Posts tonen met het label grandioos. Alle posts tonen
Posts tonen met het label grandioos. Alle posts tonen

woensdag 8 november 2023

SERIE 'OPA & OMA'. DEEL 5: KRIEBELTJES.

Wat vooraf ging:

Oma Maria is een lieve vrouw. Ze heeft ‘open benen’; opengekrabbeld door haar ‘rotkat’. Opa gaat over mijn grenzen: hij betast me met zijn worstvingers en schuurt zijn ongeschoren kin langs mijn wangen.

Als jong meisje woont Maria  in Den Bosch. Een dronkenlap verkracht en bezwangerd haar. Ze is dan 17. Abortus is ‘not done’ in het katholieke Den  Bosch. Zwangere meisjes worden in nonnenkloosters opgeborgen’. Tot drie maanden na de bevalling. Daarna volgt meestal werk bij rijkelui in de stad.  Maria is pas over drie maanden uitgerekend.

Zij is trots op haar buikje. Ze verlangt echt naar haar kindje. Breit zelf kleertjes. Met schoonmaken van de kamer van hoofdzuster Wijnaldia  verdient ze wat geld om wol te kunnen kopen. Maria moet de  leugenachtige Wijnaldia, die haar misbruikt, haastig ontvluchten.

Wijnaldia (‘een duivel’ is ze), vernielt laaghartig de breisels voor het kindje van Maria. Zij maakt flink stampij in het klooster. Zuster Ephraïm, lief en behulpzaam, ‘ontfermt’ zich over  Maria, kalmeert haar enigszins en gaat samen  met Maria op zoek naar nieuwe kleertjes.

Maria bevalt van een gezonde knul: Kareltje. Haar steun en toeverlaat Ephraïm, regelt woonruimte en werk voor Maria.

 

Deel 5: Kriebeltjes.

Het was een lot uit de loterij, de kamer, die zuster Ephraïm had geregeld voor Maria en haar Kareltje. Ze wonen er sinds Kareltje ruim twee maanden was ... hij is nu bijna zestien maanden. De kamer was zonder meer grandioos: keurig behangen en gewit; het daglicht kon volop de kamer in en het was er niet gehorig: echt zo’n kamer in een rijkelui’s huis … er was er niet behangen maar er hingen tapijten aan de wanden en de vloerbedekking bestond uit dikke Oosterse tapijten. De woning waarin Maria woonde was eigendom van de familie van ’t Hout. Het was de eerste keer dat de familie van ’t Hout onderdak bood aan een ongehuwde moeder met haar kindje en het was hun er zeer aan gelegen om Maria en Kareltje zich thuis te laten voelen in hun huis. De familie van ’t Hout had zelf twee kinderen een jongen van vijf en een meisje van zeven. Meneer en mevrouw van ’t Hout wisten natuurlijk van het tehuis dat Maria vrijwel niks mee zou nemen voor de baby.  Daarom besloten ze om de spulletjes, die niet meer nodig waren voor hun eigen kinderen in bruikleen te geven aan Maria. Ze was er dolblij mee; vooral was ze blij met het antieke, massief eiken ledikantje, dat was een markant en natuurlijk rustpunt in de kamer.

Maria wóónde niet alleen in een imposant huis, van haar werd ook verwacht dat ze er zou werken, dat  was in  feite de overeenkomst: Maria gebruikt de kamer en houdt in ruil daarvoor het huis schoon.

Het was een hels karwei, vier kolossale kamers, een ruime keuken, een rommelzolder en een voorraadkelder en daarnaast moest er ook nog een klein ventje opgevoed worden. Kareltje, met zijn grappige rooie haartjes en zijn sproetenkoppie, was een bewegelijk mannetje dat Maria constant goed in de gaten moest houden. Hij was nu net op de leeftijd, dat hij het leuk ging vinden om samen met zijn moeder schoon te maken, met zijn eigen bezempje, zijn eigen stoffer-en- blikje. In haar eigen kamer had Maria al haar spulletjes zo weg gezet dat Kareltje er niet bij kon maar  in die andere kamers stonden de dingen (bloemenvazen, pennen, schemerlampen, asbakken) te veel voor het grijpen voor hem. Er was een tijd dat hij makkelijk even in de box kon worden gezet maar daar hoefde je nu niet meer bij Karel mee aan te komen, want dan zou hij de hele boel bij mekaar blèren.

De enthousiaste hulp die Maria zo af en toe kreeg van Lidwien, de zevenjarige, iets te dikke, dochter van de familie van  ’t Hout, was meer dan welkom.   Voorlezen deed Lidwien graag, ook als Karel eigenlijk veel te snel de bladzijden omsloeg.

Zij bouwde hoge blokkentorens en hij gooide ze kraaiend van plezier weer om en op de Verkade koektrommel drumden ze samen, luid en duidelijk, de fraaiste ritmes.

Maria was aan het schoonmaken op de slaapkamer van Lidwien, op eerste verdieping. Kareltje en Lidwien gingen beneden spelen. Maria vond het goed. Kareltje was intussen zo ver, dat hij achteruit de trap af kon kruipen. De zorgzame Lidwien liep voor hem, achteruit, naar beneden. Halverwege de trap verloor de kleine man zijn evenwicht. Hij viel achterover en nam Lidwien in zijn val mee. De schrik was groot, de kinderen konden lang niet stoppen met heel erg te huilen. Mevrouw van ’t Hout en Maria spraken troostende woordjes tegen de kinderen en streelden over hun hoofdjes. Ook de vijfjarige Ruud, het kleine broertje van Lidwien legt troostend zijn handje op het hoofd van zijn zus. Mevrouw  van ’t Hout telefoneerde naar de huisarts en vroeg hem met spoed te komen.  De letsels waren niet mis: Lidwien had drie gekneusde ribben, op haar rug en Kareltje  had een gebroken rechterarm.

Meneer van ’t Hout kwam na zijn werk, regelmatig bij Maria informeren hoe het met Kareltje ging; of hij nog pijn had, wanneer het gips er af mocht. Als Maria het goed vond,  nam hij het kereltje in de wandelwagen mee als hij met zijn eigen kinderen een wandeling ging maken. Hij had duidelijk met Kareltje te doen. Meneer van ’t Hout was echt een leuke man, had aandacht, hij kon echt naar je luisteren.  Hij had mooie donkere kostuums, was meestal netjes geschoren en zijn haar zat altijd pico bello.

Het was in díé tijd dat Maria zich bewust werd van ‘kriebeltjes’ in haar lijf, wanneer meneer in ’t Hout in de buurt was … kriebeltjes zoals ze eigenlijk nooit eerder had gevoeld. 

 

Morgen: deel 6:   Hoteldebotel.

maandag 3 juli 2023

TALENTEN.

Ze heeft me nog niet teruggeschreven. Vlak voordat ik ons huis verliet, dat daarna ons huis nooit mee zou zijn, mailde ik haar:

‘Dag Carole,

Ik vond het altijd fijn om heel dicht bij jou te zijn.

Love,

Jee’

Ik had het berichtje nog maar net verstuurd of ik had er al weer spijt van. Ik had eronder moeten zetten:

‘Love forever,

Jee.’

Want nooit, nooit, nooit, nooit zal ik haar vergeten. Ook al gedroeg ik mij als een hork en ook al was zij soms een arrogante frigide trut, ze was altijd mijn muze èn mijn maximaal bereikbare vrouw.

Een vrouw van het zelfde kaliber als Carole, zowel qua (emotionele) intelligentie  als qua creativiteit zal nooit meer mijn zijde kiezen.  Misschien is dat maar goed ook. Een huwelijk waarin de vrouw in alle opzichten talentrijker is dan de man is misschien wel tot mislukken gedoemd. Althans. Zo ging dat tussen mij en Carole. Vooral door toedoen van mij.

Toen we elkaar in 1970 leerden kennen voelde ik het al. Dat het toch niet waar kon wezen!? Hoe kon zo’n supergirl nou verliefd worden op zo’n lulletje als ik. Echt, zo voelde ik het toen. Ze had slimme vrienden en vriendinnen met wie ze met speels gemak discussieerde. Maar in hun omgeving voelde ik me te stom om voor de duvel te dansen.  Ik wist, hoewel ik een arbeiderskind was, helemaal  niks van Marx , Engels of het socialisme en na een opmerking daarover van  één van haar vrienden stond ik al met mijn mond vol tanden. Toen vond ze dat nog geen probleem, want ik was een mooie jongen, was lief, vriendelijk.  Een lekker speelpoppetje.  Alleen jammer dat ik van voetballen hield. Kamme voorstellen.

‘Waarom huil je’, vroeg ze aan me.

‘Ik weet het niet’, zei ik. Maar ik wist best wel waarom.

‘Dit gaat niet lukken,’ wist ik toen al.

Zij had zo veel talenten. Kon zo mooi tekenen en schilderen. Het eerste wat ze deed was een werkelijk grandioos portret van mij schilderen. O, wat was ik trots. Iedereen die het nu nog wil zien zou ik het willen laten zien, omdat het zooooo prachtig is èn omdat ik er zelf zo geweldig mooi op sta. Dat schilderij hangt nu nog steeds bij mij thuis. Gratis te bezichtigen. Onder het genot van een kopje thee.

Ze was muzikaal, ze zong, was een mooie alt, speelde blokfluit, gitaar en viool.  Ze danste in de buitencategorie, niet volgens de stijve dansschoolregeltjes maar lekker impulsief en waanzinnig opwindend.

Bijzonder was ook haar gave om even een film of een boek samen te vatten. Schrijven kon ze ook al. Geen verhaaltje over een raar knalgeel mannetje in een vijver. Dat vond ze  maar flauwekul. Dat liet ze wijselijk aan anderen over (aan mij bijvoorbeeld). Schrijven deed ze vooral  tegen hen die hun sociale plichten verzaakten. Die nagelde ze verbaal meedogenloos aan de schandpaal.

Toen ik haar in Utrecht ontmoette, die vrijdag de 13e (!!) februari 1970 ‘studeerde’ ik aan de academie voor expressie door woord en gebaar. Zeg maar een soort toneelschool. Ik volgde daar een opleiding drama docent. Een bange leerling was ik daar, die eigenlijk op theatergebied helemaal niks durfde. Ideeënloos was ik ook. Ik was een ‘glamourboy’ (alleen mijn schouders hadden net een tikkie breder mogen zijn) en een angstige theaterschoolleerling. Dáár kickte Carole toentertijd op!? Ze kon die dag natuurlijk niet alles ineens zien van me.

Ik had geen enkel talent.

Tsja, ik kon een beetje voetballen, vooral keepen, maar dat interesseerde Carole geen bal.

Het vrijen en zoenen was toen nog lekker. Vond ik tenminste!