ergere dingen, meisje. Bid een Oefening van Berouw. Da’s genoeg.’

‘Iets anders, meneer Pastoor, mijn zoontje is vannacht uit zijn bed gehaald en naast de wc neergelegd, met veel wc-papier over hem heen. Niemand in huis wist er iets van.’

‘Hoe kan ik er dan iets vanaf weten, meisje,‘ vraagt meneer pastoor, ‘dit is geen zonde van jou, meisje, dit is werk van de duivel.’

Maria zat nog wat te bidden voor de biechtstoel. Pastoor  Rotobst komt uit het biechthokje,  kijkt haar zorgelijk aan en zegt: ‘Ik kom snel bij je op huisbezoek, meisje.’



Morgen:  Deel 11:  Vriendje Joep

zondag 12 november 2023

SERIE 'OPA & OMA' DEEL 9: WAAR IS KARELTJE?

 Wat vooraf ging:

Oma Maria heeft open benen. Opa is onbetrouwbaar met zijn kleinkinderen.

Maria wordt jong verkracht en bezwangerd. In Den Bosch, haar woonplaats, is abortus taboe.  Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Na de bevalling  kunnen ze meestal wonen en werken bij rijkelui.

Maria verlangt naar haar baby; ze breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia, trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’ zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, samen met haar gaat ze op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria krijgt een jongen: Kareltje. Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria, bij de familie in ’t Hout in Schiedam. De familie steunt de jonge ongehuwde moeder. Met de oudste dochter van de familie. Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … komt meneer in ’t Hout in haar buurt … dan voelt Maria kriebeltjes.  Ze is verliefd … en ook verward. Euforische gevoelens, diepe neerslachtigheid en schuldgevoelens wisselen elkaar af.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk brengen voor het koor van meneer in ’t Hout. Mevrouw is lief voor Kareltje. Dat lijkt Maria te raken … maar het is meer haar schuldgevoel dat haar beroert.  Woedend is ze op zichzelf om het lelijks dat ze mevrouw in ’t Hout van harte ‘toewenst’.

Maria verzwijgt haar huisarts dat ze zichzelf toegetakeld heeft. Ze blijft verliefd op meneer in ’t Hout; tegelijk vecht ze daartegen. In een nare droom worden haar gevoelens vergoeilijkt. Ze eindigt bij meneer en  mevrouw in ’t Hout in bed.

 

Deel 9: Waar is Kareltje.

Maria! Maria! Mevrouw en meneer van ’t Hout, nog in hun pyjama,  proberen Maria wakker te porren. Ze ligt met haar hoofd onder de dekens. Meneer heeft een huilende Kareltje in zijn armen. De kleine jongen lijkt ontroostbaar. Maria, wakker worden! Ze is wel heel erg diep in slaap. Pas als meneer de kleine jongen naast zijn moeder legt,  gaan Maria’s ogen een klein beetje open.

‘Hallo Kareltje’ zegt ze met een nog slaperige stem, ‘wat is er dan? Waarom moet jij zo huilen?’’ en ze aait hem over zijn bolletje en weer zet hij het op een brullen. Maria pakt hem op en legt hem met zijn hoofdje op haar borst. Snikkend komt het kereltje enigszins tot rust.

Maria zegt dat ze heel diep geslapen heeft; ze heeft er nog vreselijke hoofdpijn van … wat een nare droom  ……eng … soms ook leuk … wat ze nou precies gedroomd had??

Meneer kijkt Maria streng aan en zegt:

‘Vraag je je niet af waarom wij hierbij je staan, Maria?’

‘Geen idee.’

‘Je zoon heeft ons vanmorgen wakker gehuild; het was niet zo’n beetje huilen het ging ons door merg en been. We hebben het even laten gaan, want we dachten dat jij wel wakker zou worden maar toen het eh ..  sorry .. gejank na tien minuten nog niet ophield, het werd eigenlijk alleen maar erger, gingen we maar eens poolshoogte nemen bij jou.’

‘O, wat erg, hoe kan dat nou, dat ik niks gehoord heb …’ zegt Maria.

‘Weet je Maria’,  vervolgde mevrouw,  ‘we geloofden onze ogen bijna niet: jij in diepe slaap en je zoon brullen, brullen, brullen.  Anton en ik snellen naar zijn ledikant  … ik wilde Kareltje pakken maar hij was daar niet! Hoe kan dat nou?! … waar moet hij anders zijn? Overal om ons heen was dat gekmakende babygejank te horen maar we hoorden niet precies waar het vandaan kwam. We keken onder je bed, in je klerenkast, in de dekenkist, in de meterkast, in de kelder en uiteindelijk vonden we hem in het toilet linksachter de wc-pot. Een paar rolletjes wc-papier was helemaal afgerold en over Kareltje  gedrapeerd. Hoe is dat kind daar in godsnaam gekomen?'

‘Kruipen kan hij als de beste’ zegt Anton. ‘Maar hij kan nog niet alleen zijn bedje uit. Maria, sorry hoor, maar ik denk dat je zelf je zoontje naar de toilet hebt gebracht. Misschien dat je het niet meer weet, omdat je te moe was of misschien een borreltje te veel op had.’

‘Maar ik weet zeker dat ik hem in zijn ledikantje heb gelegd. Ja, ik was moe. Hij was ook moe, hangerig. Ik heb hem in zijn bedje gelegd, ik heb het licht uit gedaan en ben ook gaan slapen. En ik heb beslist géén borreltjes gedronken!’

Meneer zegt tegen Maria dat hem eigenlijk niet kan schelen of zij nu wel of niet haar zoon naast de wc heeft gelegd. Hij wil  gewoon rust in zijn huis en dus niet de onrust van deze nacht.  Nog eens zo’n nacht en ze kan vertrekken.  Als ze dat maar weet. De van ’t Houtjes groeten Maria en gaan naar boven.

Maria is ten einde raad. Wat is er vannacht gebeurd met Kareltje? Ze weet van niks.

‘Nog eens zo’n nacht en ze kan vertrekken’, ongelooflijk, wat een enorme lul. Het kan snel gaan: in nauwelijks een minuut is een gigantisch gevoel van verliefdheid helemaal uit Maria’s lijf verdwenen.

Er wordt geklopt op het raam van Maria; ze stapte uit bed met Karel op haar arm en gaat kijken wie er is.

 

Morgen: Deel 10: Biechten.

zaterdag 11 november 2023

SERIE 'OMA & OPA' DEEL 8: EEN LICHTE DROOM.

 

Deel 8: Een lichte droom.

Wat vooraf ging:

Oma Maria loopt moeilijk: ‘open benen’. Opa is niet te vertrouwen met zijn kleinkinderen.

Maria wordt op haar 17e verkracht en bezwangerd. In Den Bosch, haar woonplaats, is abortus taboe.  Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna  kunnen ze meestal wonen en werken bij rijkelui.

Maria kan niet wachten op haar kindje. Breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia, trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’ zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, samen  met haar gaat ze op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria krijgt een jongen: Kareltje. Steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria. Bij de familie in ’t Hout in Schiedam. De familie steunt de jonge ongehuwde moeder. Met de oudste dochter van de familie. Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn manier mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … komt meneer in ’t Hout in haar buurt … dan voelt Maria kriebeltjes in haar buik.  Ze is verliefd … en ook verward. Euforische gevoelens, diepe neerslachtigheid en schuldgevoelens wisselen elkaar af.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk brengen voor het koor van meneer in ’t Hout. Mevrouw is lief voor Kareltje. Dat lijkt Maria te raken … maar het is meer haar schuldgevoel dat haar beroert.  Woedend is ze op zichzelf om het lelijks dat ze mevrouw in ’t Hout van harte ‘toewenst’.

 

Deel 8. Een lichte droom.

‘Mevrouw van ’t Hout,’ zegt de huisarts, ‘u wordt echt wat te zwaar en door die extra kilo’s, gaat alles wat u doet, u wat moeilijker af. Ik zal een dezer dagen een schema bij u in de bus stoppen, dat kunt u dan gebruiken om af te vallen … als u wilt natuurlijk.’

‘Nee, laat u maar, hartelijk dank, ik voel me prima zo, dag dokter.’

‘ Oh, nou, dag mevrouw.’

Maria is, samen met Kareltje, bezig met het aanvegen van de hal. Dat is meestal haar eerste klus van de dag. De dokter, die net afscheid heeft genomen van mevrouw van ’t Hout, groet Maria; ze groet de dokter wel terug maar ze kijkt hem niet aan … ze knielt even bij Kareltje, aait hem over zijn hoofdje en fluistert hem iets toe. Hoewel Maria en de dokter elkaar nog niet kennen vindt hij het gedrag van haar een beetje vreemd.

’Mag ik me even voorstellen, ik ben dokter Fontein en als ik me niet vergis, bent u onlangs bij mij ingeschreven als patiënt.’

‘Ik ben Maria Martens, ik werk hier voor de familie  ….’

Dan ziet de dokter Maria’s gezicht. Ze liegt tegen hem dat ze vannacht haar bed uit moest om te plassen en toen met haar gezicht hard tegen een openstaande deur is aan gelopen en daarna is gevallen. Daardoor is haar gezicht behoorlijk opgezwollen. De dokter vroeg of hij haar gezicht even mocht onderzoeken. Hij keek er bedenkelijk bij:

‘Ben je absoluut zeker van dat verhaal met die deur, Maria? Mij lijkt het er meer op dat iemand je een paar klappen in je gezicht heeft verkocht.’

Maria blijft bij haar verhaal.

‘Ik heb daar helaas geen medicijnen voor, Maria, het zijn onderhuidse bloedingen, die moeten uit zichzelf genezen en dat heeft tijd nodig; de bloedingen zullen op je gezicht blauw, groen en geel kleuren  … nou sterkte ermee en als je last krijgt, kom dan naar mijn spreekuur.’

‘Ja, goed, dag dokter’ en tegen Kareltje zegt ze: ‘Zwaai maar:  dag dokter.’

Kareltje gaat die avond vroeg onder de wol; vroeger als anders. Hij heeft de hele dag zijn moeder geholpen; daar zal hij wel flink moe van zijn. Maria is trouwens ook dood op en gaat vroeg naar bed.

Ondanks dat ze meneer van ’t Hout niet onder ogen durft komen, blijven haar  onwillekeurige liefdevolle gevoelens voor hem nog altijd heftig opspelen en even heftig bindt Maria de strijd aan met die gevoelens.

Maria ontwaakt uit een lichte droom en ziet aan weerskanten van haar twee vrijwel identieke figuren op haar bed zitten. Ze zijn gekleed in zwarte capes met capuchons. Alleen hun gezicht is zichtbaar. Vriendelijk lachen ze haar toe.  Met hun woorden, gehuld in omfloerst stemgeluid, willen ze Maria laten geloven, dat  haar liefde voor meneer  geen probleem is, dat haar liefde puur is, eerlijk, authentiek. Straffen is hier niet gepast.

‘Kom, Maria, kom,’ zeggen de capes in koor,’ kom met ons mee naar de slaapkamer van mevrouw en meneer.’

Maria sputtert wat tegen.

‘Kom Maria, loop tussen ons in naar de slaapkamer van mevrouw en meneer; daar schenken we jou aan meneer.’

De capes leggen Maria zachtjes tegen meneer aan.

Vredig ligt Maria te slapen in de armen van meneer … tot mevrouw ontwaakt en in háár bed, háár Anton met Maria ziet; dan krijst ze hysterisch: ‘Maria! Hoer! Wegwezen en gauw. Ophoepelen. Anton, word wakker verdomme: heb jij dit geregeld, klootzak die je d’r bent!?

 

Morgen: Deel 9: Waar is Kareltje?

vrijdag 10 november 2023

SERIE 'OMA & OPA': DEEL 7. EEN ONBEDAARLIJKE HUILBUI.

7. Een onbedaarlijke huilbui.

Wat vooraf ging:

Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Maria wordt op haar 17e verkracht en bezwangert. Abortus is taboe in haar woonplaats Den  Bosch.  Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt meestal werken bij rijkelui.

Maria kan niet wachten op haar kindje. Breit zelf kleertjes. Ze maakt de kamer van hoofdzuster Wijnaldia schoon. Zo verdient ze centjes om wol te kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar aanrandt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, samen  met haar gaat ze op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria. Bij de familie in ’t Hout in Schiedam kan Maria terecht. De familie biedt de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft. Met de oudste dochter van de familie. Lidwien, heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn maniermee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … wanneer meneer in ’t Hout in haar buurt komt  … voelt Maria kriebeltjes zoals ze eigenlijk mog nooit eerder heeft gevoeld.  Ze is verliefd op hem ... en ook verward. Haar euforie wordt afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid. Schuldgevoelens maken zich van haar meester.

 

7.Een onbedaarlijke huilbui.

Er wordt aangebeld bij huize van ‘t Hout. Maria doet open. Ze laat de huilende Kareltje even alleen in zijn ledikantje. Voor de deur staat een man met een rond, kaal, ongeschoren hoofd, vol puisten, een zeer brede mond en flaporen. Hij zegt dat hij, Joop Kikkerds is, van Moerlandt Drukwerk. Hij komt een paar dozen drukwerk brengen voor het kerkkoor. Kareltje is opgehouden met huilen.

Maria weet, dat meneer van ’t Hout in het kerkkoor zingt en voorzitter is van de koorvereniging. Voordat ze er erg in heeft, heeft Joop Kikkerds alle dozen al in de gang gezet.  Het zijn tien dozen in totaal. Maria tekent de bon af. Ze  gaat snel naar haar kamer om te zien hoe het met haar kleine jochie is. Hij is de hele dag zo huilerig geweest, het zal haar niks verbazen, als hij ziek wordt

Mevrouw van ’t Hout staat gebogen over Kareltjes ledikant. Heel lief en zacht hoort zij mevrouw van ’t Hout zingen:

’Schaapje, schaapje, heb je witte wol?’

bolletje‘Ja baas, ja baas, drie zakken vol ……...’

en Maria ziet mevrouw tijdens het zingen Kareltje over zijn bolletje aaien. Hij is nu ontspannen; hij zal inmiddels wel slapen.

Zomaar, uit het niets, begint Maria onbedaarlijk te huilen. Mevrouw van ’t Hout schrikt daar van. Kareltje blijft slapen als een roos. Mevrouw loopt naar Maria toe en sluit haar in haar armen.  Mevrouw zwijgt en laat Maria uithuilen op haar schouder. Zo blijven ze nog even in de omarming staan.

‘Ik vond het lief van u, dat u dat deed … dat u zo lief was voor Kareltje … toen ik u bezig zag, moest ik ineens heel hard huilen … en nu bijna weer,’ zegt Maria.

‘Ach ja,’ zei mevrouw,’ die kleine jongen was helemaal overstuur en jij was aan het werk met Joop Kikkerds, toen dacht ik, kom, ik ga Kareltje even troosten.’

Ze hoort halverwege haar zin mevrouw al niet meer praten. Maria moest helemààl niet huilen omdat ze mevrouw zo lief vond … ze moest huilen omdat ze zichzelf een gemeen en schijnheilig loeder vindt … in haar heimelijkste fantasieën is zij vaak intiem met meneer van ’t Hout … alleen al met die fantasíéën bedriegt zij die lieve mevrouw van ‘t Hout …  en het gaat maar door en door in haar hoofd, terwijl zoiets beslist niet kan of mag.

Ze laten elkaar los uit de omarming.

‘Bedankt mevrouw, dat was fijn,’ zei Maria.

‘Als ik je ergens mee kan helpen … laat me dat dan weten,’ zegt mevrouw, die naar beneden naar de woonkamer gaat.

Maria kan best  bedenken, hoe mevrouw haar kan helpen: door er met een nog knappere man vandoor te gaan dan die ze nu al heeft of door plotseling zomaar ineens spoorloos te verdwijnen of  door ongeneeslijk ziek te worden …

Walgelijk Maria, verachtelijk. Ze straft zichzelf voor deze gedachten door zichzelf hard in haar gezicht te stompen. 

 

Morgen: Deel 8: Een lichte droom.

donderdag 9 november 2023

SERIE: 'OPA EN OMA' DEEL 6: HOTELDEBOTEL

Wat vooraf ging:

Mijn lieve oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Een dronkenlap verkracht en bezwangert Maria. Ze is dan 17. Abortus is taboe in het katholieke Den  Bosch, waar zij woont. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ‘opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt werk bij rijkelui.

Maria verlangt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), trekt de breisels van Maria uit elkaar. ‘Collega’zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar en gaat samen  met haar op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een jongen: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

Bij de familie in ’t Hout in Schiedam vindt Maria, werk, onderdak en de onontbeerlijke steun die een jonge ongehuwde moeder nodig heeft. Met de oudste dochter, Lidwien, van de familie heeft Maria een klik. Kareltje helpt op zijn manier ook mee met schoonmaken. Dan gaat er wel eens iets fout.

En  … wanneer meneer in ’t Hout in haar buurt komt  … voelt ze kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder heeft gevoeld.

 

Deel 6. Hoteldebotel.

Het kon haast niet anders, wist Maria, dit moest wel zoiets als verliefdheid zijn. Telkens als meneer van ’t Hout in de buurt kwam ging haar hart wat sneller kloppen maar ook ging ze allerlei dingen veel te gehaast en dus fout doen. Zo spoelde ze het lekkere groenteprakje, dat ze nog maar net voor Kareltje had klaar gemaakt,  zonder nadenken, door de gootsteen en haar zoontje, dat eerst verbaasd keek, zette vervolgens een keel op, want hij zag zijn lekkere hapje weggespoeld worden.

’s Ochtends om zeven uur ging meneer van ’t Hout altijd naar zijn werk. Normaal lag Maria dan nog in bed, al dan niet te tutten met Kareltje maar nu schoot ze elke dag haar duster aan, liep snel met haar kind in haar arm naar het raam en keek meneer door een kier van het gordijn na, zo lang als ze hem maar kon zien. Haar ademhaling raakte daar al helemaal van slag van.

 

Maria was nou wel verliefd maar blij was ze niet, want eigenlijk kan het toch helemaal niet. Meneer van ’t Hout was getrouwd met mevrouw van ’t Hout en Maria vond ze alle twee zò aardig. Hoeveel hadden ze al niet voor haar gedaan?! 

Ze kon haar verliefdheid, haar blijheid, haar opgewondenheid gewoonweg niet onderdrukken. Niet als ze allèèn was. Niet als ze met Kareltje, Lidwien of mevrouw van ‘t Hout was maar helemaal niet als hij in de buurt was. Ze smolt voor hem. Als hij in de buurt was,  was Maria altijd helemaal hoteldebotel. Maar die euforie van Maria werd afgewisseld door momenten van diepe neerslachtigheid.

Meneer van ’t Hout vond Kareltje duidelijk  een leuk ventje. Hij had erg te doen gehad met het kleine mannetje toen het zijn arm gebroken had. Sinds die tijd had hij er een gewoonte van gemaakt om zo af en toe bij Maria en haar zoontje langs te wippen. Ook mevrouw van ’t Hout kwam geregeld mee.  Thee werd er dan gedronken; soms nam meneer een flesje wijn mee, dat ze met z’n drieën gezellig opdronken. Er werd dan steeds luider gesproken; volop gelachen en wat meneer en mevrouw niet  konden weten was, dat Maria er niet echt bij was bij de gesprekken. Maria zei wel eens wat maar wat ze zei, stelde niet zo veel voor. Onder hun zeer vrolijke gesprekken,  vleide zij zich in haar fantasie tegen hem aan en kuste zijn hals en zijn wangen.

Ze kotste van zichzelf als ze, eenmaal uit die fantasie,  de leuke mevrouw van ’t Hout zag. Leuk als mens dan, vond Maria. Lief ook, hartelijk  en een uitstekende moeder. Ze was alleen niet zo mooi als ik, dacht Maria. Er konden wel wat kilootjes vanaf. Voor haar leeftijd had ze ook al een behoorlijke onderkin … maar eigenlijk misstond die haar niet eens. En ja, ze had ook een lui oog maar daar kon ze helemaal niks aan doen.

Maria vroeg zich af of meneer haar in zijn fantasie zou omhelzen of misschien iets anders zou doen.

Maar dit mag, verdorie  allemaal niet, dit kan niet, dit wil ik niet, dit moet stoppen.

 

Morgen: deel 7. Een huilbui.

woensdag 8 november 2023

SERIE 'OPA & OMA'. DEEL 5: KRIEBELTJES.

Wat vooraf ging:

Oma Maria is een lieve vrouw. Ze heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Als jong meisje woont Maria  in Den Bosch. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd haar. Ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke Den  Bosch. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt meestal werk bij rijkelui in de stad.  Maria is pas over drie maanden uitgerekend.

Zij is trots op haar buikje. Ze verlangt echt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), vernielt laaghartig de breisels voor het kindje van Maria. Zij maakt flink stampij in het klooster. Zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar enigszins en gaat samen  met Maria op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een gezonde knul: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

 

Deel 5: Kriebeltjes.

Het was een lot uit de loterij, de kamer, die zuster Ephraïm had geregeld voor Maria en haar Kareltje. Ze wonen er sinds Kareltje ruim twee maanden was ... hij is nu bijna zestien maanden. De kamer was zonder meer grandioos: keurig behangen en gewit; het daglicht kon volop de kamer in en het was er niet gehorig: echt zo’n kamer in een rijkelui’s huis … er was er niet behangen maar er hingen tapijten aan de wanden en de vloerbedekking bestond uit dikke Oosterse tapijten. De woning waarin Maria woonde was eigendom van de familie van ’t Hout. Het was de eerste keer dat de familie van ’t Hout onderdak bood aan een ongehuwde moeder met haar kindje en het was hun er zeer aan gelegen om Maria en Kareltje zich thuis te laten voelen in hun huis. De familie van ’t Hout had zelf twee kinderen een jongen van vijf en een meisje van zeven. Meneer en mevrouw van ’t Hout wisten natuurlijk van het tehuis dat Maria vrijwel niks mee zou nemen voor de baby.  Daarom besloten ze om de spulletjes, die niet meer nodig waren voor hun eigen kinderen in bruikleen te geven aan Maria. Ze was er dolblij mee; vooral was ze blij met het antieke, massief eiken ledikantje, dat was een markant en natuurlijk rustpunt in de kamer.

Maria wóónde niet alleen in een imposant huis, van haar werd ook verwacht dat ze er zou werken, dat  was in  feite de overeenkomst: Maria gebruikt de kamer en houdt in ruil daarvoor het huis schoon.

Het was een hels karwei, vier kolossale kamers, een ruime keuken, een rommelzolder en een voorraadkelder en daarnaast moest er ook nog een klein ventje opgevoed worden. Kareltje, met zijn grappige rooie haartjes en zijn sproetenkoppie, was een bewegelijk mannetje dat Maria constant goed in de gaten moest houden. Hij was nu net op de leeftijd, dat hij het leuk ging vinden om samen met zijn moeder schoon te maken, met zijn eigen bezempje, zijn eigen stoffer-en- blikje. In haar eigen kamer had Maria al haar spulletjes zo weg gezet dat Kareltje er niet bij kon maar  in die andere kamers stonden de dingen (bloemenvazen, pennen, schemerlampen, asbakken) te veel voor het grijpen voor hem. Er was een tijd dat hij makkelijk even in de box kon worden gezet maar daar hoefde je nu niet meer bij Karel mee aan te komen, want dan zou hij de hele boel bij mekaar blèren.

De enthousiaste hulp die Maria zo af en toe kreeg van Lidwien, de zevenjarige, iets te dikke, dochter van de familie van  ’t Hout, was meer dan welkom.   Voorlezen deed Lidwien graag, ook als Karel eigenlijk veel te snel de bladzijden omsloeg.

Zij bouwde hoge blokkentorens en hij gooide ze kraaiend van plezier weer om en op de Verkade koektrommel drumden ze samen, luid en duidelijk, de fraaiste ritmes.

Maria was aan het schoonmaken op de slaapkamer van Lidwien, op eerste verdieping. Kareltje en Lidwien gingen beneden spelen. Maria vond het goed. Kareltje was intussen zo ver, dat hij achteruit de trap af kon kruipen. De zorgzame Lidwien liep voor hem, achteruit, naar beneden. Halverwege de trap verloor de kleine man zijn evenwicht. Hij viel achterover en nam Lidwien in zijn val mee. De schrik was groot, de kinderen konden lang niet stoppen met heel erg te huilen. Mevrouw van ’t Hout en Maria spraken troostende woordjes tegen de kinderen en streelden over hun hoofdjes. Ook de vijfjarige Ruud, het kleine broertje van Lidwien legt troostend zijn handje op het hoofd van zijn zus. Mevrouw  van ’t Hout telefoneerde naar de huisarts en vroeg hem met spoed te komen.  De letsels waren niet mis: Lidwien had drie gekneusde ribben, op haar rug en Kareltje  had een gebroken rechterarm.

Meneer van ’t Hout kwam na zijn werk, regelmatig bij Maria informeren hoe het met Kareltje ging; of hij nog pijn had, wanneer het gips er af mocht. Als Maria het goed vond,  nam hij het kereltje in de wandelwagen mee als hij met zijn eigen kinderen een wandeling ging maken. Hij had duidelijk met Kareltje te doen. Meneer van ’t Hout was echt een leuke man, had aandacht, hij kon echt naar je luisteren.  Hij had mooie donkere kostuums, was meestal netjes geschoren en zijn haar zat altijd pico bello.

Het was in díé tijd dat Maria zich bewust werd van ‘kriebeltjes’ in haar lijf, wanneer meneer in ’t Hout in de buurt was … kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder had gevoeld. 

 

Morgen: deel 6:   Hoteldebotel.

dinsdag 7 november 2023

SERIE 'OPA & OMA'. DEEL 4: DIE DUIVEL

Wat vooraf ging.

Oma Maria heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. We spelen bij opa en oma thuis het door opa zelf bedachte  ‘kabouterspel’. Jammer was toen wel dat opa niet  met zijn worstvingers en ongeschoren kin van me kon afblijven.

Maria woont als jong meisje in Den Bosch. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd Maria; ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke Den  Bosch. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters ondergebracht. Tot drie maanden na de bevalling mogen ze daar blijven. Daarna gaan ze, tegen kost en inwoning, werken bij welgestelde families.  Voor Maria is het nog niet zo ver. Ze heeft nog drie maanden te gaan.

Maria schaamt zich beslist niet voor haar zwangerschap. Ze kijkt verlangend naar haar kindje uit. Breit zelf volop  kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria ontvlucht de leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikte.

Deel 4. Een duivel.

Maria loopt op alledag. Haar verblijf in Huize Magdalena is er de laatste weken niet leuker op geworden. Zuster Wijnaldia heeft de afwijzing door Maria niet kunnen aanvaarden; vanaf die dag is Maria door haar genegeerd.

Toen Maria kort geleden, nadat ze haar werk gedaan had, weer in haar kamer terugkwam barstte ze meteen in woede uit.  Midden in haar kamertje lagen namelijk de zo liefdevol door haar gebreide babykleertjes opgestapeld  … ze waren alleen niet meer als zodanig herkenbaar, want alle breisels waren ruw uitgetrokken. Woedend schopte Maria de stapel door haar kamer en ze schreeuwde zo hard, dat iedereen het in het hele tehuis kon horen, wie haar dit had aangedaan.

‘Wijnaldia, is een duivel!’ bleef ze schreeuwen en ze bleef zo hard op de vloer springen als ze maar kon.

Na enige tijd klopte de kleine, lieve zuster Epraïm aan haar deur. Het lawaai dat Maria maakte duurde haar wat te lang. Ephraïm kon wel iets van de boosheid van Maria begrijpen, ze had iets van de geschiedenis gehoord maar ze wist zeker dat het voor Maria in haar positie ronduit slecht zou zijn om zo lang, zo hard te springen; dan zou het wel eens mis kunnen gaan; zeker in dit stadium van de zwangerschap. Zuster Ephraïm zei, dat het niet de eerste keer is dat iets dergelijks zich binnen de muren van dit tehuis zich heeft afgespeeld. Zuster Ephraïm troostte Maria en zei tegen haar dat ze zich er ter wille van haar op komst zijnde kindje beter niet al te druk om kon maken. Er is toch niemand hier, die iets gezien heeft en als er wel iemand is die wat gezien heeft, dan durft ie toch niks te zeggen. Ephraïm wist wel iets van wat er zich tussen Wijnaldia en Maria had afgespeeld en bekende eerlijk dat zij, ook al had zij de hoofdzuster Maria’s kamer in en uit zien gaan, dat zij dan nog Wijnaldia niet openlijk zou durven beschuldigen.  Ik wordt zonder pardon dit tehuis uitgezet en waar moet ik dan naar toe? Buiten dit tehuis heb ik niemand. Nee, Maria verwacht in dit huis geen rechtvaardigheid.

Samen met Maria gaat Ephraïm in de grote verzameling van het tehuis de nodige babykleertjes bij elkaar zoeken, want alles weer opnieuw gaan breien lukt natuurlijk nooit.

 

Het is inmiddels de negende maand plus een week. Tien dagen geleden is Maria bevallen van een stevige jongen van acht pond. Karel heeft ze hem genoemd. Hij was vijf dagen te laat maar dat was volgens zuster Ephraïm geen probleem. Ze was  echt heel lief en zorgzaam zuster Ephraïm, zowel voor Kareltje als voor Maria.  Kareltje zag er leuk uit; ze hadden gelukkig nog heel leuke kleren kunnen vinden in de tehuisvoorraad.

 

 

Maria wilde nu wel zo snel mogelijk weg uit Huize Magdalena. Ze was zelfs bang dat die duivelse Wijnaldia haar Kareltje nog iets zou aandoen. Ephraïm dacht dat het beter zou zijn voor Maria met verhuizen te wachten tot  twee maanden na de geboorte van Kareltje.  Tot die tijd wilde Ephraïm alvast voor haar uitkijken naar werk en woonruimte.